3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de behandeling dient te worden aangehouden op grond van artikel 12 OLW. Met betrekking tot het vonnis van 7 februari 2023 (nummer 3) is onduidelijk of sprake is geweest van een gemachtigde advocaat die het hoger beroep heeft ingesteld dat heeft geleid tot het arrest van 5 mei 2023 (nummer 6).
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden toegestaan. De opgeëiste persoon was niet aanwezig bij de zitting in hoger beroep van 5 mei 2023. De opgeëiste persoon heeft daarentegen zelf hoger beroep ingesteld en hij is opgeroepen toen hij in de gevangenis zat. Hierbij is voldoende rekening gehouden met de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon en kan er worden afgezien van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW.
Welke vonnissen moet de rechtbank toetsen aan artikel 12 OLW?
De rechtbank stelt allereerst vast dat met de
ruling of the District Court of Vilnius of 4 January 2023(nummer 2) alleen is vastgesteld dat de opgeëiste persoon de straf die hem bij het vonnis van 27 juli 2022 (nummer 1) was opgelegd, niet had uitgezeten. De
rulingvan 4 januari 2023 valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt verder vast dat
the ruling of Vilnius Regional Court of 14 May 2024(nummer 8) een verzamelvonnis betreft waarbij de eerder opgelegde straffen zijn samengevoegd tot de gevangenisstraf van 5 jaar die de opgeëiste persoon nog moet uitzitten. Ten aanzien van verzamelvonnissen geldt dat zowel de onderliggende vonnissen als het verzamelvonnis moeten worden getoetst aan artikel 12 OLW, nu bij de onderliggende vonnissen onherroepelijk uitspraak is gedaan over de schuld van de opgeëiste persoon en hem op grond daarvan vrijheidsstraffen zijn opgelegd. Ook het verzamelvonnis valt onder de reikwijdte van artikel 12 OLW, omdat daarin de duur van de straf is vastgesteld en de bevoegde autoriteit over een beoordelingsmarge heeft beschikt.
De onderliggende vonnissen zijn die van 27 juli 2022 (nummer 1), 7 februari 2023 (nummer 3) en 8 maart 2023 (nummer 4).
Verder is gebleken dat de opgeëiste persoon hoger beroep heeft ingesteld tegen
the sentence of the District Court of Vilnius Cityvan 7 februari 2023 (nummer 3), wat heeft geleid tot de
rulingvan 5 mei 2023 (nummer 6). Daarnaast heeft de opgeëiste persoon hoger beroep ingesteld tegen
the sentence of the Vilnius Regional Courtvan 4 mei 2023 (nummer 5) wat heeft geleid tot
the sentence of the Lithuanian Court of Appealvan 11 april 2024 (nummer 7).
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan.
Blijkens aanvullende informatie van 10 juni 2024 is in beide gevallen in hoger beroep de strafzaak ten gronde behandeld. Dit betekent dat de rechtbank de vonnissen 3 en 5 niet hoeft te toetsen aan artikel 12 OLW.
Een en ander leidt tot de conclusie dat de rechtbank de beslissingen met de nummers 1, 4, 6, 7 en 8 zal toetsen aan artikel 12 OLW.
The sentence of the District Court of Vilnius City of 27 Juli 2022en8 March 2023(nummers 1 en 4)
In de aanvullende informatie van 10 juni 2024 is vermeld dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de behandeling van de zaken die hebben geleid tot deze vonnissen, zodat artikel 12 OLW niet aan de orde is.
Nummer 6 (the ruling of the Vilnius Regional Court of 5 May 2023)
De rechtbank stelt ten aanzien van dit arrest vast dat dit is gewezen terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de aanvullende informatie van 10 juni 2024 blijkt dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de zitting in eerste aanleg. Vervolgens heeft de opgeëiste persoon zelf hoger beroep ingesteld en is de oproep voor de zitting van hoger beroep naar de gevangenis gestuurd waar de opgeëiste persoon gedetineerd zat.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces en dat hij, terwijl hij op de hoogte was van de procedure, zich onvoldoende heeft geïnformeerd over het (verdere) verloop ervan. Overlevering leidt daarom niet tot schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon.
The sentence of the Lithuanian Court of Appeal of 11 April 2024enthe ruling of the Vilnius Regional Court of 14 May 2024(nummers 7 en 8)
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de procedures die tot deze beslissingen hebben geleid, en dat - kort gezegd – deze beslissingen zijn gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt ten aanzien van deze beslissingen in onderdeel d) van het EAB ):