5.2Detentieomstandigheden in Polen
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de vragen, zoals die in eerdere uitspraken van de rechtbank zijn gesteld,ook in onderhavige zaak aan de Poolse autoriteiten voor te leggen teneinde te verzekeren dat de grondrechten van de opgeëiste persoon zullen worden geëerbiedigd. Hierbij heeft hij verzocht om als extra vraag aan de Poolse autoriteiten voor te leggen of de gegeven antwoorden eveneens gelden voor geprivilegieerd bezoek.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de reeds in andere overleveringszaken gestelde vragen ook in onderhavige zaak aan de Poolse autoriteiten voorgelegd dienen te worden. Hij ziet daarbij geen aanleiding om een aanvullende vraag te stellen over geprivilegieerd bezoek.
De rechtbank heeft kennis genomen van de zorgen die in het rapport van het
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) van 22 februari 2024 (hierna: het CPT-rapport) worden geuit met betrekking tot de detentieomstandigheden van voorlopig gehechte gedetineerden. Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de reactie van 22 februari 2024 van de Poolse autoriteiten op het CPTrapport.
In een uitspraak van 5 juni 2024heeft de rechtbank geoordeeld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen terechtkomen. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de beantwoording van eerder gestelde vragen door de Poolse autoriteiten niet afdoende is om de bestaande zorgen weg te nemen. Uit de antwoorden blijkt immers niet hoeveel m2 persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) een voorlopig gehechte in een meerpersoonscel heeft. Dit is zorgelijk tegen de achtergrond van – hoofdzakelijk – het aantal uur per dag op cel (veelal 23 uur per dag), in voorkomend geval in combinatie met andere – de detentieomstandigheden verzwarende – aspecten, namelijk de beperking van het contact met de buitenwereld en de (duur van) de vereiste toestemmingsprocedure voor bezoek en telefonisch contact, zoals van toepassing in het gehele
remand regimein Polen.
De vaststelling van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten voor gedetineerden die terecht komen in het
remand regime, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in dit regime, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon na overlevering zullen worden geschonden.
Teneinde te verzekeren dat de grondrechten in het concrete geval worden geëerbiedigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Polen een reëel gevaar zal lopen van schending van zijn grondrechten, gezien de detentieomstandigheden in het
remand regimein Polen.
In overeenstemming met het verzoek van de raadsman en het standpunt van de officier van justitie zal de rechtbank het onderzoek heropenen en de officier van justitie verzoeken om de uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen of, indachtig de omstandigheden op grond waarvan een algemeen gevaar voor het
remand regimeis aangenomen, dit gevaar – al dan niet met een individuele detentiegarantie – voor de opgeëiste persoon kan worden weggenomen. Voor zover de uitvaardigende justitiële autoriteit meent dat het algemeen gevaar voor de opgeëiste persoon binnen het
remand regimekan worden weggenomen, dan wenst de rechtbank in het bijzonder het volgende
over het Huis van Bewaring, waar de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, te vernemen:
De rechtbank begrijpt uit het CPT-rapport dat voorlopig gehechten minimaal 3 vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel ter beschikking hebben. Kan (tegen de achtergrond van het arrest Dorobantu (ECLI:EU:C:2019:857, punten 75-76), voor de opgeëiste persoon worden gegarandeerd dat hij minimaal 4 vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel zal krijgen in het Huis van Bewaring waar hij terecht komt? Of zal hij slechts tussen de 3 en 4 vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel krijgen?
Kan de opgeëiste persoon deelnemen aan activiteiten in het betreffende Huis van Bewaring?
Indien hij ervoor kiest deel te nemen aan alle aangeboden activiteiten, hoeveel uur per dag zou hij dan minimaal buiten zijn cel verblijven?
Geldt voor de opgeëiste persoon dat hij, indien hij contact met de buitenwereld wil hebben door gebruik van de telefoon en het ontvangen van bezoek, voorafgaand aan ieder bezoek of telefoongebruik altijd toestemming zal moeten vragen?
Zo ja, hoe lang duurt de procedure (inclusief het rechtsmiddel) om toestemming te krijgen voor het gebruik van de telefoon en het ontvangen van bezoek?
De rechtbank ziet geen aanleiding om de door de raadsman voorgestelde vraag bij de bestaande vragen te voegen, aangezien de vragen over het contact met de buitenwereld en het ontvangen van bezoek de door hem benoemde omstandigheid van geprivilegieerd bezoek al omvatten.
De rechtbank wijst erop dat de uitvaardigende justitiële autoriteit voor de beantwoording van de hierboven gestelde vragen – zo nodig – bijstand kan verzoeken aan de centrale autoriteit of één van de centrale autoriteiten van Polen, in de zin van artikel 7 van het Kaderbesluit.