ECLI:NL:RBAMS:2024:4223

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
13/089184-24 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Hongaars Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden en recht op een eerlijk proces

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 mei 2024 uitspraak gedaan over een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Pest Central District Court in Hongarije. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Hongarije, die wordt verdacht van oplichting. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 14 mei 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. G. Onnik. De officier van justitie, mr. A.L. Wagenaar, heeft de vordering tot overlevering ingediend.

De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging, die zich baseerden op mogelijke schendingen van het recht op een eerlijk proces en onmenselijke detentieomstandigheden in Hongarije, zorgvuldig overwogen. De raadsman verwees naar rapporten van het Hungarian Helsinki Committee (HCC) die discriminatie van Roma in het Hongaarse rechtssysteem en onmenselijke behandelingen in detentie-instellingen aanstippen. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende objectieve en betrouwbare gegevens waren om aan te nemen dat de opgeëiste persoon een reëel gevaar zou lopen op een schending van zijn rechten na overlevering.

De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij zij ook verwees naar eerdere uitspraken die de situatie in Hongarije aangaande detentieomstandigheden en het recht op een eerlijk proces behandelden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/089184-24 (EAB II)
Datum uitspraak: 28 mei 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 15 maart 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 november 2022 door de
Pest Central District Court(Hongarije), hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1993
verblijfadres: [adres]
uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieplaats]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 mei 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. G. Onnik, advocaat in Diemen en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB, gelezen in samenhang met op 3 mei 2024 verstrekte aanvullende informatie, vermeldt een aanhoudingsbevel van 10 november 2022 uitgevaardigd door het
Pest Central District Court 9.B.30735/2021/21-III.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Hongaars recht strafbaar feit, zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW: het recht op een eerlijk proces

Standpunt raadsman
Uit het door het
Hungarian Helsinki Committee(hierna: HCC) op 13 januari 2021 gepubliceerde artikel
Discrimination against Roma People in the Hungarian criminal justice systemblijkt dat de Roma bevolking, waar de opgeëiste persoon deel van uitmaakt, structureel wordt gediscrimineerd. Op grond hiervan bestaat een algemeen risico dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering geen eerlijk proces in Hongarije zal krijgen en dat zijn grondrecht van artikel 47 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) op een eerlijk proces in de kern zal worden aangetast.
Gelet op het voorgaande dient aan het EAB geen gevolg te worden gegeven.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt vraagtekens bij de onafhankelijkheid van het HCC, omdat het vooral een organisatie is die de individuele belangen van personen behartigt. Op grond van het genoemde artikel kan in ieder geval geen algemeen gevaar op schending van artikel 47 Handvest worden vastgesteld.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwijst in dit kader naar haar uitspraak van 17 oktober 2019 [4] , waarin zij heeft geoordeeld dat sprake is van structurele en fundamentele gebreken wat de rechterlijke macht van Hongarije betreft, maar dat deze gebreken de rechterlijke instanties in Hongarije niet dusdanig in gevaar brengen, dat hierdoor een reëel gevaar dreigt dat het grondrecht op een eerlijk proces in de zin van artikel 47 Handvest in de kern wordt aangetast. Verder overweegt de rechtbank als volgt.
De verdediging heeft ter onderbouwing van haar verweer geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens aangevoerd om aan te kunnen nemen dat er ten aanzien van verdachten die tot de Roma behoren een algemeen reëel gevaar bestaat dat hun grondrecht op een onafhankelijk gerecht zal worden geschonden en dat daarom hun grondrecht op een eerlijk proces in de kern zal worden aangetast.
In het door de raadsman genoemde artikel worden weliswaar zorgen geuit over discriminatie van Roma, maar hierin is ook vermeld:
The research findings are not representative but enlighten the problem of
discrimination within the criminal justice system through personal stories in an anecdotal style.
De bevindingen in het artikel kunnen reeds om deze reden niet als objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens kunnen worden aangemerkt. De rechtbank verwijst in dit verband ook naar haar uitspraak van 5 september 2023. [5]
Dit betekent dat het verweer niet slaagt.

6.Artikel 11 OLW: Detentie omstandigheden

Standpunt raadsman
Uit het door het
Hungarian Helsinki Committee(HCC) op 4 februari 2024 gepubliceerde artikel
Disregard for Human Rights of People in Prison - Key Concernsblijkt dat voor gedetineerden in Hongarije een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 van het Handvest. In het CPT-rapport [6] uit 2020 blijkt dat er gevallen bekend zijn van verbaal geweld van racistische aard tegen personen van Roma afkomst tijdens hun voorarrest. Tevens blijkt uit voornoemd HCC artikel van 13 januari 2021 dat racistische opmerkingen over personen met Roma afkomst werden gemaakt door medewerkers van detentie-instellingen.
Nu de opgeëiste persoon behoort tot de Roma-gemeenschap en eerder is gediscrimineerd in de Hongaarse detentie-instelling in Pecz, stelt de raadsman zich op het standpunt dat de opgeëiste persoon dit gevaar loopt. De raadsman verzoekt primair om deze reden geen gevolg te geven aan het EAB.
Subsidiair verzoekt de raadsman om de behandeling van de zaak aan te houden om aanvullende vragen aan de Hongaarse autoriteiten te stellen over de Hongaarse detentieomstandigheden, dan wel het CPT-rapport naar aanleiding van de op
16 en 26 mei 2023 door het CPT afgelegde bezoeken aan Hongaarse detentie instellingen af te wachten.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt dat artikel 11 OLW niet aan de overlevering in de weg staat, nu op basis van hetgeen de raadsman heeft aangevoerd geen algemeen gevaar op schending van artikel 4 Handvest kan worden aangenomen.
Oordeel van de rechtbank
Bij uitspraak van 27 augustus 2019 [7] heeft de rechtbank geoordeeld dat niet langer sprake is van een algemeen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling in Hongaarse detentie-instellingen.
Om te kunnen vaststellen, of sprake is van een dergelijk gevaar, dient de rechtbank zich te baseren op objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden die heersen in de uitvaardigende lidstaat en die kunnen duiden op gebreken die hetzij structureel of fundamenteel zijn, hetzij bepaalde groepen van personen raken, hetzij bepaalde detentiecentra betreffen. [8] De rechtbank oordeelde dat er geen sprake (meer) was van dergelijke gegevens.
In de uitspraak van 7 maart 2024 [9] heeft de rechtbank op grond van een rapportage van het HCC van 17 december 2023 overwogen dat de omstandigheden in de Hongaarse detentie instellingen weliswaar zorgelijk zijn, maar dat deze niet zijn verergerd ten opzichte van de situatie in augustus 2019. De gesignaleerde overbevolking in sommige gevangenissen was volgens de rechtbank niet voldoende reden een algemeen gevaar aan te nemen. Ook over de overige door de HCC gesignaleerde punten heeft de rechtbank overwogen dat er zorgen zijn, maar niet voldoende om uit te gaan van een algemeen gevaar in Hongaarse gevangenissen. Het in deze zaak door de verdediging ingebrachte artikel van het HCC van 4 februari 2024 brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
De rechtbank beschikt over onvoldoende concrete aanwijzingen voor een algemeen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in gevangenissen in Hongarije - niet van gedetineerden in het algemeen noch van gedetineerden die tot de Roma behoren in het bijzonder - om een algemeen gevaar van schending van artikel 4 Handvest vast te kunnen stellen.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding de behandeling van de zaak aan te houden voor het opvragen van nadere informatie aan de Hongaarse autoriteiten. Voorts ziet de rechtbank geen aanleiding tot aanhouding in afwachting van een nog op te maken CPT-rapport aangezien de rechtbank uitgaat van de op dit moment beschikbare gegevens.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Pest Central District Court(Hongarije) voor het feit zoals omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en A.K. Glerum, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 28 mei 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
6.
8.Hof van Justitie van de Europese Unie, 5 april 2016, gevoegde zaken C‑404/15 en C‑659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198, rechtsoverweging 89.