Op 29 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Kielce, Polen. Het EAB, dat op 8 september 2023 werd uitgevaardigd, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is geboren en een vrijheidsstraf van één jaar moet ondergaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafrechtelijke procedure en de zittingsdatum, maar ervoor heeft gekozen niet te verschijnen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat er geen schending van de verdedigingsrechten is, aangezien hij afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen.
De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) niet van toepassing geacht, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat tot het vonnis leidde, maar er geen omstandigheden waren die een weigering van de overlevering rechtvaardigen. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet voldoet aan de voorwaarden voor gelijkstelling met een Nederlander op basis van artikel 6a OLW, omdat niet is aangetoond dat hij ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland verblijft.
De rechtbank heeft verder geconcludeerd dat er geen structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde zijn die een individueel reëel gevaar van schending van het recht op een eerlijk proces kunnen aantonen. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon wordt overgeleverd aan de Poolse autoriteiten voor de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.