4.1.De rechtbank heeft omtrent het geschil als volgt overwogen:
4. Het is aan verweerder om aannemelijk te maken dat hij de WOZ-waarde niet te hoog heeft vastgesteld. Bij woningen kan de waarde worden vastgesteld door vergelijking met de verkoopprijzen van op of rond de waardepeildatum verkochte, vergelijkbare woningen. Daarbij mag verweerder, zoals hij in dit geval met zijn bij het verweerschrift overgelegde nieuwe taxatierapport heeft gedaan, de vastgestelde waarde ook in beroep nog onderbouwen met nieuwe gegevens. Verweerder baseert de vastgestelde WOZ-waarde nu op de verkoopgegevens van de volgende woningen:
- [b-straat 1], op 8 april 2011 verkocht voor € 1.231.000;
- [c-straat 1], op 29 april 2011 verkocht voor € 1.250.000;
- [d-straat 1], op 3 januari 2011 verkocht voor € 1.750.000 en
- [a-straat ] [2], op 23 januari 2012 verkocht voor € 1.175.000.
5. De rechtbank overweegt allereerst dat de bestreden uitspraak weliswaar summier ingaat op de bezwaren van eiseres, maar zij ziet geen reden om te oordelen dat de bestreden uitspraak niet deugdelijk is gemotiveerd.
6. Verder brengen doel en strekking van de Wet WOZ mee dat de waarde van een onroerende zaak voor elk tijdvak opnieuw moet worden bepaald, aan de hand van feiten en omstandigheden die zich op of rond de waardepeildatum voordoen, en niet op basis van een eerdere WOZ-waarde. De waarde van de woning kan dan ook worden vastgesteld op basis van rond de waardepeildatum behaalde verkoopcijfers van vergelijkbare woningen. De lokale ontwikkeling van de huizenprijzen vindt haar weerslag in de verkoopprijzen van de vergelijkbare en in de nabije omgeving liggende - referentiewoningen. De stelling van eiseres dat in [P]in het hogere segment sprake is van een daling van prijzen van koopwoningen met ongeveer 5% is dus geen omstandigheid waarmee afzonderlijk rekening hoeft te worden gehouden.
7. Ter zitting heeft verweerder een toelichting gegeven op de vastgestelde inhoud van de woning van eiseres. De rechtbank heeft geen reden hieraan te twijfelen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze vastgestelde inhoud onjuist is. De rechtbank gaat derhalve uit van een inhoud van 600 m³ voor de woning van eiseres.
8. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank ook niet aannemelijk gemaakt dat de omstandigheid dat haar woning een gemeentelijk monument is een waardedrukkend effect heeft op haar woning. Dat de woning van eiseres een kleine woning is die niet zonder toestemming mag worden vergroot of uitgebreid, is geen afzonderlijk waardedrukkend aspect omdat verweerders taxateur de woning ook als zodanig heeft getaxeerd.
9. De rechtbank stelt vast dat verweerder de waarde van de woning van eiseres heeft bepaald volgens de hierboven genoemde vergelijkingsmethode. Verder is de rechtbank van oordeel dat de vier hierboven genoemde referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn met de woning van eiseres. Het zijn net als de woning van eiseres vrijstaande woningen, met een vergelijkbare inhoud en (in drie van de vier gevallen) uit een vergelijkbaar bouwjaar. De verkoopprijzen daarvan kon verweerder dus gebruiken als onderbouwing van de WOZ-waarde van de woning van eiseres. Omdat de woning van eiseres een unieke woning is, zijn er verschillen tussen haar woning en de referentiewoningen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met die verschillen echter voldoende rekening gehouden, nu aan de woning van eiseres de laagste waarde per kubieke meter is toegekend. Dit blijkt uit het door verweerder overgelegde taxatierapport, waarin een berekening is gegeven van de WOZ-waarde van de woning van eiseres met behulp van waarden per kubieke meter woning en per vierkante meter grond. Verweerder heeft met de toegekende vierkante meterwaarde bovendien voldoende rekening gehouden met de grootte en de bruikbaarheid van het perceel bij de woning. Weliswaar is deze berekening met kubieke en vierkante meterwaarden slechts een hulpmiddel dat op zichzelf niet ter beoordeling staat, maar verweerder heeft hiermee wel laten zien dat en hoe hij rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning van eiseres en de referentiewoningen. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat de WOZ-waarde te hoog is vastgesteld. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd geeft geen reden anders te oordelen.
10. De rechtbank concludeert derhalve dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van de woning van eiseres niet te hoog is vastgesteld.
4.2.1In hoger beroep heeft belanghebbende onder meer (samengevat) de volgende grieven aangevoerd:
- i) de in het taxatierapport van de heffingsambtenaar opgevoerde vergelijkingsobjecten, die alle (ook wat betreft effectief woonoppervlak) aanzienlijk groter zijn, een betere uitstraling hebben en in betere staat van onderhoud verkeren, verschillen zozeer van de woning dat zij niet tot uitgangspunt kunnen worden genomen voor de waardebepaling van de woning.
- ii) In het geval het Hof van oordeel is dat de in het taxatierapport vermelde objecten wel voldoende vergelijkbaar zijn met de woning, heeft de heffingsambtenaar onvoldoende inzichtelijk gemaakt op welke wijze hij rekening heeft gehouden met de aanzienlijke verschillen tussen deze vergelijkingsobjecten en de woning.
- iii) Op het taxatieverslag dat door de heffingsambtenaar in de bezwaarfase is gebruikt ter onderbouwing van de vastgestelde waarde, is voor de woning een onjuiste inhoud in aanmerking genomen (750 m³). In het in de beroepsfase overgelegde taxatierapport is de in aanmerking genomen inhoud gecorrigeerd tot 600 m³, zonder dat deze correctie heeft geleid tot een aanpassing van de vastgestelde waarde. Dit is onbegrijpelijk.
- iv) Er is onvoldoende rekening gehouden met de verschillen in grootte, ligging en gebruiksmogelijkheden tussen de grondpercelen van de vergelijkingsobjecten en het grondperceel van de woning. De woning heeft de status van gemeentelijk monument, waardoor deze niet gesloopt mag worden. Dit heeft een waardedrukkend effect op de onder en in de directe nabijheid gelegen grond van de woning ten opzichte van de grondpercelen van de vergelijkingsobjecten, waarvoor de mogelijkheid bestaat tot het realiseren van een nieuwbouwwoning met een groter bouwvolume (minimaal 1000 m³). Ook het restgedeelte van de kavel (perceel [2222], groot 690 m²), is te hoog gewaardeerd. Het betreft een aan de weg gelegen bosperceel met een kapverbod waarop volgens het bestemmingsplan niet gebouwd mag worden, en met een erfdienstbaarheid (recht van overpad) ten behoeve van de achter dit perceel gelegen woning [a-straat ] [3], welke erfdienstbaarheid ongeveer een kwart van dit perceel betreft. Gelet op deze aspecten zou de in het taxatierapport vermelde waarde van € 100 per m² voor een perceeloppervlakte van 1.495 m² zijn te billijken, maar dit zou dan hebben moeten leiden tot een totaalwaarde voor dit gedeelte van € 149.500, terwijl blijkens het taxatierapport aan dit deel een waarde is toegekend van € 373.750, welke waarde veel te hoog is.
4.2.2.De heffingsambtenaar heeft deze standpunten van belanghebbende betwist. Volgens hem heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de woning een unieke woning is, waarvan de waardevaststelling heeft plaatsgevonden op basis de best mogelijke vergelijkingsobjecten. Deze objecten zijn alle voldoende vergelijkbaar, en door middel van de in het taxatierapport opgenomen waardeopbouw is voldoende inzichtelijk gemaakt op welke wijze rekening is gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de woning, zo stelt de heffingsambtenaar. Zowel de woning als de vergelijkingsobjecten zijn aan de hand van dezelfde methode op hun bruto-inhoud gewaardeerd; met de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten is afdoende rekening gehouden, doordat voor de woning een aanzienlijk lagere waarde per m³ is gehanteerd. Op zich stelt belanghebbende terecht dat de woning (vanwege de status als gemeentelijk monument) niet gesloopt mag worden, maar belanghebbende miskent met haar stelling dat het bij de waardevaststelling gaat om de waarde van het samenstel van grond en opstal, en dat dat alleen de vaststelde eindwaarde in geding is. Ook de in de grondstaffels opgenomen rekenkundige vergelijkingen zijn volgens de heffingsambtenaar correct. Wel bevat het taxatierapport een fout: de voor het resterende gedeelte van het perceel van 1.495 m² vermelde totaalwaarde (€ 373.500) is juist, maar de erbij vermelde waarde van € 100 per m² is onjuist; daarvoor moet € 250 per m² worden gelezen. Dat de laatstgenoemde waarde per vierkante meter juist is, blijkt volgens de heffingsambtenaar uit de waardeopbouw van de grond van het vergelijkingsobject [d-straat 1]. Het op het perceel met kavelnummer [2222] rustende erfdienstbaarheid vormt in het onderhavige geval geen waardeverminderende omstandigheid, zo stelt de heffingsambtenaar.