ECLI:NL:RBAMS:2024:3474

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
13-085050-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betwisting van straf door opgeëiste persoon

Op 6 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Gdańsk, Polen. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 16 januari 2024. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1993 en momenteel gedetineerd in Nederland, heeft de opgelegde vrijheidsstraf van één jaar betwist, maar heeft geen onderbouwing voor zijn betwisting kunnen overleggen. De rechtbank heeft de informatie in het EAB, op basis van het vertrouwensbeginsel, als juist aangenomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht strafbaar zijn, en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat er in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het recht op een eerlijk proces, maar de opgeëiste persoon heeft geen concrete elementen aangevoerd die wijzen op een individueel reëel gevaar in zijn geval. Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat de overlevering kan plaatsvinden.

De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn toegepast, waaronder de artikelen 285b en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de Overleveringswet. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-085050-24
Datum uitspraak: 6 juni 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 13 maart 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 januari 2024 door
the Regional Court in Gdańsk, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,geboren in [geboorteplaats] (Polen) [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 28 mei 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. V.L.T. van Roy, advocaat in Leiden, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
valid and final judgement of the District Court in Kościerzyna of 2 April 2020,met referentie II K 65/20.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
De raadsman heeft gesteld dat de opgeëiste persoon de opgelegde vrijheidsstraf betwist, maar heeft daartoe geen onderbouwing kunnen overleggen.
Gelet op het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank– met de officier van justitie en anders dan de verdediging – uit van de juistheid van de informatie in het EAB. De enkele, niet met (objectieve) stukken onderbouwde ontkenning van de opgeëiste persoon, is niet voldoende om het vertrouwen in de juistheid van de door de Poolse autoriteiten verstrekte informatie te weerleggen.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW in samenhang met artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
belaging;
telkens: diefstal.

5.Artikel 11 OLW : de Poolse rechtstaat

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 285b en 310 Wetboek van Strafrecht, en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Gdańsk, Polen voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. E.G.M.M. van Gessel, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 6 juni 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (