ECLI:NL:RBAMS:2024:4638

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
25 juli 2024
Zaaknummer
13/302546-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Polen

Op 24 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. Het EAB, dat op 15 september 2023 is uitgevaardigd, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1987. De rechtbank heeft op 10 juli 2024 de behandeling van het EAB gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, aanwezig was, maar de opgeëiste persoon zelf niet. Zijn raadsvrouw, mr. T.S.S. Overes, was wel aanwezig, maar niet gemachtigd om namens hem te spreken. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Het EAB is gebaseerd op een vonnis van de lokale rechtbank in Busko-Zdrój van 19 september 2022, waarin een vrijheidsstraf van vier maanden is opgelegd. De rechtbank heeft onderzocht of er weigeringsgronden zijn op basis van de Overleveringswet (OLW) en heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de rechtszitting die leidde tot het vonnis, waardoor de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.

De rechtbank heeft ook gekeken naar de vereisten van dubbele strafbaarheid en vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook onder Nederlands recht strafbaar is. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen of er sprake is van een reëel gevaar voor een eerlijk proces in Polen, maar heeft geconcludeerd dat er geen individuele elementen zijn aangevoerd die dit gevaar aantonen. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De rechtbank staat de overlevering toe, en deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Vegter als voorzitter, met mrs. O.P.M. Fruytier en A.L. op ‘t Hoog als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. C.W. van der Hoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/302546-23
Datum uitspraak: 24 juli 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 13 mei 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 september 2023 door
the Regional Court in Kielce [Sąd Okręgowy w Kielcach], Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 juli 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Zijn raadsvrouw mr. T.S.S. Overes, advocaat te Almere, is wel verschenen maar zij was niet gemachtigd om namens de opgeëiste persoon het woord te voeren.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de
bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit
heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
enforceable judgement of the Local Court [Sąd Rejonowy] in Busko-Zdrój of 19 September 2022(II K 134/22).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat zich de omstandigheid als in artikel 12, sub a, OLW heeft voorgedaan. In het EAB staat immers dat de opgeëiste persoon op 18 mei 2022 in persoon is gedagvaard en daarbij op de hoogte is gebracht van de datum en plaats van het proces dat tot de beslissing heeft geleid en dat hij daarbij is geïnformeerd dat een beslissing kan worden genomen wanneer hij niet op het proces verschijnt. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing.

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen/beschadigen.

5.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 350 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Kielce [Sąd Okręgowy w Kielcach], Polen, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. O.P.M. Fruytier en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 24 juli 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (