4.3.2.Vrijspraak van invoer van 648 kilogram cocaïne (feit 3)
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen wat onder feit 3 is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte heeft aan twee groepschats deelgenomen op 14 en 15 maart 2020, waarin verschillende gebruikers zich bezighielden met een transport dat op 16 maart 2020 is binnengekomen in de Rotterdamse haven en vervolgens is vervoerd naar [locatie] in Woerden.Verdachte lijkt daarbij een belangrijke coördinerende rol te hebben gespeeld. Uit de groepschats is af te leiden dat het afhandelen van het transport georganiseerd en professioneel is aangepakt.
De gehele wijze van opereren – onder andere het regelen van transport via containers met behulp van corrupte havenmedewerkers op essentiële posities, het uithalen, de professionele wijze van verpakken van blokken in zwart plastic in vermoedelijk kiloverpakkingen, het gereed staan van een vrachtwagen voor het verdere vervoer en het monitoren en aansturen van dit alles via versleutelde communicatie – duidt op invoer van een lading harddrugs, specifiek cocaïne. De rechtbank heeft gelet op deze modus operandi, alsmede het aangetroffen notitieboekje van verdachte die aantekeningen voor drugshandel lijken te bevatten, dan ook het stevige vermoeden dat sprake is geweest van invoer van cocaïne. Hoezeer ook de rechtbank de vorm van de blokken, de verpakkingswijze en de professioneel opgezette operatie ambtshalve herkent als de wijze waarop blokken cocaïne doorgaans worden ingevoerd, kan zij op basis van het dossier echter niet vaststellen wat in dit concrete geval de werkzame stof is geweest die in de ingevoerde pakketten zat. Op de foto’s in de chats is immers niet zichtbaar wat precies in de pakketten zit (kleur, vorm et cetera). Evenmin is ander steunbewijs (zoals chats of tapgesprekken) voorhanden op basis waarvan de rechtbank buiten redelijke twijfel kan vaststellen dat sprake is geweest van pakketten met daarin cocaïne. Voorts kunnen de chats in het dossier waarin wel over (aan) cocaïne (gerelateerde zaken) wordt gesproken, al dan niet in sluiertaal, niet aan verdachte worden gekoppeld. Hoewel het er dus alle schijn van heeft dat het hier om de invoer van cocaïne ging, is de rechtbank van oordeel dat dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3.3.Medeplegen van wapenhandel (feit 1)
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in de voetnotenwel bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van wapenhandel. Van het onderdeel ‘beroep of gewoonte maken’ wordt verdachte vrijgesproken.
De identificatie van verdachten als gebruikers van diverse Sky-ID’s
De rechtbank stelt vast dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de gebruikers zijn van onderstaande Sky-ID’s:
- [medeverdachte 1] : [SKY-ID 1] , [SKY-ID 3] , [SKY-ID 4] , [SKY-ID 5]
- [medeverdachte 2] : [SKY-ID 6] , [SKY-ID 7]
- [verdachte] : [SKY-ID 2]
Uit het proces-verbaal PV ID Sky ID [SKY-ID 2] en het aanvullend proces-verbaal identificatie [medeverdachte 3] blijken de volgende feiten en omstandigheden die ter zake van verdachte tot dit oordeel leiden.Uit de metadata van onderzoek Werl is gebleken dat Sky-ID [SKY-ID 2] aan IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] kan worden gekoppeld. Door een technische actie werd op 9 november 2020 bepaald dat de telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] zich op dat moment in het perceel [adres 1] bevond. Op dit adres stond [verdachte] als enige ingeschreven. De telefoon met voornoemd IMEI-nummer maakte gedurende de nachtelijke uren voornamelijk gebruik van een Cell-ID gevestigd aan de [adres 2] . Het BRP-adres van [verdachte] valt binnen het bereik van deze Cell ID (270 meter hemelsbreed). Nader onderzoek aan metadata van onderzoek Werl heeft uitgewezen dat aan het Sky-ID [SKY-ID 2] ook IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] gekoppeld zat. Van IMEI nummer [IMEI-nummer 2] zijn historische APN-gegevens beschikbaar van 15 mei 2019 tot en met 1 juni 2020. Van IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] zijn historische APN-gegevens beschikbaar van 1 juni 2020 tot en met 7 maart 2021. Dat betekent dat de gebruiker van SKy-ID [SKY-ID 2] vermoedelijk op 1 juni 2020 is overgestapt van telefoon. Beide telefoons maakten gebruik van dezelfde Cell-ID aan [adres 2] . Op basis van historische verkeersgegevens is vervolgens gebleken dat de gebruiker van IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] passagier was op twee vluchten van [vliegmaatschappij] ( [data vluchten] ). Het opvragen van de passagierslijsten leerde dat slechts drie personen passagier zijn geweest op beide vluchten, onder wie [verdachte] . Hij is de enige van de drie personen die staat ingeschreven in de omgeving van de meest gebruikte Cell ID in [plaatsnaam 1] . Eén van de twee andere passagiers staat ingeschreven in het centrum van [plaatsnaam 2] en de andere buiten de omgeving van [plaatsnaam 2] . Op 21 oktober 2019 om 00:08 uur is [verdachte] gecontroleerd in Mijdrecht en uit de historische APN-gegevens van IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] blijkt dat de telefoon op 21 oktober 2019 om 00.08 uur gebruik maakte van een Cell-ID in Mijdrecht. Uit een chat op [verjaardag] ontvangt Sky-ID [SKY-ID 2] van Sky-ID [SKY-ID 6] “We kunnen vandaag vieren als je wilt neef.”, terwijl [verdachte] op [verjaardag] jarig is. Uit de BRP blijkt dat [verdachte] een dochtertje heeft dat geboren is op [geboortedag 2] . Op 8 september 2020 stuurt Sky-ID [SKY-ID 2] een bericht waaruit blijkt dat zijn vrouw hoogzwanger is. Tot slot wordt in chats van 17 september 2020 en 14 december 2020 met [SKY-ID 2] de straat [straatnaam] genoemd.
De raadsman heeft de identificatie op diverse onderdelen bestreden. Volgens hem zijn de bijnamen (waaronder [bijnaam] ) niet aan te wijzen als verwijzing naar [verdachte] en zijn deze bijnamen zelfs contra-indicaties. Sky-ID [SKY-ID 2] gaf het [adres 3] op en niet [adres 4] . De politie heeft geen nader onderzoek gedaan naar de overige bewoners rondom [adres 4] en ook niet naar de overige twee passagiers van de twee vluchten. Tot slot is de chat over “vandaag vieren” niet per definitie een verwijzing naar de verjaardag van de gebruiker, en de chat over een hoogzwangere vrouw waardoor de gebruiker zei niet weg te kunnen, is juist een contra-indicatie, want zo hoogzwanger was de vrouw van [verdachte] op dat moment niet.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor opgesomde feiten en omstandigheden ieder op zichzelf bezien ruimte zouden kunnen laten voor de mogelijkheid dat een ander dan verdachte de gebruiker was van Sky-ID [SKY-ID 2] . Maar al deze feiten en omstandigheden bij elkaar genomen en in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank dat niet aannemelijk. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook bewezen dat [verdachte] de gebruiker was van Sky-ID [SKY-ID 2] .
De rechtbank wijst tegelijkertijd vonnis in de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De rechtbank heeft in die vonnissen vastgesteld dat [medeverdachte 1] de gebruiker is van de Sky-ID’s [SKY-ID 1] , [SKY-ID 3] , [SKY-ID 4] en [SKY-ID 5] en [medeverdachte 2] de gebruiker van Sky-ID’s [SKY-ID 7] en [SKY-ID 6] . In dit vonnis wordt ten behoeve van de leesbaarheid en omdat de identificatie van de medeverdachten in deze zaak niet ter discussie staat volstaan met deze vaststelling. De rechtbank zal hieronder bij de bespreking van de afzonderlijke feiten ingaan op de inhoud van de chats waaraan verdachten met voornoemde accounts hebben deelgenomen. Hierna zullen in plaats van de Sky-ID’s de namen van verdachten worden gehanteerd.
Het verhandelen van drie sluipschuttersgeweren in november 2020
[medeverdachte 1] heeft op 25 november 2020 drie geweren verkocht aan [verdachte] en [medeverdachte 2] . Dit blijkt uit een groepschat tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , die op 15 november 2020 is aangemaakt door [verdachte] en een tweede groepschat tussen hen, die ook is aangemaakt door [verdachte] .[medeverdachte 2] vraagt op 15 november 2020 of [medeverdachte 1] wat ‘grotere dingen’ te koop heeft. [medeverdachte 2] wil weten wat er ligt, omdat hij misschien alles wel wil kopen en hij verzoekt om foto’s. Hierop zendt [medeverdachte 1] meerdere foto’s waarop diverse soorten vuurwapens te zien zijn met in een aantal gevallen bijbehorende munitie en/of geluidsdempers. [medeverdachte 1] stuurt diverse foto’s van scherpschuttersgeweren, waarover de communicatie verder gaat. [medeverdachte 1] geeft op 19 november 2020 informatie over de scherpschuttersgeweren, zegt dat ze ‘gruwelijk stil’ zijn en een schootsafstand van 200 meter hebben. Op 25 november 2020 geeft [medeverdachte 1] in de groepschat met [verdachte] en [medeverdachte 2] uitleg over ‘die dingen’ en chat hij over ‘loop’ en ‘demp’, waaruit blijkt dat het vuurwapens betreft. [medeverdachte 1] legt bijvoorbeeld uit dat de voorkant er rustig op gezet moet worden en dat aan de achterkant van die pijp bij die dop zwarte strepen zitten die precies verticaal en horizontaal moeten staan, gelijk aan de gaten in de loop en dat het een speciaal systeem is waarin lucht door de demp gaat. In dezelfde periode communiceren [medeverdachte 2] en [verdachte] ook in een één-op-één chat met elkaar over ‘3 of 4’, wat gezien de context van de berichten in deze periode naar het oordeel van de rechtbank over de bewuste vuurwapens gaat. Uit de chat blijkt dat de vuurwapens op 25 november 2020 aan [medeverdachte 1] zijn geleverd. Dezelfde dag werd in de groepschat de wijze van overdracht besproken. [verdachte] stuurt in dat verband: “Maar daar is oké. Je kan ook gwn binnen afgeven.” [medeverdachte 1] stuurt terug: “laat hem van te voren even door de buurt fietsen of het schoon is”, waarop [verdachte] “Oké” antwoordt. Uit een chat van 26 november 2020 blijkt dat er op 25 november 2020 twee snipergeweren door [medeverdachte 1] zijn geleverd en dat op 26 november 2020 nog een gebracht zal worden. [medeverdachte 2] zegt tegen Sky-ID [SKY-ID 8] aan wie hij de wapens kennelijk weer doorverkoopt: “The man bring last night 2 snips. He need to bring one more.” en [medeverdachte 1] zegt zelf in een chat van een dag eerder: “heb 2 gedaan morgen nog 1.” Vervolgens wordt in de groepschat gechat over de levering op 26 november 2020. Er wordt besproken dat [medeverdachte 1] een vuurwapen leverde aan [medeverdachte 2] en dat het ‘neefje’ van [medeverdachte 2] dit wapen zou aannemen. Uit de chats is vervolgens duidelijk op te maken dat [medeverdachte 1] gaat afleveren. Op 26 november 2020 om 20:38 uur stuurt [medeverdachte 1] dat hij net 1 heeft afgegeven en ‘pas pap’
(de rechtbank begrijpt: sluiertaal voor geld)heeft ontvangen voor dit vuurwapen. [medeverdachte 2] heeft in de periode van 24 tot en met 26 november contact met Sky-ID [SKY-ID 8] , die snipergeweren bij hem moet ophalen op het [adres 5] bij zijn ‘neef’. Op 27 november 2020 lijken de vuurwapens bij [SKY-ID 8] in het bezit te zijn, want hij ontvangt van [SKY-ID 9] het bericht: “Nice snipers ahahaha”. [medeverdachte 1] geeft vervolgens nog een laatste tip aan [verdachte] en [medeverdachte 2] : “Ik ben wat vergeten ze moeten als ze door laden naar achteren halen en goed naar voren doen helemaal dicht moet het zitten”. Uit de chats volgt dat er ook ‘bonen’
(de rechtbank begrijpt: sluitertaal voor munitie)geleverd werden.
De politie heeft de door [medeverdachte 1] verstuurde foto’s van snipergeweren uit Sky-ID [SKY-ID 4] onderzocht en deze vuurwapens herkend als omgebouwde grendelgeweren, merk Bern, model K31 en geclassificeerd als wapen in de zin van artikel 1, onder 3e, artikel 2, lid 1, categorie II onder 3e van de Wet wapens en munitie. Ook de munitie is herkend en geclassificeerd als munitie in de zin van artikel 1 onder 4e, artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie.De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van herkenning inhoudende de conclusie dat het om echte wapens gaat. De enkele, niet onderbouwde, stelling van de raadsman dat dit proces-verbaal onvoldoende betrouwbaar is, maakt dat niet anders.
Verdachte was de oprichter van de groepschats met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en heeft daaraan inhoudelijk deelgenomen en ook één-op-één met [medeverdachte 2] over de wapens gechat. De rechtbank acht zijn bijdrage daarmee voldoende significant om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , gericht op het voorhanden hebben en het overdragen van de wapens.
Niet bewezen is dat sprake is geweest van gewoontehandel, nu het slechts om één transactie gaat.
Algemeen verweer
De verdediging heeft betoogd dat niet aan het bewijsminimum is voldaan, omdat het bewijs afkomstig is uit één bron, namelijk de inhoud van de chatberichten. De rechtbank overweegt dat voor het bewijs gebruik wordt gemaakt van meerdere gesprekken die verdachte op verschillende tijdstippen, via communicatiedienst SkyECC, met verschillende gebruikers heeft gevoerd. Daarnaast wordt de inhoud van deze chatgesprekken ondersteund door het versturen van foto’s van vuurwapens. Bovendien wordt de inhoud van de afzonderlijke chatgesprekken door de inhoud van andere chatgesprekken ondersteund. Verder worden diverse andere processen-verbaal van de politie voor het bewijs gebruikt. Daarmee is sprake van meerdere bewijsmiddelen uit meerdere bronnen en is dus aan het bewijsminimum voldaan. Het verweer wordt dan ook verworpen.
4.3.4.Witwassen van € 17.060,- (feit 4)
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in de voetnoten ook bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van het volledige tenlastegelegde bedrag van € 17.060,-. Vooropgesteld wordt dat geen sprake is van een bekend gronddelict.
Beoordelingskader witwassen zonder gronddelict
Ook als niet meteen duidelijk is uit welk specifiek misdrijf een voorwerp afkomstig is, kan witwassen worden bewezen. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat het voorwerp van misdrijf afkomstig is. Indien de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van het voorwerp. Een dergelijke verklaring moet concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar die verklaring. Als uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan het witwassen van dat voorwerp worden bewezen.
Het aantreffen van contante geldbedragen
In de woning van de partner van verdachte in [plaatsnaam 3] zijn tijdens een doorzoeking op 30 mei 2022 meerdere contante geldbedragen aangetroffen met een totaal van € 17.060,-. Verdachte lag op bed in de slaapkamer waar hij werd aangehouden en heeft bij de politie verklaard dat hij om-en-om in de woning van zijn vriendin en in zijn eigen woning verblijft.Het geld is aangetroffen op de volgende plaatsen:
- € 260,- op het bed in de ouderslaapkamer;
- € 5.000,- in twee witte enveloppen, verpakt in aluminium (met in beide biljetten van € 50,- en één biljet van € 500,-), in een lade in een kast in de kastenkamer;
- € 700,- los en in diezelfde lade;
- € 4.150,- in een zwarte damestas in een kast in de kastenkamer, en
- € 6.950,- apart bovenin diezelfde kast.
Witwasindicatoren
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de aangetroffen geldbedragen sprake is van meerdere witwastypologieën en feiten van algemene bekendheid die een witwasvermoeden opleveren. Verdachte heeft geldbedragen van behoorlijke omvang contant voorhanden gehad, zonder noodzaak daartoe op grond van bedrijf of beroep. Daarnaast gaat het mede om een coupure van € 500,-. Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld in doorgaans grote coupures, terwijl coupures van € 500,- in het normale Nederlandse betalingsverkeer niet tot maar zelden worden gebruikt (ECLI:NL:RBAMS:2019:4153). Ook is het een feit van algemene bekendheid dat het voorhanden hebben van grote contante geldbedragen door privé personen (in een woning) hoogst ongebruikelijk is in het geval dat geld op legale wijze is verkregen, mede vanwege grote risico’s die dat meebrengt, zoals diefstal, waarbij het geld niet is verzekerd (ECLI:NL:RBMNE:2015:1838 en ECLI:NL:GHLEE:2011:BR5801). Hier komt bij dat de rechtbank in de eerdere overwegingen in dit vonnis het medeplegen van wapenhandel, gepleegd voorafgaand aan het aantreffen van de geldbedragen, bewezen acht. Bij deze stand van zaken bestaat naar het oordeel van de rechtbank een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Dat betekent dat van verdachte een verklaring over de herkomst van het geld mag worden verlangd. Geen verklaring tegenover het witwasvermoeden
Verdachte heeft zich ten aanzien van het aangetroffen geld tot op heden op zijn zwijgrecht beroepen en heeft dus geen verklaring afgelegd ter weerlegging van het gerechtvaardigde witwasvermoeden. De partner van verdachte heeft bij de doorzoeking verklaard dat het in de witte enveloppen aangetroffen bedrag van € 5.000,- een gift was naar aanleiding van de geboorte van hun dochter, en heeft het bedrag van € 4.150,- uit de zwarte damestas opgeëist. Deze verklaring kan het witwasvermoeden echter niet weerleggen. Ten eerste omdat dit geen verklaring van verdachte zelf is, ten tweede omdat deze verklaring niets zegt over de herkomst van het geld en ten derde omdat deze verklaring niet concreet en niet verifieerbaar is. Er is geen aanknopingspunt verstrekt ter onderbouwing van de herkomst van de geldbedragen. Ook is niet gebleken van een aanknopingspunt die een begin van een nader onderzoek naar de gestelde herkomst van de gelden mogelijk maakt. Daarmee kan het niet anders dan dat het totale geldbedrag van € 17.060,- uit misdrijf afkomstig is en dat verdachte dit wist.