Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De tenlastelegging
2.Formele vragen
3.Bewijsoverwegingen
4.De bewezenverklaring
5.Het bewijs
6.De strafbaarheid
7.De strafmaat
8.De benadeelde partij
Kosten voor administratie, onderzoek etc. € 751,65
€ 3.005,46
Rechtbank Amsterdam
Op 23 januari 2024 heeft de politierechter te Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. De verdachte, geboren in 1994 en woonachtig in Amsterdam, was aanwezig op de zitting, samen met haar raadsman, mr. W.R. Jonk. De tenlastelegging omvatte het telen van 200 hennepplanten op of omstreeks 9 oktober 2017 en het wegnemen van elektriciteit die toebehoorde aan een benadeelde partij. De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was, ondanks eerdere problemen met de naam van de verdachte.
De verdediging voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moest worden vanwege een uitzonderlijke overschrijding van de redelijke termijn van 51 maanden. De politierechter oordeelde echter dat, hoewel er sprake was van een aanzienlijke overschrijding van de termijn, dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De verdachte had op de zitting bekend en de politierechter achtte beide tenlastegelegde feiten bewezen.
De politierechter besloot geen straf of maatregel op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verdachte sindsdien geen contact met justitie had gehad. De benadeelde partij had een vordering ingediend voor schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen. De politierechter oordeelde dat de verdachte € 1.128,95 moest betalen aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 24 juli 2017.