ECLI:NL:RBAMS:2024:3680

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juni 2024
Publicatiedatum
20 juni 2024
Zaaknummer
C/13/739373 / HA ZA 23-833
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kansspelovereenkomst en prejudiciële vragen aan de Hoge Raad over rechtsgeldigheid en terugvordering van verloren bedragen

In deze kansspelzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 12 juni 2024 een tussenuitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. B.Z. Loonstein, en de rechtspersoon ElectraWorks Europe Limited (EEL), vertegenwoordigd door mr. J.A.I. Verheul. De eiser vordert onder andere dat de kansspelovereenkomst met EEL nietig wordt verklaard en dat EEL een bedrag van € 75.277,35 aan hem terugbetaalt, vermeerderd met wettelijke rente. De eiser stelt dat EEL geen vergunning had om kansspelen aan te bieden, waardoor de overeenkomst in strijd is met de Wet op de kansspelen (Wok) en derhalve nietig of vernietigbaar is. EEL voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de eiser.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er in vergelijkbare zaken verschillende uitspraken zijn gedaan door andere rechtbanken, wat heeft geleid tot rechtsongelijkheid. Daarom heeft de rechtbank besloten om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad om duidelijkheid te krijgen over de rechtsgeldigheid van kansspelovereenkomsten zonder vergunning en de mogelijkheid tot terugvordering van verloren bedragen. De vragen zijn gericht op de strekking van de Wok en de gevolgen van het ontbreken van een vergunning voor de geldigheid van de overeenkomst. De rechtbank heeft de zaak aangehouden totdat de Hoge Raad de gestelde vragen heeft beantwoord, waarna partijen de gelegenheid krijgen om te reageren op de antwoorden.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/739373 / HA ZA 23-833
Vonnis van 12 juni 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. B.Z. Loonstein,
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
ELECTRAWORKS EUROPE LIMITED,
gevestigd te Gzira (Malta),
gedaagde partij,
hierna te noemen: EEL,
advocaat: mr. J.A.I. Verheul.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 augustus 2023, met producties 1 tot en met 4,
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 35,
- akte overlegging aanvullende producties van [eiser] , met producties 5 tot en met 34,
- akte overlegging aanvullende producties van EEL, met producties 36 en 37,
- het tussenvonnis van 21 februari 2024, waarbij de mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 17 april 2024, met de spreekaantekeningen van mr. Loonstein en mr. Verheul in de eerste termijn en de spreekaantekeningen van mr. Verheul in de tweede termijn,
- de brief van 28 mei 2024 van EEL met opmerkingen bij het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar
bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat de kansspelovereenkomst die is gesloten tussen eiser en gedaagde
nietig is en/of de kansspelovereenkomst te vernietigen, en
II. gedaagde veroordeelt om de van eiser ontvangen bedragen, met aftrek van de aan eiser
uitbetaalde bedragen, zijnde een bedrag van € 75.277,35 te betalen aan eiser, deze bedragen
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van storting door eiser, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, en/of
III. voor recht verklaart dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiser, althans
toerekenbaar jegens eiser tekort is geschoten, althans zich schuldig heeft gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken, wegens de in het lichaam van de dagvaarding genoemde gedragingen en voor recht verklaart dat gedaagde verplicht is om de door deze gedragingen geleden schade aan de zijde van eiser te vergoeden, en
IV. gedaagde veroordeelt om aan eiser te betalen een bedrag van € 75.277,35, althans een
door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag,
V. (subsidiair) gedaagde veroordeelt tot betaling van meer en/of andere schade, althans enige schade, die door eiser is geleden door de in het lichaam van de dagvaarding genoemde grondslagen, deze schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, en/of
VI. voor recht verklaart dat de kansspelovereenkomst door dwaling aan de zijde van eiser tot stand is gekomen en (primair) de kansspelovereenkomst te vernietigen en tevens gedaagde te veroordelen om de gevolgen ongedaan te maken door betaling van € 75.277,35 aan eiser, althans (subsidiair) om het door eiser geleden nadeel op de voet van artikel 6:230 lid 2 BW opheft door terugbetaling van geleden verliezen alsook ander nadeel te betalen,
en in alle gevallen
VII. gedaagde veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de
buitengerechtelijke incassokosten, de nakosten en de wettelijke rente.
2.2.
[eiser] stelt, kort samengevat, dat in de periode dat hij via de website van EEL gokte, EEL geen vergunning had om kansspelen aan te bieden. De kansspelovereenkomst was dus in strijd met artikel 1 Wok en daarom nietig, dan wel vernietigbaar op grond van artikel 3:40 BW. Het geld dat [eiser] heeft ingezet en verloren, heeft hij dus onverschuldigd betaald en moet EEL daarom terugbetalen. Verder heeft EEL haar zorgplicht tegenover [eiser] geschonden, doordat zij niet heeft gereageerd op signalen dat [eiser] ongezond spelgedrag vertoonde. Doordat EEL [eiser] heeft laten gokken, heeft [eiser] schade geleden, die zij moet vergoeden. [eiser] heeft EEL hierover aangeschreven. EEL heeft echter geweigerd de schade te vergoeden en het verloren geld terug te betalen. Zij moet dat alsnog doen, aldus [eiser] .
2.3.
EEL voert verweer. EEL concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser] , dan wel tot afwijzing van zijn vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.

3.De beoordeling

3.1.
EEL voert onder andere verweren aan die zien op artikel 3:40 lid 3 BW: strijd met een dwingende wetsbepaling leidt niet tot nietigheid als de betreffende wetsbepaling niet de strekking heeft de geldigheid van daarmede strijdige rechtshandelingen aan te tasten. Toegepast op de voorliggende casus luidt de te beantwoorden vraag: heeft de Wok de strekking het zonder vergunning aanbieden van online kansspelen aan te tasten.
3.2.
Deze vraag valt in twee delen uiteen.
Vraag 1: was deze strekking aanwezig bij het invoeren van de regeling?
Vraag 2: is deze strekking door verloop van tijd verloren gegaan? Deze laatst vraag is alleen relevant als de eerste met “ja” wordt beantwoord.
3.3.
De rechtbank zal op dit punt in een vergelijkbare zaak met nummer 747113 HA ZA 24-205 ambtshalve rechtsvragen aan de Hoge Raad stellen bij wijze van prejudiciële beslissing. Volgens artikel 392 lid 1 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) kunnen die vragen gesteld worden als dat nodig is om op de vordering te beslissen en het antwoord rechtstreeks van belang is:
“a. voor een veelheid aan vorderingsrechten die gegrond zijn op dezelfde of soortgelijke feiten en uit dezelfde of soortgelijke samenhangende oorzaken voortkomen, of
b. voor de beslechting of beëindiging van talrijke andere uit soortgelijke feiten voortvloeiende geschillen, waarin dezelfde vraag zich voordoet.”
Geval b. doet zich hier voor. Het is de rechtbank ambtshalve bekend en ook met partijen besproken dat er tot op heden ongeveer vijftig zaken bij de verschillende rechtbanken zijn aangebracht op basis van dagvaardingen die grotendeels overeenstemmen met de dagvaarding in de onderhavige zaak. Tot op heden hebben drie rechtbanken in vier verschillende zaken uitspraak gedaan in zogenoemde kansspelzaken. De rechtbanken Overijssel en Noord-Nederland hebben geoordeeld dat het aanbieden van kansspelen in Nederland zonder vergunning nietigheid van de kansspelovereenkomst met zich brengt. [1] In deze zaken zijn de vorderingen van de speler daarom toegewezen en is de aanbieder van online kansspelen veroordeeld tot (terug)betaling van de verloren gelden. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft anders geoordeeld. In die procedure zijn de vorderingen van de speler afgewezen omdat – in lijn met het Unibet-arrest van het hof Amsterdam van 25 oktober 2016 geoordeeld is dat het verbod uit de Wok om zonder vergunning kansspelen aan te bieden haar strekking heeft verloren. [2] Daarnaast zijn er volgens die rechtbank voldoende maatregelen getroffen om verslaving aan de betreffende kansspelen zoveel mogelijk te voorkomen en is er gewaakt tegen onmatige deelname aan die spelen, waarbij meespeelt dat de speler als deelnemer een eigen verantwoordelijkheid heeft.
3.4.
Afhankelijk van de verdere ontwikkeling van het recht op dit punt bestaat de kans dat een min of meer substantieel deel van die personen (al dan niet in een collectieve actie) in de toekomst een soortgelijke vordering aanhangig zou willen maken.
3.5.
Uit het voorgaande blijkt dat de rechtspraak over deze kwestie uiteenlopend heeft geoordeeld en dat nog vele uitspraken zullen volgen. Het zou buitengewoon inefficiënt zijn en voor partijen lang duren en kostbaar zijn als de vragen die in al deze zaken beslissend zijn pas door de Hoge Raad zouden kunnen worden beantwoord na hoger beroep en cassatie. Dit is de reden dat deze rechtbank de rechtsvragen die in deze zaken steeds beslissend zijn nu aan de Hoge Raad wil voorleggen.
3.6.
De rechtbank is voornemens de volgende vragen te stellen:
Had de Wok aanvankelijk de strekking de geldigheid van daarmede strijdige rechtshandelingen aan te tasten?
Zo ja, is die strekking – na aanvankelijk aanwezig geweest te zijn – verloren gegaan onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen en/of gelet op het handhavingsbeleid van de Kansspelautoriteit?
Is een kansspelovereenkomst tussen een in Nederland verblijvende consument en een aanbieder van kansspelen op internet die geen vergunning heeft in de zin van de Wok een nietige overeenkomst in de zin van artikel 3:40 BW?
Maakt het voor de beantwoording van vraag 3 nog uit of de kansspelaanbieder (of een daaraan gelieerde entiteit) voldeed aan de prioriteringscriteria van de Kansspelautoriteit?
Indien het antwoord op vraag 3 bevestigend luidt, welke rechtsgevolgen heeft dat dan? Is een vordering tot terugbetaling van het geleden verlies op grond van onverschuldigde betaling toewijsbaar?
3.7.
Omdat de beantwoording van deze vragen ook van belang is voor de beslissing in deze zaak zal iedere beslissing in deze zaak worden aangehouden. Nadat de Hoge Raad de vragen in de andere zaak heeft beantwoord, zullen partijen in deze zaak de gelegenheid krijgen op de gegeven antwoorden te reageren, daarna zal de rechtbank beslissen. De zaak wordt verwezen naar de parkeerrol voor akte uitlating beantwoording prejudiciële vragen.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verwijst de zaak naar de parkeerrol van
2 april 2025voor akte uitlating beantwoording prejudiciële vragen,
4.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, mr. J. van der Kluit en mr. M.L.S. Kalff, bijgestaan door mr. D.K.W. Collins, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.

Voetnoten

1.Rechtbank Overijssel 17 april 2024, ECLI:NL:RBOVE:2024:2078 en ECLI:NL:RBOVE:2024:2079 en Rechtbank Noord-Nederland 22 mei 2024, ECLI:NL:RBNNE:2024:1971.
2.Rechtbank Zeeland-West-Brabant 29 mei 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:3524.