Op 24 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Szczecin, Polen. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen, die gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 10 juli 2024 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.C. Peterse, en een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak op grond van de Overleveringswet (OLW) met 30 dagen verlengd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De opgeëiste persoon had eerder een advocaat, maar deze was niet meer gemachtigd om zijn verdediging te voeren. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces en dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing was. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht als strafbaar zijn gekwalificeerd.
De rechtbank heeft verder overwogen dat er geen bewijs is dat de structurele gebreken in de Poolse rechtsorde een individueel reëel gevaar voor de opgeëiste persoon met zich meebrengen. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon moet worden overgeleverd aan Polen voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van één jaar, waarvan nog elf maanden en 29 dagen resteert.