Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
[gedaagde] en zijn zus [naam] met mr. Besli.
Na verder debat is vonnis bepaald op 2 november 2021.
2.De feiten
(i) de auteursrechtinbreuk op de [naam collectie 1] en de [naam collectie 2] te staken,
(ii) schriftelijk opgave te doen (gecertificeerd door een accountant) van het aantal inbreukmakende sjaals en de daarmee genoten winst,
(iii) opgave te doen van de onderneming waarvan [gedaagde] de inbreukmakende sjaals betrekt,
(iv) een en ander op straffe van een boete van € 10.000,- per overtreding en per dagdeel dat die overtreding voortduurt en van € 1.000,- per product,
(v) een schadevergoeding van € 5.000,- te betalen en
(vi) een bedrag van € 500,- te betalen als tegemoetkoming in de juridische kosten.
Cliënte heeft mij aangegeven geen behoefte te hebben aan een gesprek. Zij heeft op meerdere momenten u de kans gegeven om deze kwestie op minnelijke wijze op te lossen. Inmiddels heeft cliënte mij de opdracht gegeven om de kort geding dagvaarding op te stellen, waardoor de juridische kosten alleen maar oplopen.Cliënte heeft eerder voorgesteld om tegen een vergoeding van € 3.000,00 tot een oplossing te komen. Uitsluitend indien dit bedrag uiterlijk a.s. dinsdag voor 10.00 uur is bijgeschreven op de derdenrekening van mijn kantoor zal ik de dagvaarding namens cliënte niet uitbrengen. (…)
3.Het geschil
I. [gedaagde] te veroordelen om iedere inbreuk op de auteursrechten van [eiseres] op de in de dagvaarding omschreven sjaals (de [naam collectie 1] , de [naam collectie 2] en de [naam collectie 3] ) te staken en gestaakt te houden, waaronder iedere verveelvoudiging en/of openbaarmaking door [gedaagde] van die sjaals;
II. [gedaagde] te veroordelen ieder onrechtmatig handelen te staken en gestaakt te houden;
III. een en ander op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per overtreding en van € 1.000,- per inbreukmakend product;
IV. de termijn als bedoeld in artikel 1019i Rv te bepalen op zes maanden vanaf de datum dat dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan;
V. [gedaagde] te veroordelen in de volledige proceskosten in de zin van artikel 1019h Rv (€ 6.820,71) en in de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Omdat de verkoop door [gedaagde] van de sjaals is gestaakt, heeft [eiseres] geen spoedeisend belang bij toewijzing van haar vorderingen. Het niet-ondertekenen van een onthoudingsverklaring creëert geen spoedeisend belang.
Overigens is [gedaagde] van mening dat op de sjaals van [eiseres] geen auteursrecht rust. De beschermde elementen die zij noemt zijn gemeengoed en te banaal om voor bescherming in aanmerking te komen. Ook is er onvoldoende overeenstemming tussen de sjaals van [eiseres] en die van [gedaagde] om van een inbreuk te kunnen spreken. In de pleitnota van zijn raadsman worden tal van verschillen benoemd. Tot slot geldt dat [eiseres] nimmer heeft gesteld dat zij haar sjaals eerder op de markt heeft gebracht dan [gedaagde] . Ook [gedaagde] maakt aanspraak op een volledige proceskostenveroordeling. Hij heeft twee voorschotnota’s in het geding gebracht van in totaal € 3.025,-. De totale kosten worden door hem becijferd op € 10.511,87.