ECLI:NL:RBAMS:2024:4228

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
13/296344-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot een Poolse vrijheidsstraf

Op 23 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Regional Court in Elbląg, Polen. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot het in behandeling nemen van het EAB, dat strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is geboren en een vrijheidsstraf van 2 jaar en 6 maanden moet ondergaan. De rechtbank heeft de procedure in twee zittingen behandeld, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk. Tijdens de zittingen is vastgesteld dat de opgeëiste persoon zijn persoonsgegevens heeft bevestigd en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij de procedure die tot het arrest heeft geleid, maar zijn advocaat wel over een machtiging beschikte. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/296344-23
Datum uitspraak: 23 mei 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 28 februari 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 oktober 2023 door de
Regional Court in Elbląg II Criminal Department(Polen), hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1991
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 17 april 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.M. Delsing, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Het onderzoek is voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit in verband met artikel 12 van de Overleveringswet (OLW).
Zitting 14 mei 2024
De behandeling van het EAB is met toestemming van partijen voortgezet in de stand van de vorige zitting en heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.M. Delsing en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
sentence passed by the District Court in Ostróda on 4th March 2022, Reference Number: II K 519/21. Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 6 mei 2024 blijkt dat deze zaak in hoger beroep is beoordeeld door de
Court of Appealin Elbląg bij arrest van 23 september 2022 (kenmerk onbekend), waarbij het vonnis in stand is gebleven.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar en 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Volgens informatie van het EAB resteren hiervan nog 1 jaar en 10 maanden en 11 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
De uitspraak betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.De weigeringsgrond van artikel 12 OLW

Standpunten
Zowel de raadsvrouw als de officier van justitie stellen zich op het standpunt dat gedurende de procedure in hoger beroep de situatie als bedoeld onder artikel 12 onder b OLW zich voor heeft gedaan en dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.
Oordeel van de rechtbank
In de aanvullende informatie staat vermeld dat de zaak door het
Court of Appealin Elbląg in hoger beroep in volle omvang is behandeld waarbij de schuld en de op te leggen straf zijn besproken. Ook blijkt uit de aanvullende informatie dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig is geweest in de procedure die tot dit arrest heeft geleid.
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan.
De rechtbank zal dan ook alleen ten aanzien van de procedure in hoger beroep toetsen of de weigeringsgrond van artikel 12 OLW zich voordoet.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid.
Met betrekking tot de omstandigheid van artikel 12 sub b overweegt de rechtbank dat uit het dossier weliswaar blijkt dat de opgeëiste persoon zijn advocaat heeft gekozen maar dat niet expliciet wordt vermeld dat hij hem ook heeft gemachtigd hem te vertegenwoordigen ter zitting. Uit de aanvullende informatie van 6 mei 2024 en de verklaring van de opgeëiste persoon ter zitting blijkt echter voldoende dat de advocaat wel over een machtiging beschikte. De rechtbank volgt de raadsvrouw en officier van justitie daarom in het standpunt dat sprake is als een situatie als bedoeld in artikel 12 sub b OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing.

5.Strafbaarheid

De feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als feit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Regional Court Elbląg II Criminal Department(Polen) voor het feit, zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 23 mei 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 23 mei 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW. (of eerste, derde en vierde lid OLW)
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (