Op 6 juni 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Gdańsk, Polen. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 16 januari 2024. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1993 en momenteel gedetineerd in Nederland, heeft de opgelegde vrijheidsstraf van één jaar betwist, maar heeft geen onderbouwing voor zijn betwisting kunnen overleggen. De rechtbank heeft de informatie in het EAB, op basis van het vertrouwensbeginsel, als juist aangenomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht strafbaar zijn, en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat er in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het recht op een eerlijk proces, maar de opgeëiste persoon heeft geen concrete elementen aangevoerd die wijzen op een individueel reëel gevaar in zijn geval. Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat de overlevering kan plaatsvinden.
De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn toegepast, waaronder de artikelen 285b en 310 van het Wetboek van Strafrecht en de Overleveringswet. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.