Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 juli 2024 in de zaak tussen
de burgemeester van Amsterdam, verweerder
Inleiding
17 mei 2024 voor de duur van drie maanden gesloten.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 12 juli 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een huurder en bewoner van een woning in Amsterdam, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Amsterdam om de woning voor drie maanden te sluiten op basis van de Opiumwet. Dit besluit volgde op een politieonderzoek waarbij in de woning een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs, waaronder cocaïne, werd aangetroffen. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om de sluiting op te schorten gedurende de bezwaarprocedure. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, oordelend dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat er geen minder ingrijpende maatregelen mogelijk waren. De voorzieningenrechter concludeerde dat de sluiting noodzakelijk was ter bescherming van de openbare orde, gezien de ernst van de overtredingen en de aangetroffen drugs. Ook werd geoordeeld dat de sluiting niet onevenwichtig was, aangezien verzoeker niet kon aantonen dat hij geen alternatieve verblijfplaats had en dat hij verantwoordelijk was voor wat zich binnen zijn woning afspeelde. De voorzieningenrechter benadrukte dat de belangenafweging in het voordeel van de openbare orde uitviel, en dat verzoeker onvoldoende had onderbouwd dat zijn financiële belangen zodanig zwaarwegend waren dat deze de sluiting konden rechtvaardigen. De uitspraak bevestigt de bevoegdheid van de burgemeester om woningen te sluiten in het kader van de bestrijding van drugshandel.