Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Klaipéda Regional Court, Litouwen, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
conviction of the District Court of Plungé Chamber of Palanga Judgmentvan 27 juni 2022 met referentie No.1-96-995/2022, procedure No. 1-04-2-00208-2021-1
, which was amended through the 2 March 2023 Klaipéda Regional Court Judgmentmet referentie No. 1A-19-606/2023, procedure No. 1-04-2-00208-2021-1.
‘enforcable judgement’. Gelet op het vertrouwensbeginsel dient de rechtbank ervan uit te gaan dat hiervan al sprake was ten tijde van het uitvaardigen van het EAB. De raadsvrouw heeft niet onderbouwd dat deze informatie onjuist is omdat in Litouwen een uitspraak pas voor tenuitvoerlegging vatbaar is nadat een ingestelde cassatieprocedure is afgerond. Uit de aanvullende informatie van 4 januari 2024 blijkt overigens dat het cassatieberoep inmiddels is afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank ligt aan het EAB daarom een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis ten grondslag, als bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c, OLW. Het verweer van de raadsvrouw treft om die reden geen doel.
4.Strafbaarheid
5.Artikel 11 OLW: Litouwse detentieomstandigheden
the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (hierna: CPT) van 23 februari 2023 – primair op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat de overlevering van de opgeëiste persoon tot een schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) zal leiden. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden om ten behoeve van de opgeëiste persoon een detentiegarantie te vragen, om voornoemd gevaar voor de opgeëiste persoon weg te nemen.
5 april 2016 (C-404/15 en C-659/15 PPU, r.o. 88 en 89, ECLI:EU:C:2016:198,
Aranyosi en Căldăraru) is de rechterlijke autoriteit van de uitvoerende lidstaat wanneer zij bewijzen heeft dat er een reëel gevaar bestaat dat personen die in de uitvaardigende lidstaat zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend - afgemeten aan het beschermingscriterium van de door het Unierecht en met name door artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (
hierna: Handvest) gewaarborgde grondrechten - worden behandeld, verplicht om te beoordelen of dit gevaar bestaat voor de opgeëiste persoon tegen wie een EAB is uitgevaardigd. De tenuitvoerlegging van een EAB mag immers niet leiden tot onmenselijke of vernederende behandeling van die persoon.
the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishmentdergelijke objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens.
inter-prisoner violencelijkt hetzelfde te zijn gebleven, namelijk de informele hiërarchie binnen de gevangenispopulatie, de alom tegenwoordigheid van illegale drugs en het gebrek aan adequaat gevangenispersoneel. De informele hiërarchie tussen de gevangenen – ook wel het kastenstelsel genoemd – vormt de belangrijkste basis van het leven van de gedetineerden, met tradities die de interne orde dicteren en doordat zij prioriteit krijgen boven de officiële regels. Degenen die het hardst hierdoor werden getroffen, bleken de gedetineerden afkomstig van de laagste ‘kaste’ (“
untouchables”).
“untouchables”die vertelden dat zij alleen veilig waren (dat wil zeggen: niet met onder meer fysiek geweld, afpersing en psychische druk werden geconfronteerd) als zij een cel of een slaapzaal konden delen met gevangenen van dezelfde ‘kaste’ en dat zij nergens anders welkom waren. De
“untouchables”moeten gehoor geven aan de bevelen die hen door een gevangene uit een hogere kaste worden gegeven. Ook krijgen zij de slechtste plekken om te slapen, moeten zij de gemeenschappelijke ruimtes schoonmaken, kunnen zij alleen gebruik maken van de sanitaire voorzieningen die de hogere kasten hen hebben aangewezen en mogen zij pas boodschappen doen nadat de hogere kasten dat hebben gedaan.
“untouchables”er daarom voor om geïsoleerd dan wel in een strenger detentieregime te worden geplaatst. Dit heeft tot gevolg dat zij minder toegang hebben tot faciliteiten zoals het gebruik van een telefoon, het doen van boodschappen, arbeid, een televisie of het ontvangen van bezoek. Ook hebben zij nauwelijks activiteiten buiten de cel, afgezien van een uur buiten bewegen per dag.
“untouchables”werden overgeplaatst. De angst om door associatie met lagere kasten hun status te verliezen was bij gedetineerden in de hogere kasten zo groot, dat zij hierover bij de delegatie klaagden.
- Ondanks herhaaldelijke aanbevelingen van het CPT is dit bovendien nog steeds de manier waarop de Litouwse autoriteiten gevangenen behandelen die om bescherming verzoeken.
- Het aanhouden van een dergelijke ondragelijke situatie kan volgens het CPT leiden tot een inhumane of vernederende behandeling. Volgens het CPT kan de situatie van de
algemenereële gevaar. Weliswaar heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat de opgeëiste persoon tot de laagste kaste(n) zou behoren binnen een Litouwse detentie-instelling, maar gelet op het alomvattende gevaar van een dergelijk stelsel - in het bijzonder het feit dat een gedetineerde van een hogere in een lagere kaste kan terechtkomen - is de rechtbank van oordeel dat nadere gegevens moeten worden ingewonnen ten aanzien van alle opgeëiste personen die mogelijk aan Litouwen moeten worden overgeleverd. Daartoe dient de rechtbank de uitvaardigende rechterlijke autoriteit dringend te verzoeken om alle noodzakelijke aanvullende gegevens te verstrekken met betrekking tot de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting in Litouwen zal worden gedetineerd. [9]
6.Beslissing
SCHORSThet onderzoek ter zitting tot een nader te bepalen zittingsdatum
[opgeëiste persoon]aan
the Klaipéda Regional Court, Litouwen, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.