Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren partijen en hun advocaten aanwezig.
Na verder debat is vonnis bepaald op 23 februari 2023.
2.De feiten
3.Het geschil
I. [gedaagde] te veroordelen om iedere inbreuk op de auteursrechten van [eiseres] , waaronder iedere verveelvoudiging en/of openbaarmaking van de in de dagvaarding omschreven (en hiervoor onder 2.2 bedoelde) sjaals, te staken en gestaakt te houden;
II. [gedaagde] te veroordelen ieder onrechtmatig handelen te staken en gestaakt te houden;
III. te bepalen dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 10.000,00 bij overtreding van deze veroordelingen en van € 1.000,00 per inbreukmakend product;
IV. de termijn als bedoeld in artikel 1019i Rv te bepalen op zes maanden na het in kracht van gewijsde gaan van dit vonnis;
V. [gedaagde] te veroordelen in de volledige proceskosten in de zin van artikel 1019h Rv (€ 8.762,84 exclusief btw) en in de nakosten, dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente.
- een ongedateerde verklaring van MFT (die was gevoegd bij de brief van 19 november 2022, zie 2.7);
- twee verklaringen van MFT van 17 januari 2023 en 3 februari 2023;
- twee video’s van MFT van 10 december 2018 waarin de Skafos Diadromi te zien is;
- een video van MFT van 25 december 2018 waarin de Skafos Diadromi te zien is;
- drie foto’s van MFT uit 2018 met daarop de Skafos Diadromi.
Dat MFT in 2018 de Diamond Pendant heeft ontworpen en als maker in de zin van de Auteurswet kan worden aangemerkt, blijkt uit twee video’s en twee foto’s van 10 december 2018 waarop de Diamond Pendant is te zien en uit de twee hiervoor genoemde verklaringen van MFT van 17 januari 2023 en 3 februari 2023.
[eiseres] heeft niet aangetoond dat zij auteursrechthebbende is, terwijl dit wel op haar weg had gelegen. De partijverklaring van [eiseres] zelf toont dit niet aan. De door [eiseres] in het geding gebrachte schetsen acht [gedaagde] niet waarheidsgetrouw en de datum ervan is niet te verifiëren. Ook de facturen uit 2017 tonen niet aan dat [eiseres] de maker is. Al met al is dus niet aangetoond dat [eiseres] vóór 10 december 2018 de ontwerpen heeft gemaakt en op de markt heeft gebracht en dit is de reden dat [gedaagde] niet bereid was de onthoudingsverklaring te ondertekenen. Mocht [eiseres] toch als maker in de zin van de Auteurswet worden aangemerkt, dan voert [gedaagde] aan dat beschermingsomvang van de werken beperkt is. De kenmerken van de sjaals worden in hoge mate bepaald door de gebruiksbestemming daarvan. Ook zijn er tal van verschillen aan te wijzen tussen de sjaals van [eiseres] en die van [gedaagde] .
4.De beoordeling
nadat[eiseres] die ontwerpen heeft gemaakt.
€ 1.079,00. Voor een eenvoudig kort geding geldt volgens de IE-indicatietarieven het tarief van maximaal € 6.000,00. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter betreft dit een kort geding tussen “zeer eenvoudig” en “eenvoudig” en om die reden wordt een bedrag van € 3.000,00 aan advocaatkosten redelijk en evenredig geacht. Dat de advocaat van [eiseres] de factuur heeft gezonden aan de besloten vennootschap van [eiseres] en niet aan [eiseres] zelf staat niet aan toewijzing van deze kosten in de weg. De proceskosten worden derhalve begroot op:
3.000,00