ECLI:NL:RBAMS:2024:3962

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2024
Publicatiedatum
3 juli 2024
Zaaknummer
AMS 22/281
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam inzake proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser uit Sintjohannesga en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft een verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking van een beroep tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar. Eiser had op 18 januari 2022 een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak van 13 december 2021, maar trok het beroep in op 27 juni 2022, nadat verweerder aan eiser tegemoet was gekomen. Eiser verzocht om vergoeding van de proceskosten, die door de rechtbank gedeeltelijk gegrond werd verklaard. De rechtbank stelde vast dat de hoogte van de proceskostenvergoeding forfaitair op € 437,50 werd vastgesteld, met een wegingsfactor van 0,5, zoals vermeld in het Richtsnoer proceskosten. Eiser had verwezen naar oudere jurisprudentie, maar de rechtbank oordeelde dat deze niet van toepassing was, aangezien het in deze zaak om één geschilpunt ging. Daarnaast werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het betaalde griffierecht van € 50,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter J.W. Vriethoff, in aanwezigheid van griffier M.P. Osinga Sanders.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/281

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Sintjohannesga, eiser,

(gemachtigde: mr. J. van Gemert),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 18 januari 2022 een beroepschrift ontvangen dat is gericht tegen verweerders uitspraak op bezwaar van 13 december 2021 (de bestreden uitspraak).
Op 27 juni 2022 heeft eiser het beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft op 11 juli 2022 een verweerschrift ingediend. Eiser heeft op 12 oktober 2023 op het verweerschrift gereageerd.

Overwegingen

1. Eiser heeft bij de intrekking van het beroep verzocht om vergoeding van de proceskosten, bestaande uit de forfaitaire vergoeding in beroep. [1] De rechtbank sluit het onderzoek en zal uitspraak doen buiten zitting. Het verzoek is voor een deel kennelijk gegrond en voor een deel kennelijk ongegrond. [2]
2. De rechtbank stelt vast dat eiser het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan eiser is tegemoetgekomen. Verweerder heeft de in verband met de intrekking van het beroep gemaakte aanspraak op proceskosten erkend en gesteld dat deze op factor 0,5 gesteld moet worden. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De hoogte wordt forfaitair vastgesteld op € 437,50 als kosten van verleende rechtsbijstand. [3] Omdat uitsluitend de schending van de hoorplicht aan de orde is geweest bepaalt en omdat het beroep is gericht tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting of tegen een wielklembeschikking stelt de rechtbank de wegingsfactor op 0,5. [4] De rechtbank is het met eiser eens dat uit de woorden “
in beginsel“ in het Richtsnoer kan worden opgemaakt dat in voorkomende gevallen kan worden afgeweken van factor 0,5. Hetgeen eiser heeft aangevoerd in deze zaak is onvoldoende om een hogere factor aan te nemen. Het Richtsnoer is gepubliceerd nadat alle gerechtshoven overeenstemming hebben bereikt over de inhoud ervan. Eiser heeft verwezen naar jurisprudentie uit 2020. Deze uitspraak is echter van vóór de publicatie van het Richtsnoer. [5]
3. Verweerder dient aan eiser het betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. [6]

Beslissing

De rechtbank:
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser in beroep tot een bedrag van
  • wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten voor het overige af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Vriethoff, rechter, in aanwezigheid van
M.P. Osinga Sanders, de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
2 februari 2024
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak, dan kunt u een verzetschrift opsturen naar deze rechtbank. U kunt een verzetschrift opsturen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In het verzetschrift kunt u vragen om te worden gehoord. In dat geval vindt alsnog een zitting plaats.
Coll: M.P.O.
D: B

Voetnoten

1.onder toepassing van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.onder toepassing van artikel 8:54, eerste lid, Awb op grond van artikel 8:75a, derde lid, Awb
3.onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als volgt berekend: 1 punt voor
4.volgens het Richtsnoer proceskosten, gepubliceerd in ECLI:NL:GHSHE:2021:3315,
6.ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb