ECLI:NL:RBAMS:2024:474

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
31 januari 2024
Zaaknummer
16.288270.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door phishing technieken met meerdere slachtoffers en computervredebreuk

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting door middel van phishing technieken. De verdachte heeft in de periode van 26 juli 2021 tot en met 12 oktober 2021, samen met anderen, een groot aantal personen opgelicht door hen valse e-mails te sturen waarin werd gevraagd om hun account te verlengen met een betaallink naar een phishingsite. Hierdoor hebben slachtoffers hun persoonlijke gegevens ingevoerd op imitatiewebsites, waardoor de verdachte toegang kreeg tot hun bankrekeningen en geld kon overboeken of contant geld kon pinnen. De verdachte heeft verklaard tussen de dertien- en vijftienduizend euro te hebben verdiend met deze praktijken.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, computervredebreuk, oplichting, witwassen en het vervaardigen van technische hulpmiddelen voor het plegen van misdrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, een aanzienlijke impact heeft gehad op de slachtoffers en het vertrouwen in het digitale betalingsverkeer heeft ondermijnd. De verdachte is als first offender aangemerkt en heeft zich na zijn aanhouding positief ontwikkeld.

De rechtbank heeft een onvoorwaardelijke werkstraf van 100 uren opgelegd, met aftrek van voorarrest, en heeft de verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen en geldbedragen bevolen. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [bank 1], voor de geleden schade als gevolg van de oplichtingspraktijken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 16.288270.21
Datum uitspraak: 30 januari 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
wonende op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.D. Braber en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N. El Farougui, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mevrouw [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel van een of meerdere geldbedragen toebehorende aan [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of [naam 7] en/of [naam 8] in de periode van 26 juli 2021 tot en met 12 oktober 2021 te Amsterdam;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
computervredebreuk in vereniging in de periode van 20 januari 2021 tot en met 12 oktober 2021 te Amsterdam;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
oplichting in vereniging van onder andere/meer [naam 9] en/of [naam 10] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of [naam 7] en/of [naam 8] en/of [naam 11] en/of [naam 12] en/of [naam 13] en/of [naam 14] en/of [naam 15] en/of [naam 16] en/of [naam 17] en/of [naam 18] en/of [naam 19] en/of [naam 20] en/of [naam 21] en/of [naam 22] en/of [naam 23] en/of [naam 24] en/of [naam 25] en/of [naam 26] en/of [naam 27] en/of [naam 28] en/of [naam 29] en/of [naam 30] en/of [naam 16] in de periode van 20 januari 2021 tot en met 12 oktober 2021 te Amsterdam;
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
witwassen in vereniging van meerdere geldbedragen in de periode van 26 juli 2021 tot en met 12 oktober 2021 te Amsterdam;
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
het vervaardigen, verwerven, ter beschikking stellen en/of voorhanden hebben van technische hulpmiddelen, namelijk phishingdomeinen, phishingwebsites, phishinglinks en/of toegangscodes en inloggegevens, met de bedoeling die technische hulpmiddelen te gebruiken voor het plegen van computervredebreuk.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde:
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte, samen met anderen, in de ten laste gelegde periode verschillende geldbedragen heeft weggenomen van de in feit 1 genoemde slachtoffers door middel van een valse sleutel, namelijk door met door middel van phishing afgevangen inlog- en betaalgegevens van de bankrekeningen van voornoemde slachtoffers overboekingen te verrichten, aankopen te doen en met (zelf aangevraagde) betaalpassen behorend bij de bankrekeningen van deze slachtoffers contactloze betalingen te doen en/of cashgeld te pinnen. Er zijn bij verdachte meerdere gegevensdragers in beslag genomen, waarop cookies van diverse banken zijn aangetroffen. Uit de onderzoeken naar die bankcookies blijkt dat er ingelogd was op de rekeningen van de in feit 2 genoemde slachtoffers, waardoor de ten laste gelegde computervredebreuk wettig en overtuigend kan worden bewezen. Tot slot blijkt uit het dossier dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van de in feit 3 genoemde slachtoffers, door zich op Marktplaats voor te doen als een bonafide koper dan wel zich middels phishingsmails voor te doen als [bedrijf] .
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de tenlastegelegde feiten grotendeels gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wel heeft zij vrijspraak bepleit ten aanzien van het ten laste gelegde met betrekking tot de slachtoffers [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] , [naam 6] en [naam 8] .
Ter zitting heeft verdachte de te laste gelegde feiten grotendeels bekend, met uitzondering van de vijf slachtoffers waar de raadsvrouw vrijspraak voor heeft bepleit. Op de vraag van de rechtbank hoe het kan dat er vanuit de woning van verdachte, met zijn IP-adres, is ingelogd in de bankomgeving [naam 3] , [naam 4] en [naam 6] , heeft verdachte geantwoord dat dit mogelijk door vrienden van hem is gedaan. Verdachte heeft verklaard dat er vaak vrienden bij hem thuis kwamen en dat zij konden inloggen op het WIFI-netwerk van zijn woning. Verdachte wist dat vrienden zich bezig hielden met phishing praktijken, ook wanneer ze in zijn woning waren, maar hij en zijn vrienden deden dit ieder voor zich. Verdachte had dus geen rol in de door hen benaderde slachtoffers. Tot slot heeft verdachte verklaard dat hij niet betrokken is geweest bij het ten laste gelegde voor zover dit betrekking heeft op het slachtoffer [naam 14] . Ten aanzien van de overige slachtoffers heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd.
De rechtbank is - met de raadsvrouw - van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken voor de verdenkingen die betrekkingen hebben op de slachtoffers [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] [naam 6] en [naam 8] . Verdachte heeft zijn aandeel bij deze slachtoffers ontkend en zijn betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten blijkt onvoldoende uit het dossier. De rechtbank kan namelijk niet vaststellen dat verdachte diegene is geweest die ingelogd heeft in de bankomgeving van deze slachtoffers, nu mogelijk vrienden van hem ook gebruik hebben gemaakt van zijn IP-adres (vanuit zijn woning) en zich tevens hebben bezig gehouden met phishing praktijken. Verdachte was hier weliswaar van op de hoogte, maar de rechtbank acht dit niet voldoende voor de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Zo kan de rechtbank niet vaststellen dat er sprake was van een gezamenlijke uitvoering en/of dat de bijdrage van verdachte aan de ten laste gelegde feiten bij deze slachtoffers van zodanig gewicht is geweest dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Het enkel beschikbaar stellen van zijn huis en WIFI-netwerk is daarvoor onvoldoende. Tot slot zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken voor de ten laste gelegde feiten die betrekking hebben op het slachtoffer [naam 14] , omdat niet bewezen kan worden dat deze strafbare feiten jegens deze persoon zijn gepleegd binnen de periode als genoemd in verdachtes bekentenis. De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsvrouw - van oordeel dat de ten laste gelegde feiten voor wat betreft de overige slachtoffers kunnen worden bewezen. Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij deze feiten bekend en zijn verklaring vindt steun in de overige bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 4 en 5 ten laste gelegde:
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring voor wat betreft het onder 4 en 5 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen, omdat verdachte deze feiten heeft bekend en zijn verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
hij in de periode gelegen van 26 juli 2021 tot en met 12 oktober 2021 te Amsterdam, telkens geldbedragen, die aan [naam 5] en [naam 7] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders zich die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door
- met door middel van phishing afgevangen inlog- en/of betaalgegevens vanaf bankrekeningen van voornoemde personen meerdere overboekingen te verrichten en/of aankopen te doen, en
- van voornoemde bankrekeningen geld te pinnen;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
hij in de periode van 12 mei 2021 tot en met 12 oktober 2021 te Amsterdam, telkens opzettelijk en wederrechtelijk in een (gedeelte van) geautomatiseerde werken, te weten meerdere servers toebehorende aan [bank 1] en [bank 2] en [bank 3] en [bank 4] en [bank 5] , waarop de internetbankierenomgevingen van (in elk geval van) [naam 9] en [naam 10] en [naam 5] en [naam 7] en [naam 11] en [naam 12] en [naam 13] en [naam 15] en [naam 16] en [naam 17] en [naam 18] en [naam 19] en [naam 20] en [naam 21] en [naam 22] en [naam 23] en [naam 24] en [naam 25] en [naam 26] en [naam 27] en [naam 28] en [naam 29] en [naam 30] worden gehost, is binnengedrongen
a. door het doorbreken van een beveiliging,
c. met behulp van een valse sleutel, te weten met door middel van phishing afgevangen inlog- en/of betaalgegevens;
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
hij in de periode van 26 juli 2021 tot en met 12 oktober 2021 te Amsterdam, meermalen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (in elk geval) [naam 9] en [naam 10] en [naam 5] en [naam 7] en [naam 11] en [naam 12] en [naam 13] en [naam 15] en [naam 16] en [naam 17] en [naam 18] en [naam 19] en [naam 20] en [naam 21] en [naam 22] en [naam 23] en [naam 24] en [naam 25] en [naam 26] en [naam 27] en [naam 28] en [naam 29] en [naam 30] heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten hun bank- en/of inloggegevens behorende bij de internetbankierenomgevingen van voornoemde personen, door
- zich richting voornoemde personen/slachtoffers per email toegestuurd bericht voor te doen als [bedrijf] en aan te geven dat een lidmaatschap verlengd diende te worden en (telkens) vervolgens een valse betaallink te versturen en via deze valse betaallink inloggegevens en accountgegevens van voornoemde slachtoffers te verkrijgen en daarmee in te loggen op de bankaccounts en betaalrekeningen van voornoemde slachtoffers;
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
hij in de periode gelegen van 26 juli 2021 tot en met 12 oktober 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, van geldbedragen, althans voorwerpen
(Sub a)
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbenden op die geldbedragen waren, en
(Sub b)
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl verdachte wist dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf;
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
hij in de periode gelegen van 20 januari 2021 tot en met 12 oktober 2021 te Amsterdam,
- technische hulpmiddelen die hoofdzakelijk geschikt gemaakt en ontworpen zijn tot het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab eerste lid, 138b of 139c van het Wetboek van Strafrecht, te weten meerdere phishingdomeinen en phishingwebsites en phishinglinks en bijbehorende broncodes en
- computerwachtwoorden en toegangscodes en daarmee vergelijkbare gegevens, waardoor toegang kan worden gekregen tot een geautomatiseerd werk of een deel daarvan, heeft verworven en verspreid en voorhanden heeft gehad, telkens met het oogmerk om een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab, tweede of derde lid Wetboek van Strafrecht (computervredebreuk) te plegen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte vonnis gehecht.

7.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

De officier van justitieheeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte strafbare feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 uur, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Bij dat voorwaardelijk strafdeel dient de algemene voorwaarde te worden opgelegd dat verdachte zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
De raadsvrouwheeft bepleit om aan verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen. Zij heeft daarnaast verzocht om bij de strafmaat rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de schending van de redelijke termijn. Gelet op het pedagogische karakter van het jeugdstrafrecht had deze zaak veel eerder opgepakt moeten worden door het Openbaar Ministerie. Dit is niet gebeurd en inmiddels is het al meer dan twee jaar geleden dat verdachte voor de ten laste gelegde feiten is aangehouden. De aanhouding heeft veel impact op hem gehad. Hij is van school gestuurd en heeft hierdoor zijn examens niet kunnen maken. Als gevolg hiervan heeft hij zijn havo diploma niet kunnen behalen. Verdachte heeft oprecht spijt van zijn gedragingen. Hij heeft zijn verantwoordelijkheid genomen om op zitting een (deels) bekennende verklaring af te leggen. In de afgelopen jaren heeft verdachte zich positief ontwikkeld. Hij heeft na zijn aanhouding uit zichzelf contact opgenomen met een IFA-coach en heeft wekelijks deelgenomen aan de gesprekken. Hij heeft zich daarbij volledig ingezet en zijn medewerking verleend. Dit traject is dan ook positief afgerond. Inmiddels heeft verdachte zijn leven op orde; hij werkt vier dagen in de week in loondienst, hij heeft daarnaast een eigen bedrijf en hij is niet meer in beeld gekomen bij de politie. De raadsvrouw vraagt zich dan ook af of een voorwaardelijke werkstraf, als stok achter de deur, nog wel passend is. Een onvoorwaardelijke werkstraf van 60 of 80 uren doet meer recht aan deze zaak.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting door middel van zogenaamde “phishing” technieken. Daarbij is een groot aantal personen opgelicht. De slachtoffers hebben geluk gehad dat de banken ze voor een groot deel schadeloos hebben gesteld, anders waren veel van de slachtoffers veel geld kwijt geweest. De oplichtingen zijn zeer professioneel uitgevoerd. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij valse e-mails heeft gestuurd aan ruim driehonderd personen uit de naam van [bedrijf] . In de e-mails werd aan personen gevraagd om hun [bedrijf] -account te verlengen met daarin een betaallink naar een phishingsite. Deze personen werden via een link naar een imitatiewebsite van een bank geleid. Op deze imitatiewebsites vulden de slachtoffers te goeder trouw hun persoonlijke gegevens in. Die gegevens werden daardoor direct inzichtelijk voor verdachte. Hij kon vervolgens met deze gegevens inloggen op bijvoorbeeld de bankomgeving van de slachtoffers en geld overboeken dan wel aankopen doen vanaf de bankrekeningen of betalingen doen en contant geld pinnen. Verdachte heeft verklaard dat hij zich bezig heeft gehouden met deze oplichtingspraktijken, omdat hij snel geld wilde verdienen. De jongens waarmee hij destijds omging hielden zich hier ook mee bezig. Het was daarom voor verdachte ‘makkelijk om in deze wereld terecht te komen’. Verdachte had in zijn woning zo’n tiental gegevensdragers die allemaal aan hem te linken waren en gebruikt zijn om de feiten te plegen. Verdachte heeft verklaard dat hij zelf met de phishing technieken ongeveer tussen de dertien- en de vijftienduizend euro heeft verdiend. Op de vraag wat hij met dit geldbedrag heeft gedaan heeft verdachte geantwoord dat hij het grotendeels thuis heeft bewaard en een deel heeft uitgegeven aan kleding. Tijdens de doorzoeking is in de woning van verdachte contant geldbedrag van € 5.835,00 aangetroffen.
Dat door verdachte werd ingespeeld op het zogenaamd veilig doen van zaken via het internet, terwijl hij er daarbij juist op uit was anderen op te lichten en te bestelen, is zeer uitgekookt. Door op deze manier mensen op te lichten, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige inbreuken in de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, waartoe de inloggegevens van hun bankrekeningen behoren, het vertrouwen van de slachtoffers beschaamd en hen schade en spanningen bezorgd. Door het handelen van verdachte is daarnaast het vertrouwen van de slachtoffers in het digitale betalingsverkeer en bankwezen ondermijnd. Wanneer het vertrouwen in het digitale betalingsverkeer en bankwezen bij consumenten in het algemeen niet meer aanwezig is, bestaat het risico van ernstige ontwrichting van het economisch en maatschappelijk verkeer. In deze tijd, waarin het online verhandelen, bestellen en betalen van goederen aan de orde van de dag is, is dit vertrouwen immers van groot economisch en maatschappelijk belang. Het schaden van het vertrouwen in het digitale betalingsverkeer en bankwezen heeft daardoor niet alleen negatieve gevolgen voor de slachtoffers die verdachte heeft gemaakt, maar ook voor de maatschappij in het algemeen. De rechtbank rekent verdachte al het voorgaande aan.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Voor minderjarige verdachten zijn er geen specifieke cybercrime-richtlijnen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 18 december 2023 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
Verdachte wordt dan ook aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het raadsrapport van 30 maart 2022, waarin wordt geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. Ter zitting heeft
de Raadtoegelicht dat een deels voorwaardelijke werkstraf, als stok achter de deur, gelet op het tijdsverloop van de feiten en de positieve ontwikkeling van verdachte, niet meer noodzakelijk wordt geacht.
De rechtbankis van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden - waaronder de schending van de redelijke termijn met elf maanden en de positieve persoonlijke omstandigheden van verdachte - er aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Na de aanhouding van 12 oktober 2021 is verdachte niet meer in beeld gekomen bij de politie en hij heeft in het vrijwillige kader deelgenomen aan de gesprekken met een IFA-coach. Op dit moment werkt hij vier dagen in de week, hij heeft een onderneming (in de zin dat hij online kleding ontwerpt en verkoopt) en hij wil graag starten met een ICT-opleiding. De rechtbank kan zich vinden in het standpunt van de Raad en de raadsvrouw dat een voorwaardelijke werkstraf, als stok achter de deur, niet meer noodzakelijk is. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke werkstraf van 100 uren, met aftrek van voorarrest, meer passend is.

10.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

[bank 1]
De benadeelde partij [bank 1] vordert € 873,13 aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank zal de vordering voorzover die betrekking heeft op de schade die de rekeninghouders [naam 8] en [naam 6] hebben geleden, te weten een bedrag van € 665,09 (€ 333,04 voor [naam 8] + € 332,05 voor [naam 6] ), niet-ontvankelijk verklaren, nu verdachte wordt vrijgesproken van de verdenkingen van strafbare feiten jegens deze slachtoffers.
Vaststaat dat benadeelde partij [bank 1] als gevolg van het bewezen verklaarde schade heeft geleden. Zij heeft immers de schade van haar rekeninghouder [naam 7] van een bedrag van € 208,40 vergoed. Die schade is aan te merken als verplaatste schade, die de rekeninghouder ook zelf van verdachte had kunnen vorderen als deze niet door [bank 1] was gecompenseerd.. De raadsvrouw heeft de vordering die betrekking heeft op de schade die door ING ten aanzien van rekeninghouder [naam 7] is geleden niet betwist. Deze vordering is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom de vordering van de benadeelde partij [bank 1] voor dit deel toewijzen, met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is geleden, zoals verzocht door de officier van justitie.
In het belang van [bank 1] wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd ter hoogte van
€ 208,40vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is geleden, te weten vanaf 11 september 2021, welk bedrag bestaat uit materiële schade. Tot slot is het uitgangspunt dat geen gijzeling wordt opgelegd aan verdachten die volgens het jeugdstrafrecht worden berecht en dat er gezocht wordt naar andere oplossingen. De rechtbank zal om deze reden de maximale duur van de gijzeling bepalen op 0 dagen.

11.Beslag

Ten aanzien van de telefoons en de computers:
Onder verdachte zijn de volgende goederen in beslag genomen:
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: PL0900-MDRDD21017-691495, Apple;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: PL0900-MDRDD21017-691496, Apple;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: PL0900-MDRDD21017-691497, Zwart, Apple;
  • 1 STK Computer, omschrijving: PL0900-MDRDD21017-691498, Lenovo Thinkpad;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: PL0900-MDRDD21017-691544, Wit/Grijs, Apple;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: PL0900-MDRDD21017-691545, Wit/Grijs, Apple;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: PL0900-MDRDD21017-691548, Grijs, Apple;
  • 1 STK Computer, omschrijving: PL0900-MDRDD21017-691552, Zwart, Apple;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: PL0900-MDRDD21017-691555, Grijs/Zwart, Apple.
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de in beslag genomen goederen.
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte inbeslaggenomen telefoons en computers verbeurd dient te worden verklaard, zoals verzocht door de officier van justitie, nu de bewezenverklaarde strafbare feiten met behulp van deze goederen zijn begaan.
Ten aanzien van de geldbedragen die in de woning van verdachte is aangetroffen:
Onder verdachte zijn de volgende geldbedragen in beslag genomen:
  • 5585 EUR, omschrijving: PL0900-MDRDD21017_691541;
  • 50 EUR, omschrijving: PL0900-MDRDD21017_691542;
  • 200 EUR, omschrijving: PL0900-MDRDD21017_691499.
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 5.835,00 verbeurd te verklaren, nu verdachte ter zitting heeft bekend dat hij dit bedrag door het plegen van de ten laste gelegde feiten heeft verkregen.
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het dossier blijkt dat er op het bedrag van € 5.835,00 conservatoir beslag rust. Ter zitting heeft de officier van justitie de vordering tot ontneming van € 11.165,70 aangekondigd. Nu de raadsvrouw geen verweer heeft gevoerd zal de rechtbank het bedrag van € 5.835,00 verbeurd verklaren. Gelet op het pedagogische karakter van het jeugdstrafrecht, de jonge leeftijd en de beperkte financiële mogelijkheden van verdachte merkt de rechtbank op dat dit bedrag wel in vermindering dient te worden gebracht op het eventueel in de ontnemingszaak te betalen bedrag (zie ook: ECLI:NL:HR:2019:147).

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg, 138ab, 139d, 311, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

13.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
medeplegen van computervredebreuk, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde:
oplichting, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 4 bewezen verklaarde:
witwassen, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde:
het met het oogmerk dat daarmee een misdrijf als bedoeld in artikel 138ab,eerste lid, 138b of 139c van het Wetboek van Strafrecht wordt gepleegd, een technisch
hulpmiddel dat hoofdzakelijk geschikt gemaakt of ontworpen is tot het plegen van een
zodanig misdrijf, vervaardigen, verspreiden en voorhanden hebben, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een
werkstraf voor de duur van 100 (honderd) uren,met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen, onder aftrek van de dagen die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
Verklaartde volgende voorwerpen verbeurd:
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: PL0900-MDRDD21017-691495, Apple;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: PL0900-MDRDD21017-691496, Apple;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: PL0900-MDRDD21017-691497, Zwart, Apple;
  • 1 STK Computer, omschrijving: PL0900-MDRDD21017-691498, Lenovo Thinkpad;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: PL0900-MDRDD21017-691544, Wit/Grijs, Apple;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: PL0900-MDRDD21017-691545, Wit/Grijs, Apple;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: PL0900-MDRDD21017-691548, Grijs, Apple;
  • 1 STK Computer, omschrijving: PL0900-MDRDD21017-691552, Zwart, Apple;
  • 1 STK Telefoontoestel, omschrijving: PL0900-MDRDD21017-691555, Grijs/Zwart, Apple;
  • 5585 EUR, omschrijving: PL0900-MDRDD21017_691541;
  • 50 EUR, omschrijving: PL0900-MDRDD21017_691542;
  • 200 EUR, omschrijving: PL0900-MDRDD21017_691499.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[bank 1]gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling van € 208,04 (zegge tweehonderdacht euro en vier cent) voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten vanaf 11 september 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [bank 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van
[bank 1]ter hoogte van € 208,04 (zegge tweehonderdacht euro en vier cent). Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten vanaf 11 september 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [bank 1] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. van Montfrans, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. G.S. Crince Le Roy en E.M. Devis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Bakir, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 januari 2024.
[...]