ECLI:NL:RBAMS:2024:4874

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
C/13/753055 / KG ZA 24-559
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op auteurs- en merkrechten door verkoop van namaaksjaals

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, hebben eiseressen, [eiseres 1] en [eiseres 2] B.V., een kort geding aangespannen tegen gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], wegens vermeende inbreuk op hun auteurs- en merkrechten. Eiseres 1 ontwerpt en verkoopt sjaals, terwijl eiseres 2 deze producten exploiteert. De eiseressen vorderen een verbod op de verkoop van namaaksjaals die volgens hen inbreuk maken op hun rechten. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 juli 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Eiseressen hebben bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat gedaagden namaaksjaals aanbieden via sociale media en andere platforms. Gedaagden ontkennen echter deze beschuldigingen en stellen dat zij originele sjaals aanbieden die zij van derden hebben verkregen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de sjaals van eiseres 2 auteursrechtelijke bescherming genieten en dat de gedaagden onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun verweer van uitputting van de rechten. De rechter oordeelt dat de vordering van eiseressen voor toewijzing gereed ligt, met uitzondering van de vordering tot staking van onrechtmatig handelen, die niet wordt toegewezen. De rechter legt gedaagden een dwangsom op voor elke overtreding van het verbod op verveelvoudiging en openbaarmaking van de sjaals. Tevens worden gedaagden veroordeeld in de proceskosten van eiseressen.

Het vonnis is uitgesproken op 5 augustus 2024 door mr. I.H.J. Konings, die de voorzieningenrechter is in deze zaak. De rechter heeft de termijn voor het instellen van een bodemprocedure vastgesteld op zes maanden na de datum van het vonnis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/753055 / KG ZA 24-559 IHJK/MV
Vonnis in kort geding van 5 augustus 2024
in de zaak van

1.[eiseres 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseressen bij dagvaarding van 12 juli 2024,
advocaat mr. D.H.S. Donk te Den Haag,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. C.E.M.C. Bakermans te Amsterdam.
Eiseressen zullen hierna ook [eiseres 1] en [eiseres 2] worden genoemd. Gedaagden zullen hierna ook [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden genoemd.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 22 juli 2024 hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] de dagvaarding toegelicht. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben verweer gevoerd.
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
[eiseres 1] met mr. Donk en zijn kantoorgenoot mr. P.M. Trooster;
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] met mr. Bakermans.
Na verder debat is vonnis bepaald op 5 augustus 2024.

2.De feiten

2.1.
Sinds 2014 houdt [eiseres 1] zich bezig met het ontwerpen, doen vervaardigen en verkopen van sjaals, kleding en burkini’s. In 2021 heeft zij [eiseres 2] opgericht. Vanaf 2021 worden de ontwerpen van [eiseres 1] door [eiseres 2] geëxploiteerd. De sjaals worden onder meer bij De Bijenkorf verkocht voor € 129,50 per stuk.
2.2.
[eiseres 2] beschikt over een Beneluxbeeldmerk met registratienummer [nummer 1] . Dit beeldmerk bestaat uit haar logo alsmede uit het woord [eiseres 2] . Ook beschikt zij over het Uniewoordmerk [eiseres 2] , met registratienummer [nummer 2] .
2.3.
In eerdere vonnissen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank [1] is bevestigd dat bepaalde sjaals die zijn ontworpen door [eiseres 1] / [eiseres 2] in aanmerking komen voor auteursrechtelijke bescherming.
2.4.
Bij brief van 11 juni 2024 (welke brief bij deurwaardersexploot van 18 juni 2024 is betekend) heeft de advocaat van [eiseres 1] en [eiseres 2] – kort gezegd – aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] medegedeeld dat zij op grote schaal namaaksjaals op de markt brengen die identiek zijn aan die van [eiseres 2] en dat hierdoor inbreuk wordt gemaakt op de auteurs- en merkrechten van [eiseres 2] . Volgens de brief is hierdoor ook sprake van onrechtmatig handelen. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn onder meer gesommeerd te bevestigen dat zij de handel in de namaakproducten staken en gestaakt houden.
2.5.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben niet op deze sommatie gereageerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres 1] en [eiseres 2] vorderen – kort gezegd – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen om onmiddellijk na betekening van dit vonnis iedere inbreuk op de merkrechten en/of de auteursrechten van [eiseres 1] en [eiseres 2] en iedere verkoop van namaakproducten te staken en gestaakt te houden, waaronder iedere verveelvoudiging en/of openbaarmaking van de in de dagvaarding genoemde sjaals en burkini’s;
II. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen om onmiddellijk na betekening van dit vonnis ieder onrechtmatig handelen te staken en gestaakt te houden;
III. een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per overtreding en van € 1.000,- per inbreukmakend product;
IV. de termijn als bedoeld in artikel 1019i Rv te bepalen op zes maanden vanaf de datum van dit vonnis; en
V. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen in de volledige proceskosten in de zin van artikel 1019h Rv (€ 9.280,25), te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiseres 1] en [eiseres 2] stellen hiertoe – samengevat weergegeven – dat zij hebben vastgesteld dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich gezamenlijk bezighouden met het online aanbieden van namaak- [eiseres 2] producten, waaronder sjaals en burkini’s, tegen veel lagere prijzen dan de originele producten. Zij doen dit via appgroepen en via diverse ‘ruilplatforms’ op de social media pagina’s Marktplaats en Facebook. De namaakproducten kunnen vervolgens worden opgehaald op een door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aangegeven adres, waarbij zij dan tassen vol van deze producten bij zich hebben. Als productie 3 zijn screenshots van de social media pagina’s in het geding gebracht waarop de namaaksjaals worden aangeboden. Als productie 4 zijn diverse filmpjes en screenshots in het geding gebracht waaruit blijkt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] de namaaksjaals op 28 mei 2024 hebben aangeboden op een locatie waar [gedaagde 1] werkzaam is. Volgens [eiseres 1] en [eiseres 2] staat vast dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zes namaaksjaals aanbieden. Van iedere originele versie en van iedere namaakversie is een foto in het geding gebracht. De zes originele sjaals van [eiseres 2] die in dit kort geding centraal zijn afkomstig uit de collecties met de namen Plain, Handwork, Stonework, Diamond Pendant, Skafos Diadriomi en VVS. Na het versturen van de sommatiebrief hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] vastgesteld dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] ook namaakburkini’s verkopen. Productie 18 bevat foto’s van de burkini’s van [eiseres 2] en productie 19 betreft foto’s van de namaakburkini’s. Een en ander valt te kwalificeren als merkinbreuk, auteursrechtinbreuk en onrechtmatig handelen. Omdat sprake is van voortdurende inbreuken hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] een spoedeisend belang bij toewijzing van hun vorderingen. Geconstateerd is dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zelfs na de sommatiebrief nog doorgaan met hun handel.
3.3.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben verweer gevoerd. Zij hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiseres 1] en [eiseres 2] in de volledige proceskosten in de zin van artikel 1019h Rv (€ 7.287,50).
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het debat heeft zich in dit kort geding toegespitst op de sjaals van [eiseres 2] . De gestelde inbreuk op de burkini’s hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] onvoldoende onderbouwd. Weliswaar is aan de hand van de foto’s van productie 18 betoogd dat de burkini’s van [eiseres 2] auteursrechtelijk beschermd zijn, maar waarom de burkini’s waarvan de foto’s als productie 19 zijn overgelegd hierop inbreuk zouden maken is niet nader toegelicht. Evenmin is aangetoond of aannemelijk gemaakt dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] iets van doen hebben met burkini’s. Hierna zal daarom uitsluitend op de gestelde inbreuk door middel van de sjaals worden ingegaan.
4.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben betwist dat de in geschil zijnde sjaals auteursrechtelijke bescherming genieten. Dat verweer, dat slechts in algemene bewoordingen is gevoerd, wordt gepasseerd. In eerdere vonnissen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank (zie voetnoot 1 in dit vonnis) is reeds geoordeeld dat sjaals van [eiseres 2] auteursrechtelijke bescherming genieten en dat [eiseres 1] de ontwerper/maker is van de sjaals. Weliswaar zijn de sjaals die in dit geding centraal staan niet allemaal in de eerdere vonnissen beoordeeld, maar voor zover die niet eerder zijn beoordeeld knoopt de voorzieningenrechter aan bij de beschrijving van de sjaals in punt 40 van de pleitnota van de advocaat van [eiseres 1] en [eiseres 2] . Op grond van die beschrijving kan worden geoordeeld dat alle zes de sjaals die in dit kort geding centraal staan een eigen en oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk stempel van de maker dragen. Daarmee zijn de sjaals auteursrechtelijk beschermd. Het is onvoldoende aannemelijk dat een ander dan [eiseres 1] ontwerper/maker is van de sjaals.
4.3.
Dat [eiseres 2] beschikt over de twee onder 2.2 genoemde merken is niet door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] betwist. Het beeldmerk (logo) van [eiseres 2] is duidelijk zichtbaar op alle sjaals aangebracht. Ook is duidelijk zichtbaar op elke sjaal een label aangebracht met het woordmerk [eiseres 2] .
4.4.
Op de mondelinge behandeling van dit kort geding hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] drie originele sjaals getoond en drie (in hun ogen) namaaksjaals. Opvallend is dat ‘echt’ en ‘namaak’ nauwelijks van elkaar zijn te onderscheiden. [eiseres 1] en [eiseres 2] hebben (overigens pas op de zitting, niet in de dagvaarding) op twee verschillen gewezen. Ten eerste is de lengte van het label met de merknaam [eiseres 2] dat op de sjaals is bevestigd verschillend (op de echte sjaals is de lengte van het label 4,5 centimeter en op de namaaksjaals 5,5 centimeter). Ten tweede is het beeldmerk (logo) van [eiseres 2] op de echte sjaals in originele vorm te zien en op de namaaksjaals in spiegelbeeld. De verschillen zijn dermate gering dat het maar de vraag is of gesproken kan worden over ‘echt’ en ‘namaak’. Niet kan worden uitgesloten dat ‘echt’ en ‘namaak’ afkomstig zijn van dezelfde fabrikant. Hoe dit zou kunnen, kan in dit kort geding niet worden vastgesteld.
4.5.
De getoonde namaaksjaals kunnen echter niet zonder meer worden gelinkt aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben uitdrukkelijk bestreden dat zij namaaksjaals hebben aangeboden of verhandeld. Tussen partijen is weliswaar niet in geschil dat er op 28 mei 2024 sjaals te koop zijn aangeboden door [gedaagde 1] of [gedaagde 2] , maar dat de toen aangeboden sjaals namaaksjaals betroffen kan niet worden vastgesteld. Op basis van de foto’s en de filmpjes die [eiseres 1] en [eiseres 2] op 28 mei 2024 hebben gemaakt en waarop te zien is dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] sjaals aanbieden, kan in ieder geval niet worden vastgesteld dat het om namaaksjaals ging. Dat de op de zitting getoonde namaaksjaals tijdens een incident die dag bij [gedaagde 2] uit zijn tas zijn gegrist (een stelling die overigens pas – na naar de herkomst te zijn gevraagd – ter zitting is ingenomen) is voorshands in het geheel niet aannemelijk gemaakt. De screenshots van de social media pagina’s waarop volgens [eiseres 1] en [eiseres 2] namaaksjaals worden aangeboden (productie 3) kunnen evenmin aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden gelinkt. Er kan niet worden vastgesteld dat zij de personen zijn die achter die social media pagina’s schuil gaan. Dat klanten bij het woonadres van [gedaagde 2] namaaksjaals kunnen afhalen, hebben [eiseres 1] en [eiseres 2] niet aangetoond.
4.6.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben toegegeven dat zij op 28 mei 2024 [eiseres 2] sjaals hebben aangeboden, voorzien van het [eiseres 2] logo en de merknaam, maar slechts op kleine schaal. Het betrof volgens hen originele sjaals die [gedaagde 2] naar eigen zeggen in het verleden had gekregen van [eiseres 1] als dank voor het verrichten van vriendendiensten (schilder- en stucwerk) en sjaals die in het bezit waren van familieleden van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , die de sjaals niet meer wilden dragen omdat ze inmiddels in onmin leven met [eiseres 1] . Op de in het geding gebrachte foto’s en filmpjes is echter zichtbaar dat de schaal waarop [gedaagde 1] en [gedaagde 2] [eiseres 2] -sjaals hebben aangeboden groter is dan zij willen doen geloven. [gedaagde 1] is te zien met een grote weekendtas die redelijk vol zit met sjaals, die ook nog allemaal in de verpakking zitten. Zij toont op haar telefoon filmpjes van beschikbare sjaals en bespreekt met geïnteresseerde kopers welke kleuren er leverbaar zijn. Ook heeft zij telefonisch contact met [gedaagde 2] waarin zij hem verzoekt extra sjaals te komen brengen in een kleur die even niet meer voorhanden is. Vervolgens verschijnt [gedaagde 2] met nog een tas vol sjaals.
4.7.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] beroepen zich op uitputting van de merk- en auteursrechten ex artikel 2.23 lid 3 BVIE en artikel 12b Aw. Het is aan hen om te bewijzen dat al de door hen aangeboden sjaals met toestemming van [eiseres 1] / [eiseres 2] door eigendomsoverdracht in de EU in het verkeer zijn gebracht. Zij hebben in het kader van dit kort geding onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij in een eventuele bodemprocedure dit bewijs kunnen leveren. Het is – mede gelet op de betwisting van [eiseres 1] en [eiseres 2] – niet geloofwaardig dat [gedaagde 2] voor het uitvoeren van klussen voor het bedrijf van [eiseres 2] werd beloond met sjaals. Aangezien op de filmpjes te zien is dat de aangeboden sjaals vrijwel allemaal nog in cellofaan verpakking zitten, is ook niet aannemelijk dat deze afkomstig zijn van familieleden van [gedaagde 2] of [gedaagde 1] , die ze vanwege een conflict met [eiseres 1] niet meer zouden willen dragen. Van de vier overgelegde aankoopbewijzen valt niet vast te stellen op welke sjaals deze betrekking hebben, maar afgezien daarvan zijn het er lang niet genoeg om de herkomst van de hoeveelheid sjaals die door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op 28 mei 2024 werd aangeboden te kunnen bewijzen. Ten slotte is opvallend dat de aangeboden sjaals voor een aanzienlijk lagere prijs werden aangeboden dan de [eiseres 2] -sjaals die via de officiële kanalen worden aangeboden. Waar de aangeboden sjaals vandaan komen blijft onopgehelderd. De theorie van [eiseres 1] dat haar ex-man met wie zij in een vechtscheiding is verwikkeld erachter zit, kan in dit kort geding niet worden onderzocht. Dit alles maakt dat het uitputtingsverweer vooralsnog geen kans van slagen lijkt te hebben. Daarmee is voldoende aannemelijk dat sprake is van auteursrecht- en ook van merkinbreuk. Vordering I ligt hierdoor voor toewijzing gereed, met dien verstande dat de veroordeling zal worden toegespitst op de zes sjaals die in dit kort geding centraal staan. Als prikkel tot nakoming zal een dwangsom worden toegewezen, die zal worden gematigd en gemaximeerd als na te melden. Een aparte veroordeling om ieder onrechtmatig handelen te staken voegt naast toewijzing van vordering I niets toe. Vordering II zal dus niet worden toegewezen.
4.8.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De advocaatkosten van [eiseres 1] en [eiseres 2] zullen – nu sprake is van een overzichtelijk geschil – worden begroot op basis van het IE-indicatietarief dat geldt voor een eenvoudig kort geding (€ 6.000,-). De kosten aan de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden dan begroot op:
- dagvaarding € 112,99
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat €
6.000,00
Totaal € 6.800,99

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om onmiddellijk na betekening van dit vonnis iedere verveelvoudiging en/of openbaarmaking van de sjaals uit de [eiseres 2] -collecties met de namen Plain, Handwork, Stonework, Diamond Pendant, Skafos Diadriomi en VVS te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom van € 500,- per overtreding (waarbij het aanbieden/verkopen van één sjaal reeds geldt als een overtreding), met een maximum van € 10.000,-,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres 1] en [eiseres 2] tot op heden begroot op € 6.800,99, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 178,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, en te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van voldoening,
5.4.
bepaalt de termijn als bedoeld in artikel 1019i Rv op zes maanden, gerekend vanaf de datum van dit vonnis,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, grifier en in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2024. [2]