ECLI:NL:RBAMS:2024:3775

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
25 juni 2024
Zaaknummer
13/125022-20; 23/002102-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met verpleging na geweldsmisdrijf met terroristisch oogmerk

Op 25 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak van een terbeschikkinggestelde, die eerder ter beschikking was gesteld na veroordelingen voor vernieling, brandstichting met terroristisch oogmerk en aanranding. De rechtbank oordeelde dat er evident sprake was van een geweldsmisdrijf, wat leidde tot de conclusie dat de terbeschikkingstelling met verpleging ongemaximeerd moest worden verlengd. De vordering tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar werd ingediend door de officier van justitie op 17 april 2024. De rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde, zijn raadsman en deskundigen gehoord tijdens een openbare zitting op 11 juni 2024. De terbeschikkinggestelde vertoonde problematiek zoals een licht verstandelijke beperking, een traumastoornis en een stoornis in cannabisgebruik. De rechtbank concludeerde dat de behandeling en resocialisatie meer tijd in beslag zou nemen dan de resterende tijd bij een verlenging van de terbeschikkingstelling. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen eiste dat de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar werd verlengd, gezien het hoge recidiverisico en de onrustige periode die de terbeschikkinggestelde had doorgemaakt. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/125022-20; 23/002102-21
Beslissing op vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 17 april 2024 in de zaak tegen:

[terbeschikkinggestelde] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1988,
thans verpleegd in Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) [kliniek] ,
die bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 17 mei 2022 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, van welke terbeschikkingstelling de termijn is gaan lopen op 21 mei 2022.

De indexdelicten

Bij genoemd arrest is de terbeschikkinggestelde veroordeeld voor vernieling en brandstichting met een terroristisch oogmerk en aanranding. De terbeschikkingstelling is op 1 juni 2022 gestart.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met twee jaar.

De procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
- het op 22 maart 2024 op grond van artikel 6:6:12, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies, strekkende tot verlenging van deze terbeschikkingstelling met twee jaar, alsmede de daarbij overgelegde aantekeningen;
De rechtbank heeft op 11 juni 2024 de officier van justitie mr. M.L.A. ter Veer, de terbeschikkinggestelde en diens raadsman mr. W. van Vliet, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, alsmede de deskundige [naam] , verbonden aan [kliniek] , op de openbare terechtzitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De beoordeling

Aan genoemd advies van [kliniek] van 22 maart 2024 wordt het volgende ontleend, kort en zakelijk weergegeven:
Kernproblematiek
Er is sprake van een licht verstandelijke beperking, een ongespecificeerde traumastoornis, een depressieve stoornis, katatonie bij een andere psychische stoornis en een stoornis in cannabisgebruik.
Behandelverloop en risicotaxatie
Betrokkene verblijft op een afdeling voor patiënten met een (dreigende) ongewenst vreemdelingen status. In eerste instantie ging het daar goed. In oktober 2023 verslechterde echter het beeld van betrokkene. Hij maakte zich grote zorgen over de gebeurtenissen in Gaza en over het conflict tussen Israël en Hamas. Ook was hij bezorgd over zijn familie en vrienden daar en gebruikte hij drugs om zichzelf te kalmeren. Hij heeft hierbij eenmaal kort het bewustzijn verloren. Ook is hij in deze periode dreigend op zijn regiebehandelaar afgelopen, waarna hij gesepareerd is geweest. Betrokkene ontregelde in de weken daarna steeds meer. De situatie in Gaza bleef in zijn hoofd zitten en hij gaf aan verliefd te zijn op een regiebehandelaar, wat uiteindelijk uitmondde in boosheid richting haar. Betrokkene is daardoor teruggeplaatst naar de crisisafdeling en daar ingesteld op medicatie. Inmiddels gaat het weer wat beter met hem en staat hij op de wachtlijst voor overplaatsing naar een andere behandelafdeling om zijn delictgerelateerde behandeling verder op te pakken.
Betrokkene volgt momenteel educatie, dagbesteding, psychomotore therapie en ondersteunende therapie. Hij staat aangemeld voor de delictanalyse en vaardigheidstraining.
Betrokkene heeft een voornemen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ontvangen tot intrekking van zijn verblijfsrecht. Ook is betrokkene in beeld bij het programma aanpak radicalisering en extremisme (PARE).
Vanwege de onrustige periode die hij achter de rug heeft staat betrokkene nog aan het begin van zijn delictgerelateerde behandeling. Dat maakt dat het recidiverisico op dit moment nog als hoog wordt ingeschat.
Koers en advies
Er wordt op dit moment gefocust op de delictgerelateerde behandeling, waarbij geprobeerd wordt om betrokkene zoveel mogelijk vaardigheden aan te leren om zich staande te kunnen houden in de maatschappij en waarbij geprobeerd wordt om het recidiverisico omlaag te brengen. In de komende periode dient er ondertussen onderzoek gedaan te worden naar de mogelijkheden na het aflopen van de gemaximeerde terbeschikkingstelling in juni 2026, welke mogelijkheden mede afhankelijk zijn van de beslissing die de IND zal maken.
Behandeling in het FPC is noodzakelijk gezien het feit dat de problematiek tot dusver niet (afdoende) behandeld is en dit de nodige risico’s met zich meebrengt. Het FPC adviseert derhalve om de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar te verlengen.
De deskundige heeft dit advies op de openbare terechtzitting bevestigd en waar nodig aangevuld.
De deskundige en de raadsman hebben ter terechtzitting toegelicht dat de IND een verzoek heeft gedaan tot intrekking van de verblijfsstatus van de terbeschikkinggestelde. Hangende de tenuitvoerlegging van de terbeschikkingstelling zal de IND hierover nog geen definitief besluit nemen. De terbeschikkinggestelde heeft geen paspoort en uitzetting naar een land van herkomst zal dus niet aannemelijk zijn.
Maximale duur van de terbeschikkingstelling
De rechtbank heeft zich – ambtshalve – de vraag gesteld of de maatregel van terbeschikkingstelling aan betrokkene is opgelegd ter zake van een misdrijf dat inbreuk maakt op de integriteit van het menselijk lichaam.
Het gerechtshof heeft in haar arrest van 17 mei 2022 het volgende overwogen:
“Het hof ziet steun voor het oordeel dat de verdachte handelde met een terroristisch oogmerk in de door “Nuance door Training en Advies” (hierna: NTA) opgestelde duidingsrapportage, gedateerd september 2020. De opstellers van de rapportage hebben vijf keer met de verdachte gesproken. In de rapportage wordt het volgende geconcludeerd:
Bij verdachte is sprake is van een radicaliseringsproces en een extremistische ideologie. Er is bij verdachte sprake van een politiek denken dat gekenmerkt wordt door vijanddenken, een dichotoom wereldbeeld en geweldslegitimatie om zijn politieke doelen te bereiken Verdachte is er sterk van overtuigd dat de bevolkingsgroep waartoe hij zichzelf rekent bedreigd en onderdrukt wordt door een
duidelijk omschreven vijand, zijnde de Israëlische bevolking. Hij is zeer gedreven om deze vijand te bestrijden. Door zijn verleden als getrainde en geoefende militair bij een terroristische groepering is verdachte al jarenlang vertrouwd met extremistische denkkaders. Hij toont zich opportunistisch en inconsistent. Dat geldt voor de middelen die hij aanwendt om zijn doelen te bereiken en voor zijn affiliaties met groeperingen die dezelfde doelen voor ogen hebben. Hij laat zich in zijn gewelddadig handelen niet
zozeer inspireren (of juist tegenhouden) door specifieke ideologieën maar gebruikt hiervoor individuele afwegingen die hij met religieuze symboliek bekleedt. Hij wordt hierbij bij getriggerd door dromen en specifieke symbolen en gebeurtenissen.
Het delict is gepleegd vanuit een extremistische ideologie. Er is sprake van geweldslegitimatie vanuit een extremistisch denkkader.
[…]
“Het hof stelt vast dat ten tijde van de in zaak A tenlastegelegde feiten bij de verdachte sprake was (van) ziekelijke stoornissen van de geestvermogens en dat die feiten hem in sterk verminderde mate zijn toe te rekenen. Het hof heeft uit het rapport van het Pieter Baan Centrum en andere over de verdachte uitgebrachte rapportages niet kunnen vaststellen dat die stoornissen, voor zover toen aanwezig, ook van invloed waren op het handelen van de verdachte ten tijde van het plegen van het onder B tenlastegelegde feit.
[…]
Ten aanzien van de in zaak A onder 1 en zaak B bewezenverklaarde feiten constateert het hof dat niet aan de hiervoor genoemde voorwaarden is voldaan. Met betrekking tot het onder zaak B bewezenverklaarde feit ziet het hofin dit geval
onvoldoende aanwijzing dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist.
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 primair bewezenverklaarde feit constateert het hof dat wel aan die voorwaarden is voldaan.
[…]
Het hof acht het onaanvaardbaar om de verdachte onbehandeld terug te laten keren in de samenleving, gelet op de ernst en de aard van het feit, de omstandigheid dat de verdachte nog steeds lijdt aan zijn stoornissen en het feit dat de gedragsdeskundigen in het genoemde PBC rapport het recidiverisico als hoog inschatten. Gelet op de bevindingen en het advies van de deskundigen acht het hof minder vergaande modaliteiten dan tbs met dwangverpleging ter beteugeling van het herhalingsgevaar niet haalbaar. Het hof is daarom van oordeel dat de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van de maatregel van tbs met dwangverpleging eist. Nu het hof de maatregel oplegt ter zake van een misdrijf dat niet is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen is de duur van de maatregel gemaximeerd tot vier jaren.”
De uitspraak van de Hoge Raad van 25 mei 2021 (ECLI:NL:HR:2021:760) brengt echter met zich dat de opleggingsrechter oordeelt of de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een geweldsdelict (een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen). Komt de opleggingsrechter tot dit oordeel dan is de in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde beperking van de totale duur tot vier jaar niet van toepassing. Het is dan aan de verlengingsrechter om zich een oordeel te vormen omtrent de vraag of – gelet op alle relevante omstandigheden van dat moment – de terbeschikkingstelling al dan niet voor verdere verlenging in aanmerking komt.
Het gerechtshof heeft de terbeschikkinggestelde veroordeeld ter zake van aanranding en vernieling en brandstichting met een terroristisch oogmerk. De terbeschikkingstelling is uiteindelijk enkel opgelegd terzake de brandstichting
met terroristisch oogmerk(het onder zaak A onder 2 primair bewezenverklaarde feit), die volgens het gerechtshof niet kon worden aangemerkt als een misdrijf dat was gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Het doel van een terroristisch misdrijf is het plegen van geweld of het veroorzaken van schade om vrees aan te jagen. Het gerechtshof heeft in haar arrest uitgebreid overwogen waarom in dit geval was gehandeld met een terroristisch oogmerk. Uit de eigen verklaringen van de terbeschikkinggestelde, de aard van de feiten en een duidingsrapportage werd afgeleid dat de terbeschikkinggestelde beoogde om bij (een deel van) de Israëlische bevolking vrees aan te jagen. De delicten waren gepleegd vanuit een extremistische ideologie en er was sprake van geweldslegitimatie vanuit een extremistisch denkkader, waar de terbeschikkinggestelde al jarenlang bekend mee was.
Anders dan het gerechtshof is de rechtbank van oordeel dat uit de - al dan niet in onderling verband en samenhang gelezen - overige inhoud van de einduitspraak van de opleggingsrechter, zoals bewezenverklaring, bewijsmiddelen, kwalificatie, motivering van de weerlegging van gevoerde verweren en motivering van de opgelegde sanctie(s), evident is dat dit delict
in dit gevaleen geweldsmisdrijf is. Daaruit vloeit dat er sprake is van een ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging.
Ten aanzien van de voorzienbaarheid en de rechtszekerheid overweegt de rechtbank als volgt. Nu evident is dat sprake is van een geweldsmisdrijf, kan in elk geval niet worden gezegd dat de mogelijkheid van verlenging van de maatregel na vier jaren voor de terbeschikkinggestelde niet voorzienbaar was.
Verlenging van de maatregel
De rechtbank is – gelet op het advies, het verhandelde ter zitting en artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht – van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar wordt verlengd.
Het uitgangspunt van de rechtbank is dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaren. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
De rechtbank stelt op basis van het verlengingsadvies en het verhandelde ter terechtzitting vast dat niet te verwachten is dat binnen een jaar gronden aanwezig kunnen zijn die een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling rechtvaardigen.
Het verlengingsadvies en de wettelijke aantekeningen laten een zorgelijk beeld zien. De start van de oorlog in Gaza in oktober 2023 is een trigger geweest voor de terbeschikkinggestelde om te ontregelen. Hij is bewusteloos geraakt en gaf aan dat hij cannabis en spice gerookt had vanwege de oorlog. Na een poging zijn afdelingspas in te nemen, is hij is dreigend afgekomen op zijn behandelcoördinator, waarbij hij een donkere blik in zijn ogen had en zijn stem verhief. Een andere medewerker moest ertussen komen om te voorkomen dat de terbeschikkinggestelde fysiek zou worden. Hierna is hij teruggeplaatst naar een afdeling met minder vrijheden.
De terbeschikkinggestelde heeft een voornemen van de IND ontvangen tot intrekking van zijn verblijfsrecht en is in beeld bij PARE (programma aanpak radicalisering en extremisme). Op dit moment ligt de focus op behandeling en de komende periode dient er onderzoek gedaan te worden naar de mogelijkheden na het aflopen van de gemaximeerde terbeschikkingstelling, aldus kliniek. Hij staat nog aan het begin van zijn delictgerelateerde behandeling vanwege de onrustige periode die hij achter de rug heeft. Dat maakt dat het recidiverisico op dit moment als hoog wordt ingeschat en het FPC adviseert om de terbeschikkingstelling met twee jaar te verlengen.
Ter zitting heeft de assistent regiebehandelaar aangevuld dat de terbeschikkinggestelde feitelijke staatloos is en dat een terugkeer naar het land van herkomst niet aannemelijk is. Het is waarschijnlijk dat de terbeschikkinggestelde op straat zal komen te staan als de terbeschikkingstelling eindigt.
Duidelijk is dat er nog geruime tijd nodig is voor het nemen van de benodigde stappen. Zo moeten verloven nog worden aangevraagd. De rechtbank zal daarom de maatregel met twee jaar verlengen.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie toe en verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van
[terbeschikkinggestelde]met
twee jaar.
Deze beslissing is gegeven door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. B.C. Langendoen en L. Dalhuisen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Stockmann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juni 2024.
.