ECLI:NL:RBAMS:2024:4100

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
10 juli 2024
Zaaknummer
C/13/747616 / HA RK 24-89
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopig getuigenverhoor wegens strijd met de goede procesorde

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 juli 2024 een beschikking gegeven in een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. De verzoekende partijen, Pon Bicycle Holding B.V. en haar buitenlandse dochterondernemingen, hebben Kenstone Metal Co. GmbH en Kenstone Metal Co. Ltd aangeklaagd wegens een vermeende tekortkoming in de levering van geassembleerde fietsen. Pon vordert een schadevergoeding van meer dan € 5,5 miljoen, gebaseerd op een contractuele aansprakelijkheidslimiet van $ 2 miljoen per jaar. Pon heeft een dagvaarding uitgebracht en verzoekt de rechtbank om een voorlopig getuigenverhoor om aanvullend bewijs te verkrijgen over de aansprakelijkheid van Kenstone.

De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is en dat Nederlands recht van toepassing is. Echter, het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor is afgewezen omdat het in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank oordeelt dat Pon al een dagvaarding heeft uitgebracht en dat het voorlopig getuigenverhoor niet nodig is voor de afweging om te procederen. Bovendien is het verzoek niet gericht op het verkrijgen van bewijs dat dreigt verloren te gaan. De rechtbank concludeert dat het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor niet doelmatig is en dat het beter is om de bodemprocedure af te wachten. Pon wordt hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.916,00, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANKAmsterdam
Civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: C/13/747616 / HA RK 24-89
Beschikking van 4 juli 2024
in de zaak van

1.PON BICYCLE HOLDING B.V.,

te Almere,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
PON BIKE PERFORMANCE GMBH,
te Mainz, Duitsland,
3. de rechtspersoon naar buitenlands recht
PON BIKE PERFORMANCE OPERATIONS GMBH,
te Mainz, Duitsland,
verzoekende partijen,
hierna te noemen: Pon Nederland, Pon Duitsland, Pon Operations en samen Pon,
advocaat: mr. D.J. Beenders,
tegen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
KENSTONE METAL CO. GMBH,
te Bad Salzuflen (Duitsland),
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
KENSTONE METAL CO. LTD,
te Taichung (Taiwan),
verwerende partijen,
hierna te noemen: Kenstone Duitsland, Kenstone Taiwan en samen Kenstone,
advocaat: mr. J.S. Kortmann.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties,
- de beschikking waarin is bepaald dat er een mondelinge behandeling komt bij mr. R.H.C. van Harmelen,
- de beslissing van de wrakingskamer om het ingediende verschoningsverzoek van mr. R.H.C. van Harmelen toe te wijzen,
- de brief van de rechtbank aan partijen dat mr. M.R. Jöbsis de behandelend rechter zal zijn,
- het verweerschrift,
- de akte overleggen bijlagen met bijlagen 23.1 tot en met 23.3.7 van Pon,
- de mondelinge behandeling van 24 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Verzoeksters zijn onderdeel van Pon.Bike groep. Pon.Bike verkoopt en distribueert fietsen.
2.2.
Kenstone Taiwan is een assembleur van fietsen. Kenstone Duitsland is een 100%-dochter van Kenstone Taiwan.
2.3.
Pon en Kenstone hebben een overeenkomst gesloten op grond waarvan Kenstone in totaal ruim 81.000 geassembleerde fietsen en framesets aan Pon Duitsland zou leveren in 2021, 2022 en 2023. Kenstone heeft een groot deel van deze fietsen en frames niet aan Pon Duitsland geleverd. In de overeenkomst is een exoneratiebeding opgenomen waarin de contractuele aansprakelijkheid van Kenstone tegenover Pon is beperkt tot $ 2 miljoen per kalenderjaar.
2.4.
Op 23 juni 2023 heeft Pon Kenstone aansprakelijk gesteld voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van een vermeende tekortkoming van Kenstone.
2.5.
Gelijktijdig met het indienen van het verzoekschrift heeft Pon een dagvaarding uitgebracht tegen Kenstone. In de bodemprocedure vordert Pon (i) een verklaring voor recht dat Kenstone Taiwan en Kenstone Duitsland jegens Pon hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door Pon geleden schade, (ii) een hoofdelijke veroordeling tot betaling van schadevergoeding, nader op te maken bij staat en (iii) een voorschot op de schadevergoeding ten bedrage van de contractuele aansprakelijkheidslimiet van ruim € 5.5 miljoen (drie keer $ 2 miljoen).
2.6.
In de dagvaardingsprocedure is de volgende stap dat Kenstone een conclusie van antwoord neemt. Die stap is op 24 juli 2024 gepland.

3.Het verzoek

3.1.
Pon verzoekt de rechtbank om op grond van artikel 186 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv) een voorlopig getuigenverhoor te bevelen. Zij legt aan dit verzoek ten grondslag dat zij een bodemprocedure is gestart tegen Kenstone waarbij zij een voorschot op de schadevergoeding ter hoogte van ruim € 5.5 miljoen euro vordert. Pon verwacht dat Kenstone in de bodemprocedure zal stellen dat haar aansprakelijkheid tegenover Pon is beperkt tot de contractuele aansprakelijkheidslimiet van $ 2 miljoen per kalenderjaar. Pon wil een voorlopig getuigenverhoor om aanvullend bewijs te krijgen waaruit blijkt dat Kenstone met opzet of bewust roekeloos heeft gehandeld, zodat een beroep van Kenstone op de aansprakelijkheidsbeperking niet opgaat.
3.2.
Pon wil in ieder geval de volgende getuigen horen:
mevrouw [naam 1] , wonende te (vermoedelijk) [woonplaats 1] , Taiwan;
de heer [naam 2] , wonende te (vermoedelijk) [woonplaats 2] , Duitsland;
de heer [naam 3] , wonende [woonplaats 3] , Taiwan;
de heer [naam 4] , wonende [woonplaats 4] , Taiwan;
mevrouw [naam 5] , wonende te [woonplaats 1] , Taiwan;
de heer [naam 6] , wonende te (vermoedelijk) [woonplaats 4] , Taiwan;
de heer [naam 7] , wonende te (vermoedelijk) [woonplaats 4] , Taiwan;
de heer [naam 8] , met onbekende woonplaats; en
de heer [naam 9] , wonende te (vermoedelijk) [woonplaats 5] , Duitsland.
3.3.
Kenstone voert verweer.

4.De beoordeling

Deze rechtbank is bevoegd en Nederlands recht is van toepassing
4.1.
Aangezien Pon is gevestigd in Nederland en Duitsland, en Kenstone in Duitsland en Taiwan, heeft deze zaak een internationaal karakter en moet de rechtbank ambtshalve beoordelen of zij bevoegd is van de zaak kennis te nemen. De bodemprocedure over het geschil waarop het voorlopig getuigenverhoor betrekking heeft, is een burgerlijke of handelszaak in de zin van de Brussel I bis-Verordening [1] . Omdat Pon en Kenstone in de overeenkomst een forumkeuze voor deze rechtbank hebben gemaakt, is deze rechtbank bevoegd. Deze bevoegdheid omvat ook het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor. [2]
4.2.
Vervolgens moet het toepasselijk recht worden vastgesteld. De vordering van Pon is gebaseerd op een contractuele verbintenis. Daarom is Rome I-Verordening van toepassing. [3] Partijen hebben in de overeenkomst een keuze gemaakt voor Nederlands recht.
Toetsingskader bij de beoordeling van het verzoek
4.3.
Bij de beoordeling van een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor is het uitgangspunt dat de rechter in beginsel een getuigenverhoor beveelt zo vaak een partij dit verzoekt, als de te bewijzen aangeboden feiten zijn betwist, het bewijs daarvan door getuigen is toegelaten en de te bewijzen feiten tot een beslissing in de zaak kunnen leiden. [4] Het voorlopig getuigenverhoor strekt er vooral toe verzoeker de gelegenheid te geven opheldering te verkrijgen over de feiten, zodat hij zijn positie in een eventuele bodemprocedure beter kan beoordelen.
4.4.
Het verzoekschrift moet de aard en het beloop van de vordering inhouden, de feiten of rechten die men wil bewijzen, de namen en woonplaatsen van de getuigen en de naam en woonplaats van de wederpartij. [5] Als een verzoek aan de eisen voor toewijzing voldoet, dan betekent dat niet automatisch dat een voorlopig getuigenverhoor wordt bevolen. Het verzoek kan alsnog worden afgewezen als de verzoeker onvoldoende belang heeft bij het verzoek, als misbruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot het gebruiken van het middel van een voorlopig getuigenverhoor, als het verzoek strijdig is met een goede procesorde of als het verzoek afstuit op een ander zwaarwichtig bezwaar.
Het verzoek voldoet aan de eisen
4.5.
Het verzoek voldoet aan de eisen voor toewijzen. Hoewel het nog niet duidelijk is welke feiten precies worden betwist door Kenstone, is het wel duidelijk dat zij van mening is dat er geen tekortkoming is aan haar kant en dat zij in dat verband een aantal door Pon gestelde feiten betwist of zal betwisten. Die betwiste feiten lenen zich voor getuigenbewijs en zijn relevant voor de beoordeling van de vordering van Pon in de bodemzaak. Ten slotte staat niet ter discussie dat aan de overige vereisten uit artikel 187 lid 3 Rv is voldaan.
4.6.
Omdat het verzoek aan de eisen voor toewijzing voldoet, moet het in beginsel worden toegewezen, tenzij sprake is van een afwijzingsgrond. Kenstone voert aan dat Pon onvoldoende belang heeft bij een voorlopig getuigenverhoor en dat het verzoek in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank komt tot de conclusie dat er inderdaad een afwijzingsgrond is.
Het verzoek is in strijd met de goede procesorde
4.7.
Pon heeft al een dagvaarding in de bodemprocedure uitgebracht en het voorlopig getuigenverhoor is dus niet bedoeld om Pon te helpen bij de afweging om wel of niet te procederen. Het is de rechtbank ook niet gebleken dat bewijs verloren dreigt te gaan, anders dan dat herinneringen afnemen door tijdverloop. Het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor is alleen ingegeven door de wens van Pon om nu alvast helderheid te krijgen over het succesvol kunnen doorbreken van de contractueel afgesproken aansprakelijkheidslimiet.
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat toewijzing van het verzoek tot een ondoelmatige procesvoering leidt. In de bodemprocedure zal namelijk op korte termijn een conclusie van antwoord worden genomen. Pas dan zal duidelijk zijn welke feiten en stellingen precies worden betwist. Ook hebben verweersters aangekondigd een reconventionele vordering in te zullen dienen, waarna het volle geschil duidelijk zal zijn. Daarna zal waarschijnlijk een mondelinge behandeling plaatsvinden.
4.9.
Indien in de bodemzaak komt vast te staan dat Kenstone toerekenbaar is tekortgeschoten en gehouden is de daardoor geleden schade van Pon te vergoeden, kan het zijn dat de rechter in de bodemzaak tot een bewijsopdracht zal komen over het onderwerp waarover verzoeksters nu alvast getuigen willen horen. Als dat het geval is, zal voor de bodemrechter duidelijk zijn over welke concrete punten nog getuigen moeten worden gehoord en welke feiten door welke partijen nog dienen te worden bewezen. Het verhoor kan daarmee een stuk beter worden gekaderd dan nu het geval is. Dit is doelmatiger dan het voorlopig horen van getuigen omdat op dit moment nog niet duidelijk is welke feiten en stellingen precies worden betwist. Daarbij komt dat het voorlopig horen van de gevraagde negen getuigen die allen in het buitenland wonen (en daarna mogelijk nog andere getuigen in het tegenverhoor) waarschijnlijk niet op korte termijn is afgerond. Het risico bij het toewijzen van dit voorlopig getuigenverhoor is daarmee dat het de procedure in de hoofdzaak ophoudt, omdat partijen de uitkomst van de voorlopige verhoren willen afwachten. Ook dat is niet doelmatig en komt de proceseconomie niet ten goede. Het is dan ook aangewezen om het verloop van de bodemprocedure af te wachten en in dit stadium het verzoek om het voorlopige horen van de getuigen af te wijzen.
Conclusie en proceskosten
4.10.
Het onderhavige verzoek om op dit moment een voorlopig getuigenverhoor te bevelen is in strijd met de goede procesorde en zal om die reden dan ook worden afgewezen.
4.11.
De rechtbank veroordeelt Pon hoofdelijk in de proceskosten. Hoofdelijk, omdat dat het uitgangspunt is bij proceskosten. [6] Die proceskosten worden vastgesteld op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
Totaal
1.916,00
4.12.
De proceskostenveroordeling wordt nog vermeerderd met de wettelijke rente zoals hierna in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst het verzoek af,
5.2.
veroordeelt Pon hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van Kenstone vastgesteld op € 1.916,00,
5.3.
veroordeelt Pon hoofdelijk in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.4.
veroordeelt Pon hoofdelijk in de na deze beschikking onstane kosten, vastgesteld op € 178,00 aan salaris advocaat. Als Pon niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend, dan moet Pon € 92,00 extra betalen, plus de kosten van de betekening,
5.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.R. Jöbsis, rechter, bijgestaan door mr. A. Chu, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2024.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (herschikking).
2.vgl. Hoge Raad 2 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU6545
3.Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst.
4.artikel 186 Rv, gelezen in samenhang met artikel 166 Rv
5.artikel 187 lid 3 Rv
6.vgl. Hoge Raad 23 december 2022, ECLI:NL:HR:2022:1942