ECLI:NL:RBAMS:2024:4870

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
AWB - 23 _ 228
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van studiefinanciering aan een migrerend werknemer en de motivering van het besluit door DUO

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 2 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) inzake zijn aanvraag voor studiefinanciering over het jaar 2022 beoordeeld. Eiser, een migrerende werknemer uit Engeland, had studiefinanciering aangevraagd voor het gehele jaar 2022, maar DUO had slechts een gedeeltelijke toekenning gedaan voor de periode van januari tot en met juni 2022, en de aanvraag voor de tweede helft van het jaar afgewezen op basis van de nationaliteitseis. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar DUO handhaafde zijn besluit in een bestreden besluit van 10 januari 2023. De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2023 behandeld en de zaak vervolgens verwezen naar de meervoudige kamer.

De rechtbank oordeelt dat DUO het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Hoewel DUO eiser studiefinanciering had toegekend voor de eerste zes maanden van 2022 op basis van zijn werkzaamheden als zelfstandige, is het onduidelijk gebleven hoe deze werkzaamheden zijn gewogen. De rechtbank stelt vast dat DUO niet heeft aangetoond dat eiser niet als migrerend werknemer kon worden aangemerkt en dat de toekenning voor een beperkte periode van zes maanden niet voldoende is onderbouwd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt DUO op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij gemotiveerd wordt ingegaan op de duur van de toekenning van studiefinanciering aan eiser als zelfstandige. Tevens moet DUO het griffierecht en proceskosten aan eiser vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/228

uitspraak van de meervoudige kamer van 2 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. G. Gabrelian)
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder (hierna: DUO)

(gemachtigde: [gemachtigde] )

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van DUO op zijn aanvraag voor studiefinanciering over het jaar 2022.
1.2.
DUO heeft op 25 februari 2022 de aangevraagde studiefinanciering gedeeltelijk toegekend, voor de periode januari tot en met juni 2022. DUO heeft in datzelfde besluit de aanvraag voor de periode juli tot en met december 2022 afgewezen. In het bestreden besluit van 10 januari 2023 op het bezwaar van eiser is DUO gebleven bij het besluit om geen studiefinanciering toe te kennen over de – op dat moment nog voorliggende – maanden juli tot en met september 2022.
1.3.
DUO heeft naar aanleiding van het beroep een verweerschrift ingediend op
20 maart 2023 en heeft dit aangevuld op 10 november 2023.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep (enkelvoudig) op 21 november 2023 op zitting behandeld. Het onderzoek is geschorst om eiser de gelegenheid te geven nadere stukken in te dienen. Eiser heeft vervolgens op 22 november 2023 een nadere reactie ingediend. Verweerder heeft daar op 14 december 2023 schriftelijk op gereageerd.
1.5.
De rechtbank heeft de zaak vervolgens op 9 april 2024 verwezen naar de meervoudige kamer. Op 18 juli 2024 is de behandeling van de zaak voortgezet door de meervoudige kamer. Hieraan hebben deelgenomen: eiser [1] en zijn gemachtigde en de gemachtigde van DUO.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt het besluit van DUO om aan eiser niet over het gehele jaar 2022 studiefinanciering toe te kennen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat DUO het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Eiser krijgt dus (in het beroep) gelijk. Dit betekent echter niet dat hij nu studiefinanciering krijgt toegekend over de periode juli tot en met september 2022. DUO moet namelijk een nieuw besluit nemen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Voorafgaand
3.1.
EU-studenten die kunnen worden aangemerkt als migrerend werknemer als bedoeld in artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), komen op grond van artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) in aanmerking voor studiefinanciering. Werknemer in de zin van het VWEU is eenieder die reële en daadwerkelijke arbeid verricht, met uitsluiting van werkzaamheden van zo geringe omvang dat zij louter marginaal en bijkomstig zijn.
3.2.
Eiser komt uit Engeland en studeert in Amsterdam. In het kader van zijn aanvraag van 27 december 2021 voor studiefinanciering over het jaar 2022 heeft eiser twee arbeidsovereenkomsten aan DUO overgelegd (nul-urencontracten van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] ). Daarbij heeft eiser uitbetalingen van beide werkgevers over het jaar 2021 ingediend. Daarnaast heeft eiser gegevens overgelegd waaruit moet volgen dat hij als zelfstandige werkzaam is.
3.3.
DUO heeft op 25 februari 2022 studiefinanciering toegekend voor de periode januari tot en met juni 2022. Over de periode juli tot en met december 2022 heeft DUO geen studiefinanciering toegekend met als afwijsreden dat eiser niet voldoet aan de nationaliteitseis.
3.4.
Uit het bestreden besluit van 10 januari 2023 volgt dat DUO aan eiser studiefinanciering heeft toegekend over de periode januari tot en met juni 2022 op grond van zijn werkzaamheden als zelfstandige. Volgens DUO heeft eiser geen bewijsstukken ingediend waaruit blijkt dat hij in de periode juli tot en met september 2022 migrerend werknemer was. Ook is niet gebleken dat hij een nieuwe aanvraag heeft gedaan voor die periode. Bij besluit van 7 november 2022 heeft DUO – op een andere grondslag, namelijk dat eiser inmiddels vijf jaar verblijft in Nederland – alsnog studiefinanciering toegekend over de maanden oktober tot en met december 2022.
Grond
4. Eiser heeft – kort gezegd – aangevoerd dat aan hem als zelfstandige over het gehele jaar 2022 studiefinanciering had moeten worden toegekend.
Oordeel van de rechtbank
5. DUO voert aan dat hij in het primaire besluit slechts voor een half jaar studiefinanciering heeft toegekend en dat het hanteren van een beperkte toekenningsperiode van een half jaar bij migrerende EU-studenten is geaccordeerd door de Centrale Raad van Beroep (CRvB). [2] Het lag op de weg van eiser om een nieuwe aanvraag te doen voor de periode juli tot en met december 2022. In beroep heeft DUO verder aangevoerd dat voor zover eiser een beroep doet op behoud van zijn status als migrerend werknemer tijdens arbeidsongeschiktheid in de periode juli tot en met september 2022, er twijfel bestaat of eiser wel als migrerend werknemer kon worden aangemerkt in de periode januari tot en met juni 2022. Eiser heeft volgens verweerder onvoldoende stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij in de periode januari tot en met juni 2022 reële en daadwerkelijke arbeid heeft verricht en dus rechtmatig studiefinanciering als migrerend werknemer heeft gehad.
6.1
De rechtbank stelt voorop dat de vraag of de toekenning van studiefinanciering over de maanden januari tot en met juni 2022 rechtmatig was niet voorligt in deze procedure.
Uit het beleid van DUO blijkt dat DUO achteraf controleert of de student in de betreffende studiefinancieringsperiode ook daadwerkelijk als migrerend werknemer kon worden beschouwd en of de studiefinanciering aldus rechtmatig is toegekend. [3] Als DUO na controle achteraf constateert dat de student over de gecontroleerde periode niet kon worden beschouwd als migrerend werknemer, wordt de studiefinanciering over die periode teruggevorderd. Daartoe neemt DUO dan een besluit tot herziening. [4] Een dergelijke controle of terugvordering heeft in dit geval niet plaatsgevonden, waardoor de rechtbank er bij de beoordeling van het beroep dus vanuit gaat dat DUO eiser als migrerend werknemer heeft aangemerkt over de periode januari tot en met juni 2022. Het past niet in het systeem van de wet dat DUO in het kader van een aanvraag terugkomt op een eerdere toewijzende beslissing, zonder dat een terugvordering of herziening heeft plaatsgevonden, terwijl dat wel mogelijk was geweest. Om die reden volgt de rechtbank het standpunt van DUO niet dat omdat er twijfel is over de status van eiser als migrerend werknemer in de maanden januari tot en met juni 2022, hij reeds om die reden geen beroep kan doen op een verlenging van deze status.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat uit het bestreden besluit volgt dat DUO de toekenning van studiefinanciering aan eiser over de eerste zes maanden van 2022 onder andere heeft gebaseerd op het feit dat eiser als zelfstandige werkt. Verder heeft DUO overwogen dat gelet op de instabiele arbeidsmarktsituatie van veel EU-studenten het beleid is om in bepaalde situaties studiefinanciering toe te kennen voor een beperkte periode. De rechtbank is van oordeel dat DUO daarmee onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in dit geval tot deze duur van zes maanden is gekomen. De CRvB heeft geoordeeld dat die zich kan verenigen met een systeem waarbij toekenningen over een of meer studiefinancieringstijdvakken in beginsel (telkens) betrekking hebben op een periode van niet minder dan drie maanden en maximaal zes maanden of voor de looptijd van de overgelegde arbeidsovereenkomst, mits met voortvarendheid wordt vastgesteld of (nog steeds) sprake is van werknemerschap, alvorens (verdere) studiefinanciering wordt toegekend. [5] De uitspraak van de CRvB laat dus ruimte voor een langere toekenningsperiode dan zes maanden, immers DUO mag ook aansluiten bij de looptijd van een arbeidsovereenkomst. In het geval van eiser gaat het echter niet om een arbeidsovereenkomst, maar om de waardering van het werken als zelfstandige. Naar hun aard zijn werkzaamheden als zelfstandige niet (vooraf) in looptijd beperkt. Dat maakt dat niet zonder meer gezegd kan worden dat in het geval van eiser kon worden gekozen voor een toekenning voor de (beperkte) duur van zes maanden. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval onduidelijk is gebleven hoe het werk van eiser als zelfstandige door DUO is gewogen. Daarbij is ook van belang dat DUO op de zitting heeft toegelicht dat er inderdaad situaties denkbaar zijn waarin aan een migrerend werknemer voor een langere periode dan zes maanden studiefinanciering wordt toegekend, bijvoorbeeld indien iemand een bestendige periode als zelfstandige heeft gewerkt.
6.3.
De rechtbank overweegt daarnaast nog als volgt. Zoals de CRvB al heeft overwogen is het van groot belang dat uit de besluiten van DUO duidelijk blijkt op welke componenten van studiefinanciering en op welke tijdvakken deze betrekking hebben. Per component en per tijdvak moet expliciet in het besluit worden opgenomen of sprake is van een toekenning, dan wel van een afwijzing, dan wel dat nog geen besluit kan worden genomen omdat nog nadere gegevens nodig zijn. [6] In onderhavig geval heeft DUO in het primaire besluit de aanvraag voor de periode juli tot en met december 2022 niet toegekend met de afwijsreden dat eiser niet voldoet aan de nationaliteitseis. Indien DUO meende dat eiser voor de periode vanaf juli 2022 een nieuwe aanvraag had moeten doen, had DUO dat in het primaire besluit moeten opnemen. DUO had de aanvraag kunnen toewijzen voor de eerste zes maanden van 2022, en kunnen bepalen dat DUO nog niet kon beslissen over tweede helft van dat jaar. Vervolgens had DUO in het primaire besluit eiser erop kunnen wijzen dat hij voor de periode juli tot en met december 2022 te zijner tijd een nieuwe aanvraag kon indienen. Dat alles heeft DUO niet gedaan. De rechtbank is van oordeel dat er in zoverre ook sprake is van onzorgvuldige besluitvorming.
6.4.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat DUO het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Omdat het beroep hierom slaagt ziet de rechtbank geen aanleiding om de andere beroepsgronden te bespreken.

Conclusie en gevolgen

7.1.
Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Dit betekent dat het bestreden besluit geen stand kan houden. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. DUO dient een nieuw besluit te nemen waarbij gemotiveerd wordt ingegaan op de toegekende duur bij eiser als zelfstandige.
7.2.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat DUO een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft DUO hiervoor zes weken.
7.3.
Omdat het beroep gegrond is moet DUO het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. DUO moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 10 januari 2023;
- draagt DUO op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat DUO het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt DUO tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, voorzitter en mrs. M.H.W. Franssen en
L. Dolfing rechters, in aanwezigheid van mr.P. Tanis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Bijgestaan door een tolk in de Engelse taal.
2.Zie de uitspraak van 14 april 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:699.
3.Beleidsregel migrerend werknemerschap en studiefinanciering, Stcrt. 2024, 14868.
4.Zoals bedoeld in artikel 7.1. van de Wsf 2000.
5.Centrale Raad van Beroep 14 april 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:699.
6.Centrale Raad van Beroep 5 juni 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1064.