ECLI:NL:RBAMS:2024:4416

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
13-140783-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van België aan Nederland

Op 18 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan België op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd op 17 april 2024 door de onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, betreft een verdachte die wordt beschuldigd van georganiseerde of gewapende diefstal. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB op 4 juli 2024 behandeld, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat zijn overlevering kan worden toegestaan, mits er garanties zijn dat hij in Nederland zijn straf kan ondergaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-140783-24
Datum uitspraak: 18 juli 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 13 mei 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 17 april 2024 door de onderzoeksrechter van de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, België, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 juli 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K.C.A.M. Oomen, advocaat te Breda.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel bij verstek uitgevaardigd door de onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, afdeling Antwerpen van 17 april 2024, met dossier nr 2023/187 OR G. Franssens; not.nr.:AN10.L6.7449-23.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Belgisch strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 18, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het Belgische recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Het Parket van de Procureur des Konings Antwerpen, afdeling Turnhout, heeft op 6 juni 2024 de volgende garantie gegeven:
“Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 13 OLW

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de overlevering op grond van artikel 13 OLW te weigeren. Zij heeft daartoe aangevoerd dat, hoewel het feit in Essen (België) gepleegd zou zijn door Nederlandse verdachten, niet valt uit te sluiten dat het feit gedeeltelijk – bijvoorbeeld wat betreft de voorbereidingshandelingen – in Nederland heeft plaatsgevonden. Gelet daarop dient de vervolging in Nederland te worden ingesteld.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om af te zien van deze weigeringsgrond. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • het onderzoek is in België aangevangen en loopt aldaar;
  • de bewijsmiddelen bevinden zich in België;
  • de (mogelijke) slachtoffers bevinden zich in België;
  • de medeverdachte is recentelijk overgeleverd aan België;
  • de Belgische autoriteiten hebben met het huidige EAB verzocht om de overlevering van de opgeëiste persoon;
  • het Nederlandse Openbaar Ministerie is niet voornemens zelf vervolging in te stellen.
Oordeel van de rechtbank
In tegenstelling tot de raadsvrouw en de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW niet van toepassing is. Het EAB ziet namelijk niet op een feit dat gedeeltelijk op Nederlands grondgebied is gepleegd. De enkele veronderstelling dat voorbereidingen ten behoeve van het feit in Nederland zullen zijn getroffen, is daartoe onvoldoende omdat hiervan uit het EAB niet(s) blijkt. Uit de omschrijving in het EAB blijkt dat het feit waarvan de opgeëiste persoon in België wordt verdacht, geheel in België is gepleegd.

7.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank in een andere overleveringsprocedure geoordeeld dat ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in België worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling, gelet op de detentieomstandigheden in België. Om die reden voldoet de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer. [4]
Bij brief van 10 juni 2024 heeft het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden voor de opgeëiste persoon de volgende detentiegarantie afgegeven:
“Ter beantwoording van het verzoek om een individuele detentiegarantie uitgaande van Arrondissementsparket Amsterdam (dd. 05/06/2024) betreffende de detentieomstandigheden waaraan [opgeëiste persoon] ( [geboortedag] /2023) zal worden onderworpen na overlevering ingevolge het Europees aanhoudingsbevel (dd. 17/04/2024 ref: 2023/187) met oog op strafvervolging uitgaande de Belgische gerechtelijke autoriteiten, verstrek ik u de volgende informatie.

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Mechelen indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
-
De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
-
De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o
De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o
Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
-
De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
-
Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”

Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de overlevering geweigerd dient te worden gezien de slechte detentieomstandigheden in België. Er is weliswaar een individuele detentiegarantie afgegeven, maar er zijn al jarenlang zorgen ten aanzien van de gevangenis in Mechelen waar de opgeëiste persoon gedetineerd zal worden. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken de recente stakingen en het personeelstekort benoemd, waarna zij de overlevering in die zaken toch heeft toegestaan. De detentieomstandigheden in België zijn echter ondermaats.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de overlevering kan worden toegestaan. De rechtbank heeft een algemeen gevaar op onmenselijke of vernederende behandeling aangenomen voor alle Belgische detentie-instellingen. Dat algemene gevaar kan worden weggenomen door een individuele detentiegarantie. In onderhavige zaak is een individuele detentiegarantie afgegeven waaruit blijkt dat de opgeëiste persoon gedetineerd zal worden in de penitentiaire inrichting te Mechelen. De rechtbank heeft op 20 maart 2024 in een andere zaak nog de overlevering toegestaan naar deze detentie-instelling. [5] Het is mogelijk dat na het toestaan van de overlevering in die zaak concrete, objectieve informatie naar boven komt waaruit blijkt dat de individuele garantie niet volstaat. Dergelijke informatie ontbreekt echter, waardoor geen aanleiding bestaat om af te wijken van de eerdergenoemde uitspraak.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is gelet op de hiervoor geciteerde, specifiek voor de opgeëiste persoon afgegeven garantie van de Belgische autoriteiten van oordeel dat voor hem na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling. Het gevaar van een dergelijke behandeling is met deze garantie voor hem immers niet meer aanwezig.
De rechtbank is ambtshalve bekend met de afschuwelijke geweldsincidenten in de gevangenissen in Antwerpen en Sint-Gillis, en de (24-uurs) stakingen in Belgische detentie-instellingen. De rechtbank is, gelet op de aard en de oorzaken van het vastgestelde algemene gevaar en gelet op de individuele garantie die de Belgische autoriteiten ten aanzien van de opgeëiste persoon hebben verstrekt, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling, nu – zoals hiervoor al is overwogen – het gevaar op een dergelijke behandeling met deze garantie voor hem is weggenomen. De hiervoor genoemde en ook deels door de raadsvrouw aangehaalde gebeurtenissen beschouwt de rechtbank als incidenten die passen in het beeld van de algehele slechte detentieomstandigheden in België. Deze incidenten leiden daarom – mede gelet op de aard en inhoud van de verstrekte individuele garantie – niet tot het oordeel dat deze garantie niet meer volstaat.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 Overleveringswet.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, België voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 juli 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.