ECLI:NL:RBAMS:2024:4563

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
1317657324
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot Litouwse strafzaak en detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 juli 2024 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Vilnius Regional Court in Litouwen. De opgeëiste persoon, geboren in Litouwen en gedetineerd in Nederland, wordt verdacht van verschillende strafbare feiten, waaronder diefstal en zware mishandeling, waarvoor een vrijheidsstraf van vijf jaar is opgelegd. De rechtbank heeft de procesgang en de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de relevante juridische bepalingen, zoals artikel 12 en artikel 11 van de Overleveringswet (OLW), in overweging genomen.

De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouw en de officier van justitie gehoord. De raadsvrouw stelde dat de overlevering geweigerd moest worden op grond van de detentieomstandigheden in Litouwen, terwijl de officier van justitie betoogde dat er geen reden was om de overlevering te weigeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de detentieomstandigheden in Litouwen niet langer als onmenselijk of vernederend kunnen worden gekwalificeerd, en dat de opgeëiste persoon voldoende in kennis is gesteld van zijn rechten.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij de opgeëiste persoon zal worden overgedragen aan de Litouwse autoriteiten voor de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-176573-24
Datum uitspraak: 18 juli 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 29 mei 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 mei 2024 door
the Vilnius Regional Court, Litouwen, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 juli 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt:
the sentence of the District Court of Vilnius City of 27 July 2022, ref: 1-2020-1181/2022;
the ruling of the District Court of Vilnius City of 4 January 2023, ref. T 63-1181/2023;
the sentence of the District Court of Vilnius City of 7 February 2023, ref. 1-267-1100/2023;
the sentence of the District Court of Vilnius City of 8 March 2023, ref. 1-439-1057/2023;
the sentence of Vilnius Regional Court of 4 May 2023, ref. 1-91-1058/2023;
the ruling of the Vilnius Regional Court of 5 May 2023, ref. 1A-250-873/2023;
the sentence of the Lithuanian Court of Appeal of 11 April 2024, ref. 1A-325-1076/2023;
the ruling of Vilnius Regional Court of 14 May 2024, ref. 1-91-1058/2023.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 5 jaar, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Deze vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde verzamelvonnis van 14 mei 2024 (nummer 8).
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de behandeling dient te worden aangehouden op grond van artikel 12 OLW. Met betrekking tot het vonnis van 7 februari 2023 (nummer 3) is onduidelijk of sprake is geweest van een gemachtigde advocaat die het hoger beroep heeft ingesteld dat heeft geleid tot het arrest van 5 mei 2023 (nummer 6).
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden toegestaan. De opgeëiste persoon was niet aanwezig bij de zitting in hoger beroep van 5 mei 2023. De opgeëiste persoon heeft daarentegen zelf hoger beroep ingesteld en hij is opgeroepen toen hij in de gevangenis zat. Hierbij is voldoende rekening gehouden met de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon en kan er worden afgezien van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW.
Oordeel van de rechtbank
Welke vonnissen moet de rechtbank toetsen aan artikel 12 OLW?
De rechtbank stelt allereerst vast dat met de
ruling of the District Court of Vilnius of 4 January 2023(nummer 2) alleen is vastgesteld dat de opgeëiste persoon de straf die hem bij het vonnis van 27 juli 2022 (nummer 1) was opgelegd, niet had uitgezeten. De
rulingvan 4 januari 2023 valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt verder vast dat
the ruling of Vilnius Regional Court of 14 May 2024(nummer 8) een verzamelvonnis betreft waarbij de eerder opgelegde straffen zijn samengevoegd tot de gevangenisstraf van 5 jaar die de opgeëiste persoon nog moet uitzitten. Ten aanzien van verzamelvonnissen geldt dat zowel de onderliggende vonnissen als het verzamelvonnis moeten worden getoetst aan artikel 12 OLW, nu bij de onderliggende vonnissen onherroepelijk uitspraak is gedaan over de schuld van de opgeëiste persoon en hem op grond daarvan vrijheidsstraffen zijn opgelegd. Ook het verzamelvonnis valt onder de reikwijdte van artikel 12 OLW, omdat daarin de duur van de straf is vastgesteld en de bevoegde autoriteit over een beoordelingsmarge heeft beschikt. [4]
De onderliggende vonnissen zijn die van 27 juli 2022 (nummer 1), 7 februari 2023 (nummer 3) en 8 maart 2023 (nummer 4).
Verder is gebleken dat de opgeëiste persoon hoger beroep heeft ingesteld tegen
the sentence of the District Court of Vilnius Cityvan 7 februari 2023 (nummer 3), wat heeft geleid tot de
rulingvan 5 mei 2023 (nummer 6). Daarnaast heeft de opgeëiste persoon hoger beroep ingesteld tegen
the sentence of the Vilnius Regional Courtvan 4 mei 2023 (nummer 5) wat heeft geleid tot
the sentence of the Lithuanian Court of Appealvan 11 april 2024 (nummer 7).
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [5]
Blijkens aanvullende informatie van 10 juni 2024 is in beide gevallen in hoger beroep de strafzaak ten gronde behandeld. Dit betekent dat de rechtbank de vonnissen 3 en 5 niet hoeft te toetsen aan artikel 12 OLW.
Een en ander leidt tot de conclusie dat de rechtbank de beslissingen met de nummers 1, 4, 6, 7 en 8 zal toetsen aan artikel 12 OLW.
The sentence of the District Court of Vilnius City of 27 Juli 2022en8 March 2023(nummers 1 en 4)
In de aanvullende informatie van 10 juni 2024 is vermeld dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de behandeling van de zaken die hebben geleid tot deze vonnissen, zodat artikel 12 OLW niet aan de orde is.
Nummer 6 (the ruling of the Vilnius Regional Court of 5 May 2023)
De rechtbank stelt ten aanzien van dit arrest vast dat dit is gewezen terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de aanvullende informatie van 10 juni 2024 blijkt dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de zitting in eerste aanleg. Vervolgens heeft de opgeëiste persoon zelf hoger beroep ingesteld en is de oproep voor de zitting van hoger beroep naar de gevangenis gestuurd waar de opgeëiste persoon gedetineerd zat.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces en dat hij, terwijl hij op de hoogte was van de procedure, zich onvoldoende heeft geïnformeerd over het (verdere) verloop ervan. Overlevering leidt daarom niet tot schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon.
The sentence of the Lithuanian Court of Appeal of 11 April 2024enthe ruling of the Vilnius Regional Court of 14 May 2024(nummers 7 en 8)
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de procedures die tot deze beslissingen hebben geleid, en dat - kort gezegd – deze beslissingen zijn gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt ten aanzien van deze beslissingen in onderdeel d) van het EAB ):
3.4.
the person was not personally served with the decision, but the person will be personally served with this decision without delay after the surrender, and
- when served with the decision, the person will be expressly informed of his or her right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision being reversed, and
- the person will be informed of the time frame within which he or she has to request a retrial or appeal, which will be 7 days.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de feiten die worden gekwalificeerd onder ‘diefstal’, de overlevering dient te worden geweigerd op grond van artikel 7 OLW omdat in Litouwen op een diefstal als deze slechts een vrijheidsstraf met een maximum van 45 dagen is gesteld.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat – blijkens onderdeel c) van het EAB – de overlevering wordt gevraagd voor de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van vijf jaar. Er zijn geen aanknopingspunten om het strafmaximum in onderliggende vonnissen te toetsen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt ten aanzien van de feiten ten aanzien waarvan de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Diefstal;
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
Poging tot diefstal;
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Bedreiging met zware mishandeling;
Zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade;
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
Als getuige van het ogenblikkelijk levensgevaar waarin een ander verkeert, nalaten deze die hulp te verlenen of te verschaffen die hij hem, zonder gevaar voor zichzelf of anderen redelijkerwijs te kunnen duchten, verlenen of verschaffen kan, terwijl de dood van de hulpbehoevende volgt;
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.
Ten aanzien van het verweer gevoerd door de raadsvrouw, overweegt de rechtbank dat de overlevering wordt gevraagd voor de tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf van vijf jaar. Artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW stelt in dit geval, kaderbesluitconform uitgelegd, niet de eis dat naar het recht van de uitvaardigende lidstaat op alle feiten afzonderlijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld. De rechtbank verwerpt daarom het verweer.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de zaak dient te worden aangehouden om nieuwe bevindingen van
the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(het CPT) af te wachten. Met betrekking tot de detentieomstandigheden in Litouwen zijn er zorgelijke signalen omtrent het informele kastensysteem. Daarnaast wordt er in een uitspraak van deze rechtbank van 22 mei 2024 [6] vermeld dat de opgeëiste persoon niet zal worden gedetineerd in
Alytus prison. Hieruit blijkt dat de rechtbank voor de Alytus prison nog wel een algemeen gevaar aanneemt. In deze zaak is de kans groot dat de opgeëiste persoon daar zal worden geplaatst, aangezien hij ook in
Alytus prisongedetineerd zat voordat hij niet terugkeerde van zijn verlof.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden toegestaan aangezien het uitgangspunt is dat er geen algemeen reëel gevaar is aangenomen in Litouwen.
Oordeel van de rechtbank
In de uitspraak van 15 februari 2024 in een andere zaak heeft de rechtbank overwogen dat voor gedetineerden in Litouwen een algemeen gevaar bestond van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [7]
Bij uitspraak van 25 april 2024 heeft de rechtbank geoordeeld dat niet langer kan worden gesteld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling in Litouwse detentieomstandigheden, gelet op aanvullende informatie van de Litouwse autoriteiten van 5 maart 2024 en 3 april 2024 over de bescherming van gedetineerden tegen (de negatieve gevolgen van) het kastensysteem. [8] Er is dus niet langer sprake van een algemeen gevaar van schending van artikel 4 Handvest ten aanzien van de detentieomstandigheden in Litouwen, zodat de rechtbank niet toekomt aan de vraag of de opgeëiste persoon bij overlevering aan Litouwen een individueel gevaar van schending van artikel 4 Handvest loopt. Daarbij merkt de rechtbank op dat het benoemen van Alytus Prison in de uitspraak van 22 mei 2024 moet worden gezien als een overweging ten overvloede. Er is geen algemeen gevaar meer in de penitentiaire inrichtingen in Litouwen en dus ook niet specifiek voor Alytus Prison. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om geen gevolg te geven aan het EAB op grond van artikel 11, eerste lid, OLW. De rechtbank ziet evenmin reden om de behandeling aan te houden in afwachting van de onderzoeksbevindingen van het CPT naar aanleiding van een bezoek eerder dit jaar aan Litouwen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Er staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 285, 303, 310, 311, 312, 450 en 282 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 van de Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Vilnius Regional Court(Litouwen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gabriëlse, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 juli 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU, 10 augustus 2017, ECLI:EU:C:2017:629 (Zdziaszek).
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (