ECLI:NL:RBAMS:2024:4252

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
13/071444-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel en detentieomstandigheden in Polen

Op 25 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Bydgoszcz, Polen. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en geschorst om vragen over de detentieomstandigheden in Poolse remand prisons aan de Poolse autoriteiten voor te leggen. De zaak betreft een opgeëiste persoon die wordt verdacht van illegale handel in psychotrope stoffen en verdovende middelen. Tijdens de zittingen op 18 april en 11 juni 2024 zijn de termijnen voor de uitspraak verlengd, en is de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F. van der Brugge.

De rechtbank heeft in eerdere uitspraken zorgen geuit over de detentieomstandigheden in Polen, met name over de ruimte die gedetineerden ter beschikking staat en de medische zorg. De raadsman heeft aanvullende vragen gesteld over de gezondheidszorg en de detentieomstandigheden, en de officier van justitie heeft verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden voor verdere informatie van de Poolse autoriteiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat er een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van de grondrechten van gedetineerden in Polen, maar dat dit op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leidt. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en de officier van justitie te verzoeken om antwoorden op specifieke vragen over de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon in Polen.

De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak verlengd met dertig dagen en de gevangenhouding van de opgeëiste persoon eveneens met dertig dagen verlengd. De zaak moet uiterlijk 14 dagen voor 26 augustus 2024 opnieuw op zitting worden gebracht. Deze uitspraak is gedaan in het openbaar en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/071444-24
Datum uitspraak: 25 juni 2024
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering van 1 maart 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (hierna: EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 oktober 2023 door een rechter bij
the Regional Court in Bydgoszcz, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres]
thans verblijvende op het adres: [adres]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 18 april 2024

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 april 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F. van der Brugge, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tussenuitspraak van 2 mei 2024 [3]
Het onderzoek ter zitting is heropend onder gelijktijdige schorsing voor onbepaalde tijd ten einde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de door de rechtbank geformuleerde vragen over de detentieomstandigheden over het
remand regimeaan de Poolse autoriteiten voor te leggen. In de uitspraak heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de geschorste gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW voor de duur van 30 dagen.
Zitting 11 juni 2024
De behandeling van het EAB is met toestemming van partijen hervat in de stand van de vorige zitting in aanwezigheid van mr. K. van der schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F. van der Brugge.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de geschorste gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW voor de duur van 30 dagen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
decision issued by the District Court in Bydgoszcz to impose pre-trial detentionvan 13 september 2022 (met
file ref. no.III Kp 330/21).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Pools recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [4]

4.Tussenuitspraak van 2 mei 2024

De rechtbank heeft de volgende beslissingen genomen:
* een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het strafbare feit kan achterwege blijven aangezien dit feit is aangewezen als zogenoemd lijstfeit in de lijst van bijlage 1 bij de OLW, te weten nummer 5:
illegale handel in psychotrope stoffen en verdovende middelen;
* ten behoeve van de opgeëiste persoon is een terugkeergarantie verleend die voldoet aan de daartoe gestelde vereisten;
* op grond van de door de officier van justitie naar voren gebrachte argumenten wordt afgezien van de weigeringsgrond van artikel 13 OLW;
* het door de verdediging gevoerde onschuldverweer wordt verworpen;
* na overlevering is geen sprake van een individueel gevaar op schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]
De overwegingen 4 tot en met 8 van de voornoemde tussenuitspraak worden in deze tussenuitspraak als herhaald en ingelast beschouwd.

5.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Standpunt van de raadsman
De raadsman legt aan de rechtbank een lijst met medicijnen over die door de opgeëiste persoon worden gebruikt vanwege gezondheidsklachten in verband met diabetes en hartproblemen. In het CPT [6] -rapport van 22 februari 2024 worden zorgen geuit over de medische behandeling van gedetineerden in het
remand regime. De raadsman persisteert bij zijn verzoek dat, indien de rechtbank besluit nadere vragen te stellen over het
remand regimein Polen, ook over de gezondheidszorg in het
remand regimevragen dienen te worden gesteld.
Het eerder door de rechtbank vastgestelde algemene gevaar ten aanzien van het
remand regimewordt niet weggenomen door de op 5 juni 2024 door de Poolse autoriteiten verstrekte informatie. Zo blijft onder meer onduidelijk hoeveel uur een gedetineerde per etmaal op een cel doorbrengt. Primair stelt de raadsman zich op grond van het voorgaande op het standpunt dat overlevering schending van één of meer grondrechten zou opleveren en subsidiair verzoekt hij om de behandeling van de zaak aan te houden ten einde aanvullende vragen te stellen over de detentieomstandigheden in het
remand regimein Polen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie refereert zich met betrekking tot de antwoorden van de Poolse autoriteiten van 5 juni 2024 over het
remand regimeaan het oordeel van de rechtbank. Mocht de rechtbank de antwoorden onvoldoende vinden om het reeds vastgestelde algemene gevaar in het
remand regimeweg te nemen dan verzoekt de officier van justitie de rechtbank om de behandeling van de zaak aan te houden om hierover aanvullende vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de zorgen die in het rapport van
het European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) van 22 februari 2024 (hierna: het CPT-rapport) worden geuit met betrekking tot de detentieomstandigheden van voorlopig gedetineerden. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de reactie van 22 februari 2024 van de Poolse autoriteiten daarop. In recente tussenuitspraken heeft de rechtbank aanvullende vragen gesteld, ter beoordeling van de vraag of sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten. [7] Inmiddels zijn deze vragen in een aantal zaken beantwoord.
In uitspraken van 5 juni 2024 [8] heeft de rechtbank overwogen dat de beantwoording van deze vragen door de Poolse autoriteiten niet afdoende is om de eerder geuite zorgen weg te nemen. Uit de antwoorden blijkt immers niet hoeveel m2 levensruimte (exclusief sanitair) een voorlopig gehechte in een meerpersoonscel heeft, terwijl uit de beschikbare informatie valt af te leiden dat voorlopig gehechten niet meer dan tussen de 3 en 4 m2 levensruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel zullen hebben. Dit is zorgelijk tegen de achtergrond van - hoofdzakelijk - het aantal uur per dag op cel (veelal 23 uur per dag), in voorkomend geval in combinatie met andere - de detentieomstandigheden verzwarende - aspecten, namelijk de beperking van het contact met de buitenwereld en de (duur van) de vereiste toestemmingsprocedure voor bezoek en telefonisch contact, zoals van toepassing in het gehele
remand regimein Polen.
De rechtbank heeft dan ook geoordeeld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen terechtkomen. De antwoorden in de brief van de uitvaardigende justitiële autoriteit van
5 juni 2024 nemen naar het oordeel van de rechtbank het eerder vastgestelde algemene gevaar niet weg.
De vaststelling van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten voor gedetineerden die terecht komen in het
remand regime, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in dit
regime, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden.
Teneinde te verzekeren dat de grondrechten in het concrete geval worden geëerbiedigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Polen een reëel gevaar zal lopen van schending van zijn grondrechten gezien de detentieomstandigheden in het
remand regimein Polen.
In het kader van dat nadere onderzoek zal de rechtbank het onderzoek heropenen en de officier van justitie verzoeken om de uitvaardigende justitiële autoriteit de vraag te laten beantwoorden of, indachtig de omstandigheden op grond waarvan een algemeen gevaar voor het
remand regimeis aangenomen, dit gevaar - al dan niet met een individuele detentiegarantie - voor de opgeëiste persoon kan worden weggenomen. Voor zover de uitvaardigende justitiële autoriteit meent dat het algemeen gevaar voor de opgeëiste persoon binnen het
remand regimekan worden weggenomen, dan wenst de rechtbank in het bijzonder het volgende
over het Huis van Bewaring, waar de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, te vernemen:
1) De rechtbank begrijpt uit het CPT-rapport dat voorlopig gehechten minimaal 3 vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel ter beschikking hebben. Kan, tegen de achtergrond van het arrest Dorobantu (ECLI:EU:C:2019:857, punten 75-76), voor de opgeëiste persoon worden gegarandeerd dat hij minimaal 4 vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel zal krijgen in het Huis van Bewaring waar hij terecht komt? Of zal hij slechts tussen de 3 en 4 vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel krijgen?
2) Kan de opgeëiste persoon deelnemen aan activiteiten in het betreffende Huis van Bewaring?
3) Indien hij ervoor kiest deel te nemen aan alle aangeboden activiteiten, hoeveel uur per dag zou hij dan minimaal buiten zijn cel verblijven?
4) Geldt voor de opgeëiste persoon dat hij, indien hij contact met de buitenwereld wil hebben door gebruik van de telefoon en het ontvangen van bezoek, voorafgaand aan ieder bezoek of telefoongebruik altijd toestemming zal moeten vragen?
5) Zo ja, hoe lang duurt de procedure (inclusief het rechtsmiddel) om toestemming te krijgen voor het gebruik van de telefoon en het ontvangen van bezoek?
De rechtbank wijst erop dat de uitvaardigende justitiële autoriteit voor de beantwoording van boven gestelde vragen - zo nodig - bijstand kan verzoeken aan de centrale autoriteit of een van de centrale autoriteiten van Polen, in de zin van artikel 7 van het Kaderbesluit. [9]
In de uitspraak van 10 april 2024 heeft de rechtbank reeds vastgesteld dat op basis van hetgeen in voornoemd CPT-rapport is gerapporteerd met betrekking tot de medische zorg in het
remand regimegeen aanleiding bestaat om te vrezen voor een schending van één of meer grondrechten ten aanzien van de categorie van gedetineerden die door Nederland aan Polen zijn overgeleverd ter fine van vervolging. De rechtbank zal gelet hierop, anders dan door de raadsman verzocht, over dit onderdeel geen aanvullende vragen stellen.

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd – met dien verstande dat de zaak uiterlijk 14 dagen voor 26 augustus 2024 (het verstrijken van de verlengde beslistermijn) weer op zitting moet worden aangebracht – teneinde de officier van justitie in gelegenheid te stellen de hiervoor onder 5.2 genoemde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit;
VERLENGTop grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissing;
VERLENGTop grond van artikel 27, derde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste persoon met 30 dagen, onder voortdurende schorsing;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon en zijn raadsman tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. P. Sloot en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 25 juni 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (Openbaar Ministerie (Recht op een gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld in de uitvaardigende lidstaat)).
6.European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT)
7.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam, 5 april 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:1982.
8.Rechtbank Amsterdam, 5 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3257.
9.Hof van Justitie van de Europese Unie, 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (