Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer op 25 juli 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit Amsterdam, eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
1 januari 2022. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar op deze manier de WOZ-waarde van de woning vastgesteld in overeenstemming met de bedoeling van de wetgever. Overweging hierbij is dat volgens vaste rechtspraak er in de regel van uitgegaan moet worden dat de betaalde koopsom de beste indicatie is voor de waarde die de woning in het economische verkeer vertegenwoordigt wanneer een belastingplichtige een woning kort voor of na de waardepeildatum heeft gekocht. Dat is alleen anders als degene die stelt dat dit niet zo is, feiten of omstandigheden stelt en aannemelijk maakt waaruit volgt dat de koopsom niet die waarde weergeeft. [4] Daarvoor volstaat niet dat eiser veel meer geboden heeft dan de vraagprijs vanwege een oververhitte woningmarkt. De waarde van de woning in het economisch verkeer wordt volgens de bedoeling van de wetgever namelijk juist bepaald door de meestbiedende koper. De omstandigheid dat eiser overboden heeft omdat er sprake was van een overspannen woningmarkt, maakt niet dat de koopsom de waarde in het economische verkeer niet goed weergeeft. Deze omstandigheid heeft ertoe geleid dat eiser de meestbiedende gegadigde is geweest. De verkoop heeft op normale wijze plaatsgevonden, dat wil zeggen als een resultaat van vraag en aanbod. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.