ECLI:NL:RBAMS:2024:376

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
13.324281.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor wapenhandel en witwassen op basis van SkyECC-communicatie

Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 32-jarige man, die werd beschuldigd van het samen met anderen verhandelen van drie sluipschuttersgeweren en het witwassen van € 17.060,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de handel in vuurwapens, gebaseerd op ontsleutelde chatberichten van de cryptocommunicatie-app SkyECC. De verdachte werd veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van cocaïne-invoer en voorbereidingshandelingen voor wapenhandel, omdat er onvoldoende bewijs was om deze feiten te ondersteunen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan het medeplegen van wapenhandel en het witwassen van geld, waarbij het bewijs voornamelijk bestond uit chatgesprekken en andere proces-verbaal gegevens. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de toename van vuurwapengeweld in Nederland, en legde een gevangenisstraf op die in verhouding staat tot de gepleegde misdrijven.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.324281.21
Datum uitspraak: 25 januari 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1991,
ingeschreven op het adres [adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 augustus 2022, 18 november 2022, 15 februari 2023, 28 april 2023 en 11 december 2023. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Refos en van wat de gemachtigd raadsman van verdachte, mr. C.C. Polat, naar voren heeft gebracht.

2.Inleiding

Op 14 september 2021 is onder leiding van de officier van justitie in Amsterdam door de Eenheid Amsterdam, Dienst Regionale Recherche, een strafrechtelijk onderzoek gestart onder de naam GEORGIOS. Het onderzoek GEORGIOS werd gestart naar aanleiding van, uit onderzoek Argus, verstrekte informatie. Het onderzoek Argus richt zich op de criminele samenwerkingsverbanden van de NN gebruikers van SkyECC en heeft onder meer tot doel om aan de hand van de inhoudelijke data de criminele samenwerkingsverbanden die gebruik maken van cryptotelefoons van SkyECC in beeld te brengen en te analyseren. De rechter-commissaris heeft op voorhand toestemming verleend om voor een gelimiteerd aantal categorieën misdrijven en met gebruik van een lijst met zoekwoorden onderzoek te doen aan de binnen het onderzoek Argus verkregen ontsleutelde informatie. Automatische analyse van de chats tussen de gebruikers van cryptocommunicatie aanbieder SkyECC leverde hits op in de categorie ‘vuurwapens’. Op basis van deze hits zijn berichten gelezen van Sky-ID [SKY-ID 1] , waaruit berichtenverkeer met andere gebruikers van SkyECC naar voren is gekomen. Uit onderzoek naar de berichten is het vermoeden ontstaan dat de gebruikers zich bezighouden met het verkrijgen van en/of de handel in illegale (automatische) vuurwapens en munitie. Binnen het onderzoek zijn [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) en [verdachte] (hierna: verdachte of [verdachte] ) als verdachten aangemerkt. Zij zouden de gebruikers van diverse SkyECC accounts zijn. Verdachte is op 30 mei 2022 aangehouden. De politie heeft tijdens het opsporingsonderzoek onder andere telefoons in beslag genomen met daarop geïnstalleerde apps voor versleutelde communicatie. Ook heeft de politie doorzoekingen verricht, onder andere in de woning van de vriendin van verdachte, waarbij contant geld is aangetroffen op basis waarvan vervolgens een witwasverdenking is ontstaan.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte één van de SkyECC gebruikers uit dit onderzoek is en zo ja, of hij zich heeft schuldig gemaakt aan onderstaande strafbare feiten.

3.De beschuldiging

Verdachte wordt – na wijziging op de zitting en kort samengevat – beschuldigd van:
1. Het samen met anderen in de periode van 23 november 2020 tot en met 18 februari 2021 in Amsterdam verhandelen van wapens, te weten drie sluipschuttersgeweren met geïntegreerde geluidsdemper, en van de handel in deze wapens een beroep of gewoonte heeft gemaakt;
2. Het samen met anderen in de periode van 26 november 2020 tot en met 13 maart 2021 in Amsterdam en/of Rijsenhout voorbereiden van het verhandelen van vuurwapens en munitie en daarvan een beroep of gewoonte maken door mobiele telefoons met daarop Sky ECC voor versleutelde communicatie voorhanden te hebben en gebruik te maken van meerdere Sky ECC-accounts en/of aan chats deel te nemen over vuurwapenhandel;
3. Het samen met anderen in de periode van 14 maart 2020 tot en met 18 maart 2020 in Amsterdam en/of Rotterdam en/of Woerden invoeren van 648 kilogram cocaïne dan wel opzettelijk uitlokken daarvan;
4. Het samen met anderen op 30 mei 2022 in Diemen witwassen van € 17.060,-
De volledige tekst van de gewijzigde tenlastelegging staat in de bijlage bij dit vonnis.

4.De waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het tenlastegelegde onder feit 1, feit 3 en feit 4 kan worden bewezen. Ten aanzien van de drugsinvoer (feit 3) kan, gelet op de professionele wijze waarop het transport was georganiseerd en de ambtshalve kennis over de verpakkingswijze van cocaïneblokken, worden bewezen dat sprake is van invoer van cocaïne. Verdachte moet worden vrijgesproken van het plegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot wapenhandel (feit 2), omdat dat alleen strafbaar is als van de wapenhandel sprake is van een beroep of gewoonte en dat kan niet worden bewezen (feit 2).
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman vindt primair dat verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van wapenhandel (feit 1), het plegen van voorbereidingshandelingen hiertoe (feit 2) en de invoer van cocaïne (feit 3), omdat de identificatie van verdachte als gebruiker van Sky-ID [SKY-ID 2] geen stand kan houden. Subsidiair moet verdachte van deze feiten worden vrijgesproken omdat niet is voldaan aan het bewijsminimum, aangezien het bewijs alleen op Sky-chatberichten berust en daarmee afkomstig is uit één bron. Meer subsidiair betoogt de raadsman het volgende. Voor het medeplegen van wapenhandel (feit 1) en het plegen van voorbereidingshandelingen hiertoe (feit 2) kan niet worden bewezen dat verdachte van wapenhandel een beroep of gewoonte heeft gemaakt en ook niet dat het feit in Rijsenhout is gepleegd. Voorbereiding van wapenhandel zonder dat daarvan een beroep of gewoonte is gemaakt is geen 8-jaarsfeit en dus niet strafbaar. Dat betekent dat verdachte van feit 2 moet worden vrijgesproken. Ook moet vrijspraak volgen voor de invoer van cocaïne (feit 3), omdat niet is na te gaan of het daadwerkelijk om cocaïne ging. Ten aanzien van het witwassen (feit 4) heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met daarbij het verzoek om rekening te houden met de verklaring van de partner van verdachte dat een deel van het geld aan haar toebehoort.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Vrijspraak van voorbereidingshandelingen wapenhandel (feit 2)
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder feit 2 tenlastegelegde. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.3.2.
Vrijspraak van invoer van 648 kilogram cocaïne (feit 3)
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen wat onder feit 3 is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte heeft aan twee groepschats deelgenomen op 14 en 15 maart 2020, waarin verschillende gebruikers zich bezighielden met een transport dat op 16 maart 2020 is binnengekomen in de Rotterdamse haven en vervolgens is vervoerd naar [locatie] in Woerden. [1] Verdachte lijkt daarbij een belangrijke coördinerende rol te hebben gespeeld. Uit de groepschats is af te leiden dat het afhandelen van het transport georganiseerd en professioneel is aangepakt.
De gehele wijze van opereren – onder andere het regelen van transport via containers met behulp van corrupte havenmedewerkers op essentiële posities, het uithalen, de professionele wijze van verpakken van blokken in zwart plastic in vermoedelijk kiloverpakkingen, het gereed staan van een vrachtwagen voor het verdere vervoer en het monitoren en aansturen van dit alles via versleutelde communicatie – duidt op invoer van een lading harddrugs, specifiek cocaïne. De rechtbank heeft gelet op deze modus operandi, alsmede het aangetroffen notitieboekje van verdachte die aantekeningen voor drugshandel lijken te bevatten, dan ook het stevige vermoeden dat sprake is geweest van invoer van cocaïne. Hoezeer ook de rechtbank de vorm van de blokken, de verpakkingswijze en de professioneel opgezette operatie ambtshalve herkent als de wijze waarop blokken cocaïne doorgaans worden ingevoerd, kan zij op basis van het dossier echter niet vaststellen wat in dit concrete geval de werkzame stof is geweest die in de ingevoerde pakketten zat. Op de foto’s in de chats is immers niet zichtbaar wat precies in de pakketten zit (kleur, vorm et cetera). Evenmin is ander steunbewijs (zoals chats of tapgesprekken) voorhanden op basis waarvan de rechtbank buiten redelijke twijfel kan vaststellen dat sprake is geweest van pakketten met daarin cocaïne. Voorts kunnen de chats in het dossier waarin wel over (aan) cocaïne (gerelateerde zaken) wordt gesproken, al dan niet in sluiertaal, niet aan verdachte worden gekoppeld. Hoewel het er dus alle schijn van heeft dat het hier om de invoer van cocaïne ging, is de rechtbank van oordeel dat dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3.3.
Medeplegen van wapenhandel (feit 1)
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in de voetnoten [2] wel bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van wapenhandel. Van het onderdeel ‘beroep of gewoonte maken’ wordt verdachte vrijgesproken.
De identificatie van verdachten als gebruikers van diverse Sky-ID’s
De rechtbank stelt vast dat verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de gebruikers zijn van onderstaande Sky-ID’s:
- [medeverdachte 1] : [SKY-ID 1] , [SKY-ID 3] , [SKY-ID 4] , [SKY-ID 5]
  • [medeverdachte 2] : [SKY-ID 6] , [SKY-ID 7]
  • [verdachte] : [SKY-ID 2]
Uit het proces-verbaal PV ID Sky ID [SKY-ID 2] en het aanvullend proces-verbaal identificatie [medeverdachte 3] blijken de volgende feiten en omstandigheden die ter zake van verdachte tot dit oordeel leiden. [3] Uit de metadata van onderzoek Werl is gebleken dat Sky-ID [SKY-ID 2] aan IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] kan worden gekoppeld. Door een technische actie werd op 9 november 2020 bepaald dat de telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] zich op dat moment in het perceel [adres 1] bevond. Op dit adres stond [verdachte] als enige ingeschreven. De telefoon met voornoemd IMEI-nummer maakte gedurende de nachtelijke uren voornamelijk gebruik van een Cell-ID gevestigd aan de [adres 2] . Het BRP-adres van [verdachte] valt binnen het bereik van deze Cell ID (270 meter hemelsbreed). Nader onderzoek aan metadata van onderzoek Werl heeft uitgewezen dat aan het Sky-ID [SKY-ID 2] ook IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] gekoppeld zat. Van IMEI nummer [IMEI-nummer 2] zijn historische APN-gegevens beschikbaar van 15 mei 2019 tot en met 1 juni 2020. Van IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] zijn historische APN-gegevens beschikbaar van 1 juni 2020 tot en met 7 maart 2021. Dat betekent dat de gebruiker van SKy-ID [SKY-ID 2] vermoedelijk op 1 juni 2020 is overgestapt van telefoon. Beide telefoons maakten gebruik van dezelfde Cell-ID aan [adres 2] . Op basis van historische verkeersgegevens is vervolgens gebleken dat de gebruiker van IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] passagier was op twee vluchten van [vliegmaatschappij] ( [data vluchten] ). Het opvragen van de passagierslijsten leerde dat slechts drie personen passagier zijn geweest op beide vluchten, onder wie [verdachte] . Hij is de enige van de drie personen die staat ingeschreven in de omgeving van de meest gebruikte Cell ID in [plaatsnaam 1] . Eén van de twee andere passagiers staat ingeschreven in het centrum van [plaatsnaam 2] en de andere buiten de omgeving van [plaatsnaam 2] . Op 21 oktober 2019 om 00:08 uur is [verdachte] gecontroleerd in Mijdrecht en uit de historische APN-gegevens van IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] blijkt dat de telefoon op 21 oktober 2019 om 00.08 uur gebruik maakte van een Cell-ID in Mijdrecht. Uit een chat op [verjaardag] ontvangt Sky-ID [SKY-ID 2] van Sky-ID [SKY-ID 6] “We kunnen vandaag vieren als je wilt neef.”, terwijl [verdachte] op [verjaardag] jarig is. Uit de BRP blijkt dat [verdachte] een dochtertje heeft dat geboren is op [geboortedag 2] . Op 8 september 2020 stuurt Sky-ID [SKY-ID 2] een bericht waaruit blijkt dat zijn vrouw hoogzwanger is. Tot slot wordt in chats van 17 september 2020 en 14 december 2020 met [SKY-ID 2] de straat [straatnaam] genoemd.
De raadsman heeft de identificatie op diverse onderdelen bestreden. Volgens hem zijn de bijnamen (waaronder [bijnaam] ) niet aan te wijzen als verwijzing naar [verdachte] en zijn deze bijnamen zelfs contra-indicaties. Sky-ID [SKY-ID 2] gaf het [adres 3] op en niet [adres 4] . De politie heeft geen nader onderzoek gedaan naar de overige bewoners rondom [adres 4] en ook niet naar de overige twee passagiers van de twee vluchten. Tot slot is de chat over “vandaag vieren” niet per definitie een verwijzing naar de verjaardag van de gebruiker, en de chat over een hoogzwangere vrouw waardoor de gebruiker zei niet weg te kunnen, is juist een contra-indicatie, want zo hoogzwanger was de vrouw van [verdachte] op dat moment niet.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor opgesomde feiten en omstandigheden ieder op zichzelf bezien ruimte zouden kunnen laten voor de mogelijkheid dat een ander dan verdachte de gebruiker was van Sky-ID [SKY-ID 2] . Maar al deze feiten en omstandigheden bij elkaar genomen en in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank dat niet aannemelijk. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook bewezen dat [verdachte] de gebruiker was van Sky-ID [SKY-ID 2] .
De rechtbank wijst tegelijkertijd vonnis in de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . De rechtbank heeft in die vonnissen vastgesteld dat [medeverdachte 1] de gebruiker is van de Sky-ID’s [SKY-ID 1] , [SKY-ID 3] , [SKY-ID 4] en [SKY-ID 5] en [medeverdachte 2] de gebruiker van Sky-ID’s [SKY-ID 7] en [SKY-ID 6] . In dit vonnis wordt ten behoeve van de leesbaarheid en omdat de identificatie van de medeverdachten in deze zaak niet ter discussie staat volstaan met deze vaststelling. De rechtbank zal hieronder bij de bespreking van de afzonderlijke feiten ingaan op de inhoud van de chats waaraan verdachten met voornoemde accounts hebben deelgenomen. Hierna zullen in plaats van de Sky-ID’s de namen van verdachten worden gehanteerd.
Het verhandelen van drie sluipschuttersgeweren in november 2020
[medeverdachte 1] heeft op 25 november 2020 drie geweren verkocht aan [verdachte] en [medeverdachte 2] . Dit blijkt uit een groepschat tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , die op 15 november 2020 is aangemaakt door [verdachte] en een tweede groepschat tussen hen, die ook is aangemaakt door [verdachte] . [4] [medeverdachte 2] vraagt op 15 november 2020 of [medeverdachte 1] wat ‘grotere dingen’ te koop heeft. [medeverdachte 2] wil weten wat er ligt, omdat hij misschien alles wel wil kopen en hij verzoekt om foto’s. Hierop zendt [medeverdachte 1] meerdere foto’s waarop diverse soorten vuurwapens te zien zijn met in een aantal gevallen bijbehorende munitie en/of geluidsdempers. [medeverdachte 1] stuurt diverse foto’s van scherpschuttersgeweren, waarover de communicatie verder gaat. [medeverdachte 1] geeft op 19 november 2020 informatie over de scherpschuttersgeweren, zegt dat ze ‘gruwelijk stil’ zijn en een schootsafstand van 200 meter hebben. Op 25 november 2020 geeft [medeverdachte 1] in de groepschat met [verdachte] en [medeverdachte 2] uitleg over ‘die dingen’ en chat hij over ‘loop’ en ‘demp’, waaruit blijkt dat het vuurwapens betreft. [medeverdachte 1] legt bijvoorbeeld uit dat de voorkant er rustig op gezet moet worden en dat aan de achterkant van die pijp bij die dop zwarte strepen zitten die precies verticaal en horizontaal moeten staan, gelijk aan de gaten in de loop en dat het een speciaal systeem is waarin lucht door de demp gaat. In dezelfde periode communiceren [medeverdachte 2] en [verdachte] ook in een één-op-één chat met elkaar over ‘3 of 4’, wat gezien de context van de berichten in deze periode naar het oordeel van de rechtbank over de bewuste vuurwapens gaat. Uit de chat blijkt dat de vuurwapens op 25 november 2020 aan [medeverdachte 1] zijn geleverd. Dezelfde dag werd in de groepschat de wijze van overdracht besproken. [verdachte] stuurt in dat verband: “Maar daar is oké. Je kan ook gwn binnen afgeven.” [medeverdachte 1] stuurt terug: “laat hem van te voren even door de buurt fietsen of het schoon is”, waarop [verdachte] “Oké” antwoordt. Uit een chat van 26 november 2020 blijkt dat er op 25 november 2020 twee snipergeweren door [medeverdachte 1] zijn geleverd en dat op 26 november 2020 nog een gebracht zal worden. [medeverdachte 2] zegt tegen Sky-ID [SKY-ID 8] aan wie hij de wapens kennelijk weer doorverkoopt: “The man bring last night 2 snips. He need to bring one more.” en [medeverdachte 1] zegt zelf in een chat van een dag eerder: “heb 2 gedaan morgen nog 1.” Vervolgens wordt in de groepschat gechat over de levering op 26 november 2020. Er wordt besproken dat [medeverdachte 1] een vuurwapen leverde aan [medeverdachte 2] en dat het ‘neefje’ van [medeverdachte 2] dit wapen zou aannemen. Uit de chats is vervolgens duidelijk op te maken dat [medeverdachte 1] gaat afleveren. Op 26 november 2020 om 20:38 uur stuurt [medeverdachte 1] dat hij net 1 heeft afgegeven en ‘pas pap’
(de rechtbank begrijpt: sluiertaal voor geld)heeft ontvangen voor dit vuurwapen. [medeverdachte 2] heeft in de periode van 24 tot en met 26 november contact met Sky-ID [SKY-ID 8] , die snipergeweren bij hem moet ophalen op het [adres 5] bij zijn ‘neef’. Op 27 november 2020 lijken de vuurwapens bij [SKY-ID 8] in het bezit te zijn, want hij ontvangt van [SKY-ID 9] het bericht: “Nice snipers ahahaha”. [medeverdachte 1] geeft vervolgens nog een laatste tip aan [verdachte] en [medeverdachte 2] : “Ik ben wat vergeten ze moeten als ze door laden naar achteren halen en goed naar voren doen helemaal dicht moet het zitten”. Uit de chats volgt dat er ook ‘bonen’
(de rechtbank begrijpt: sluitertaal voor munitie)geleverd werden.
De politie heeft de door [medeverdachte 1] verstuurde foto’s van snipergeweren uit Sky-ID [SKY-ID 4] onderzocht en deze vuurwapens herkend als omgebouwde grendelgeweren, merk Bern, model K31 en geclassificeerd als wapen in de zin van artikel 1, onder 3e, artikel 2, lid 1, categorie II onder 3e van de Wet wapens en munitie. Ook de munitie is herkend en geclassificeerd als munitie in de zin van artikel 1 onder 4e, artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en munitie. [5] De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van herkenning inhoudende de conclusie dat het om echte wapens gaat. De enkele, niet onderbouwde, stelling van de raadsman dat dit proces-verbaal onvoldoende betrouwbaar is, maakt dat niet anders.
Verdachte was de oprichter van de groepschats met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en heeft daaraan inhoudelijk deelgenomen en ook één-op-één met [medeverdachte 2] over de wapens gechat. De rechtbank acht zijn bijdrage daarmee voldoende significant om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , gericht op het voorhanden hebben en het overdragen van de wapens.
Niet bewezen is dat sprake is geweest van gewoontehandel, nu het slechts om één transactie gaat.
Algemeen verweer
De verdediging heeft betoogd dat niet aan het bewijsminimum is voldaan, omdat het bewijs afkomstig is uit één bron, namelijk de inhoud van de chatberichten. De rechtbank overweegt dat voor het bewijs gebruik wordt gemaakt van meerdere gesprekken die verdachte op verschillende tijdstippen, via communicatiedienst SkyECC, met verschillende gebruikers heeft gevoerd. Daarnaast wordt de inhoud van deze chatgesprekken ondersteund door het versturen van foto’s van vuurwapens. Bovendien wordt de inhoud van de afzonderlijke chatgesprekken door de inhoud van andere chatgesprekken ondersteund. Verder worden diverse andere processen-verbaal van de politie voor het bewijs gebruikt. Daarmee is sprake van meerdere bewijsmiddelen uit meerdere bronnen en is dus aan het bewijsminimum voldaan. Het verweer wordt dan ook verworpen.
4.3.4.
Witwassen van € 17.060,- (feit 4)
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen in de voetnoten ook bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van het volledige tenlastegelegde bedrag van € 17.060,-. Vooropgesteld wordt dat geen sprake is van een bekend gronddelict.
Beoordelingskader witwassen zonder gronddelict
Ook als niet meteen duidelijk is uit welk specifiek misdrijf een voorwerp afkomstig is, kan witwassen worden bewezen. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat het voorwerp van misdrijf afkomstig is. Indien de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van het voorwerp. Een dergelijke verklaring moet concreet, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar die verklaring. Als uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan het witwassen van dat voorwerp worden bewezen.
Het aantreffen van contante geldbedragen
In de woning van de partner van verdachte in [plaatsnaam 3] zijn tijdens een doorzoeking op 30 mei 2022 meerdere contante geldbedragen aangetroffen met een totaal van € 17.060,-. Verdachte lag op bed in de slaapkamer waar hij werd aangehouden en heeft bij de politie verklaard dat hij om-en-om in de woning van zijn vriendin en in zijn eigen woning verblijft. [6] Het geld is aangetroffen op de volgende plaatsen:
  • € 260,- op het bed in de ouderslaapkamer;
  • € 5.000,- in twee witte enveloppen, verpakt in aluminium (met in beide biljetten van € 50,- en één biljet van € 500,-), in een lade in een kast in de kastenkamer;
  • € 700,- los en in diezelfde lade;
  • € 4.150,- in een zwarte damestas in een kast in de kastenkamer, en
  • € 6.950,- apart bovenin diezelfde kast.
Witwasindicatoren
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de aangetroffen geldbedragen sprake is van meerdere witwastypologieën en feiten van algemene bekendheid die een witwasvermoeden opleveren. Verdachte heeft geldbedragen van behoorlijke omvang contant voorhanden gehad, zonder noodzaak daartoe op grond van bedrijf of beroep. Daarnaast gaat het mede om een coupure van € 500,-. Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld in doorgaans grote coupures, terwijl coupures van € 500,- in het normale Nederlandse betalingsverkeer niet tot maar zelden worden gebruikt (ECLI:NL:RBAMS:2019:4153). Ook is het een feit van algemene bekendheid dat het voorhanden hebben van grote contante geldbedragen door privé personen (in een woning) hoogst ongebruikelijk is in het geval dat geld op legale wijze is verkregen, mede vanwege grote risico’s die dat meebrengt, zoals diefstal, waarbij het geld niet is verzekerd (ECLI:NL:RBMNE:2015:1838 en ECLI:NL:GHLEE:2011:BR5801). Hier komt bij dat de rechtbank in de eerdere overwegingen in dit vonnis het medeplegen van wapenhandel, gepleegd voorafgaand aan het aantreffen van de geldbedragen, bewezen acht. Bij deze stand van zaken bestaat naar het oordeel van de rechtbank een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Dat betekent dat van verdachte een verklaring over de herkomst van het geld mag worden verlangd.
Geen verklaring tegenover het witwasvermoeden
Verdachte heeft zich ten aanzien van het aangetroffen geld tot op heden op zijn zwijgrecht beroepen en heeft dus geen verklaring afgelegd ter weerlegging van het gerechtvaardigde witwasvermoeden. De partner van verdachte heeft bij de doorzoeking verklaard dat het in de witte enveloppen aangetroffen bedrag van € 5.000,- een gift was naar aanleiding van de geboorte van hun dochter, en heeft het bedrag van € 4.150,- uit de zwarte damestas opgeëist. Deze verklaring kan het witwasvermoeden echter niet weerleggen. Ten eerste omdat dit geen verklaring van verdachte zelf is, ten tweede omdat deze verklaring niets zegt over de herkomst van het geld en ten derde omdat deze verklaring niet concreet en niet verifieerbaar is. Er is geen aanknopingspunt verstrekt ter onderbouwing van de herkomst van de geldbedragen. Ook is niet gebleken van een aanknopingspunt die een begin van een nader onderzoek naar de gestelde herkomst van de gelden mogelijk maakt. Daarmee kan het niet anders dan dat het totale geldbedrag van € 17.060,- uit misdrijf afkomstig is en dat verdachte dit wist.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
feit 1:
op tijdstippen gelegen omstreeks de periode van 25 november 2020 tot en met 26 november 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen drie geweren met geïntegreerde geluidsdemper (model G 150), zijnde telkens een omgebouwd grendelgeweer (merk Bern, model K31), zijnde telkens wapens van categorie II van de Wet wapens en munitie en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen;
feit 4:
op 30 mei 2022 te Diemen voorwerpen te weten geldbedragen van in totaal 17060 euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.

6.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.De strafoplegging

7.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar. Het gaat om een langere periode en een veelheid aan ernstige strafbare feiten. Uit het geheel van omstandigheden blijkt dat verdachte langdurig volop in de georganiseerde criminaliteit heeft gezeten en een bijdrage heeft geleverd aan het in stand houden van ondermijnende criminaliteit en alle excessen die daarbij komen kijken. Gelet op de ernst van het feitencomplex volstaat enkel een langdurige gevangenisstraf.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank om oog te hebben voor het feit dat geen verweer is gevoerd tegen de rechtmatigheid van het onderzoek en dat is afgezien van onderzoekswensen. Hij vraagt ook aandacht voor het tijdsverloop sinds de pleegdata van de tenlastegelegde feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met anderen drie geweren verhandeld. Het gaat daarbij om zware militaire wapens. Dit is zeer kwalijk, vooral nu het vuurwapengeweld in Nederland, in het bijzonder in Amsterdam, steeds ernstiger vormen aanneemt.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen van grote contante geldbedragen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het heeft een corrumperende invloed op het normale handelsverkeer en is daarmee ook een bedreiging voor de samenleving. Witwassen bevordert het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld en/of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt en zonder witwassen het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
Op basis van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht, zijnde de afspraken tussen rechtbanken over strafoplegging, weegt de rechtbank de volgende factoren mee die een langdurige gevangenisstraf rechtvaardigen. Vuurwapengeweld wordt een steeds heftiger en ernstiger probleem in Nederland. De vuurwapens waar verdachte in handelde, waren voorzien van munitie waardoor ernstig letsel en de dood kunnen worden veroorzaakt. Dat zij waren voorzien van geluidsdempers duidt op beroepscriminaliteit. Verdachte heeft ervoor gekozen om tegen de wens van de rechtbank niet ter zitting te verschijnen en geen verantwoording af te leggen voor zijn daden. De rechtbank ziet voorts geen enkele strafmatigende omstandigheid in het dossier of in wat de raadsman heeft aangevoerd. Uiteraard maakt de vrijspraak voor feit 2 en feit 3 wel dat de rechtbank sterk afwijkt van de door de officier van justitie geëiste straf. Alles bij elkaar genomen acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden passend.

8.Het beslag

Onder verdachte zijn de nader in het dictum genoemde voorwerpen in beslag genomen.
Het inbeslaggenomen geld wordt verbeurdverklaard, nu dit aan verdachte toebehoort en met betrekking tot deze voorwerpen het onder feit 4 bewezen geachte is begaan.
De inbeslaggenomen telefoons worden onttrokken aan het verkeer, nu deze voorwerpen zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan en de voorbereiding van soortgelijke misdrijven en deze van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

9.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 4 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, en artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd en medeplegen van handelen in strijd met 26, eerste lid, en artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
feit 4:
witwassen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Verklaar verbeurd:
1. 6950 EUR ibg;30-05-2022
(Omschrijving: PL1300-2021188353-G6192850)
4150 EUR ibg; 30-05-2022
(Omschrijving: PL1300-2021188353-G6192852)
3. 2000 2000 EUR ibg;30-05-2022
(Omschrijving: PL1300-2021188353-G6192853)
3. 2000 3000 EUR ibg;30-05-2022
(Omschrijving: PL1300-2021188353-G6192854)
3. 2000 700 EUR ibg; 30-05-2022
(Omschrijving: PL1300-2021188353-G6192861)
3. 2000 260 EUR; IBGN 30-5-2022
(Omschrijving: PL1300-2021188353-G6192874).
Beveelt de onttrekking aan het verkeervan:
Google Pixel 4XL - 6192991 - SIN: AALM5941NL
Google Pixel 4A- 6192812 - SIN: AALM5948NL.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en C. Wildeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 januari 2024.
[...]

Voetnoten

1.Uit de verdere inhoud van dit vonnis volgt dat de rechtbank vaststelt dat verdachte de gebruiker was van Sky-ID [SKY-ID 2] .
2.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de voetnoten in rubriek 4 telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.PVB PV ID Sky ID [SKY-ID 2] , rubriek 5, p. 142 e.v. en PVB Aanvullend proces-verbaal van identificatie [verdachte] , rubriek 5, p. 144.
4.PVB chats: overdracht snipergeweren, rubriek 5, p. 162 e.v. en PVB chat chat [SKY-ID 2] :106, rubriek 5, p. 1044 e.v.
5.PVB verstrekking foto's uit SKY-id [SKY-ID 4] , rubriek 5, p. 187 e.v. en proces-verbaal van onderzoek proces-verbaal van herkenning vuurwapens, rubriek 8, p. 1 e.v.
6.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, rubriek 10.4, p. 5 e.v. en Proces-verbaal verhoor van de verdachte [verdachte] , PD03, p. 110 e.v.