2.Oordeel van de rechtbank
De officier van justitie heeft ter zitting verzocht om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad der Nederland. De rechtbank wijst dit verzoek af. De regeling over het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad is niet van toepassing op de overleveringsprocedure zoals geregeld in de Overleveringswet.
De officier van justitie heeft verder verzocht prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. De rechtbank acht zich echter op dit moment onvoldoende voorgelicht over de feiten om te kunnen beslissen op dit verzoek.
Daaruit volgt
a fortioridat zij zich evenmin voldoende voorgelicht acht om een beslissing te nemen op het overleveringsverzoek. De rechtbank acht het hiervoor noodzakelijk dat twee onafhankelijke medische deskundigen (op het gebied van neurologie en psychologie) de rechtbank voorlichten over de zorg die de dochter van de opgeëiste persoon nodig heeft en zijn rol daarin, tegen de achtergrond van het overleveringsverzoek.
De rechtbank heeft daartoe de bevoegdheid. Op grond van artikel 26, vijfde lid, OLW mag zij immers, wanneer zij dat met het oog op – onder meer – “de mogelijkheid van overlevering” noodzakelijk acht, de dagvaarding bevelen van getuigen of deskundigen. Hoewel artikel 30, eerste lid, OLW de bepalingen uit het Wetboek van Strafvordering (Sv) over het benoemen van deskundigen (artikelen 51i-51m Sv) en over verwijzing naar de rechter-commissaris (artikel 347 Sv) niet van overeenkomstige toepassing verklaart, brengt een redelijke wetsuitleg mee dat, waar de rechtbank bevoegd is om deskundigen ter zitting te horen, zij ook bevoegd is om deskundigen te benoemen en de deskundigen schriftelijk verslag te laten uitbrengen ter voorbereiding op een (eventueel) horen ter zitting dan wel om daartoe de zaak naar de rechter-commissaris te verwijzen.
Deze deskundigen zullen op een nadere zitting worden gehoord. Ten behoeve daarvan acht de rechtbank het van belang dat de volgende vragen op voorhand door de deskundigen worden beantwoord zowel vanuit somatisch als psychologisch perspectief.
1. Kunt u toelichten welke zorg en aandacht de dochter nodig heeft?
2. Kunt u toelichten op welke wijze de vader voorziet in deze zorg en aandacht?
3. In hoeverre kan de dochter zonder de zorg en aandacht van de vader?
4. In het geval de dochter zonder de zorg en aandacht van de vader kan, kunt u aangeven voor welke duur?
5. Indien de zorg en aandacht van de vader voor dochter wegvalt, kan in de benodigde zorg en aandacht op een andere wijze worden voorzien? Kunt u bij de beantwoording van deze vraag ingaan op de volgende deelvragen:
- In hoeverre kunnen professionele zorgverleners de benodigde zorg en aandacht overnemen?
- Hoe lang kan de dochter zonder de zorg en aandacht van de vader als in diens afwezigheid de zorg en aandacht wordt overgenomen door een of meerdere professionele zorgverleners?
- In hoeverre kan de benodigde zorg en aandacht door niet-professionele zorgverleners worden overgenomen?
- Hoe lang kan de dochter zonder de zorg en aandacht van de vader als in diens afwezigheid de zorg en aandacht wordt overgenomen door een of meer niet-professionele zorgverleners?
6. Kan de dochter op een voor haar (fysieke en psychische gezondheid) verantwoorde wijze heen en weer naar Duitsland reizen?
Zo nee, kunt u dit toelichten?
Zo ja, onder welke voorwaarden? (Is dat bijv. alleen mogelijk als zij samen met de vader reist of kan dat ook onder begeleiding van al dan niet professionele begeleiding geschieden?)
Hoe intensief moet het contact met de vader zijn in het geval de vader enige tijd in Duitsland verblijft en de dochter in Nederland blijft?
7. Is het verblijf van dochter in Duitsland medisch verantwoord? Zo ja, onder welke omstandigheden?
a. Aan welke vereisten moet de medische zorg in Duitsland dan voldoen?
b. Hoe intensief moet het contact met de vader zijn in het geval de dochter in Duitsland zou moeten verblijven? Zou het in dat geval noodzakelijk of wenselijk zijn om professionele zorg in te schakelen?
8. In hoeverre kunt u zich vinden in de opgestelde rapport van de deskundige msc. L.E. Duyverman (psycholoog)/ dr. A.J.A. de Louw (neuroloog)? (afhankelijk van welke deskundige de vragen worden gesteld)
De rechtbank acht het noodzakelijk dat de deskundigen hun bevindingen in een schriftelijk verslag neerleggen. Op het moment dat het verslag beschikbaar is, zal dit met partijen worden gedeeld, waarna een zitting zal worden gepland om de benoemde deskundigen te bevragen.
De rechter-commissaris zal partijen op een later moment informeren over de personen van de te benoemen deskundigen.