ECLI:NL:RBAMS:2024:3470

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
AMS 22/6007 en AMS 22/6014
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake naheffingsaanslagen parkeerbelasting en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een inwoner van Amsterdam, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. Eiseres had op 14 december 2022 twee beroepschriften ingediend tegen uitspraken op bezwaar van verweerder, beide gedateerd op 13 november 2022. De rechtbank registreerde de beroepen onder de zaaknummers AMS 22/6007 en AMS 22/6014. Op 21 juni 2023 trok eiseres de beroepen in en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het verzoek deels toegewezen, waarbij de proceskostenvergoeding werd vastgesteld op € 437,50 voor de behandeling van het beroep en € 310,- voor de kosten in bezwaar. De rechtbank overwoog dat de beroepen als samenhangend konden worden aangemerkt, omdat deze kort na elkaar waren ingediend. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen naheffingsaanslagen parkeerbelasting en had ook een beroep ingediend tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder. De rechtbank concludeerde dat verweerder in de proceskosten moest worden veroordeeld, maar wees een deel van het verzoek om vergoeding af, omdat eiseres niet expliciet in de gelegenheid was gesteld om te repliceren op het verweerschrift. De uitspraak werd gedaan door mr. J.W. Vriethoff en is openbaar uitgesproken op 13 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 22/6007 en AMS 22/6014

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 14 december 2022 twee beroepschriften van eiseres ontvangen die zijn gericht tegen twee uitspraken op bezwaar van verweerder, beide gedateerd op
13 november 2022 (de bestreden uitspraken). De rechtbank heeft het beroep geregistreerd onder meerdere zaaknummers.
Op 21 juni 2023 heeft eiseres de beroepen ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.

Overwegingen

1. Eiseres heeft bij de intrekking van de beroepen verzocht om vergoeding van de proceskosten, bestaande uit de forfaitaire vergoeding van 4 punten voor bezwaar, beroep en een half punt voor de reactie op het verweerschrift. [1] De rechtbank sluit het onderzoek en zal uitspraak doen buiten zitting. Het verzoek wordt deels toegewezen. [2]
Is er tegemoetgekomen?
2. De rechtbank stelt vast dat eiseres de beroepen heeft ingetrokken omdat verweerder aan eiseres is tegemoetgekomen.
Proceskosten
3. Verweerder heeft de in verband met de intrekking van het beroep gemaakte aanspraak op proceskosten niet bestreden. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De hoogte wordt forfaitair vastgesteld op
€ 437,50 als kosten van verleende rechtsbijstand. [3] De rechtbank stelt de wegingsfactor op 0,5 omdat het beroep is gericht tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting of tegen een wielklembeschikking. [4] De rechtbank merkt de zaken daarbij als samenhangende zaken aan. [5]
3.2
De rechtbank ziet geen reden om een half punt toe te kennen voor de reactie van eiseres op het verweerschrift (repliek). [6] De rechtbank is van oordeel dat deze reactie van eiseres op het verweerschrift niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat de rechter eiseres niet expliciet met toepassing van artikel 8:43, eerste lid, van de Awb in de gelegenheid heeft gesteld te repliceren. [7] Het verzoek om vergoeding van de proceskosten wordt in zoverre afgewezen.
4. De rechtbank ziet eveneens aanleiding verweerder te veroordelen in het vergoeden van de proceskosten in bezwaar van € 310,- als kosten van verleende rechtsbijstand. [8] De rechtbank stelt de wegingsfactor op 0,5 omdat de bezwaren zijn gericht tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting of tegen een wielklembeschikking. [9] De rechtbank merkt de zaken daarbij als samenhangende zaken aan. [10]
Samenhang en gevoegde behandeling
5. Eiseres heeft op elektronische wijze op 24 maart 2022 per naheffingsaanslag parkeerbelasting bezwaar gemaakt. Eiseres heeft eveneens, via het Digitaal Loket, op
14 december 2022 beroep tegen de beide naheffingsaanslagen parkeerbelasting ingesteld.
Voor zover het indienen van een rechtsmiddel op elektronische wijze het indienen van een rechtsmiddel tegen meerdere besluiten niet in de weg staat had eiseres kunnen volstaan met één bezwaarschrift. [11] In het geval dat eiseres niet met één bezwaarschrift elektronisch het rechtsmiddel had kunnen instellen kan worden uitgegaan van samenhangende zaken wanneer de rechtsmiddelen tegelijk of kort na elkaar op dezelfde dag zijn ingediend.
Verweerder heeft de bezwaren op de hoorzitting van 13 september 2022 gevoegd behandeld. Dat betekent dat de aanspraak van eiseres om bij het vaststellen van de hoogte van de proceskostenvergoeding per bezwaarprocedure twee punten te rekenen moet worden afgewezen. Voor het instellen van de beroepen wordt ook één punt gerekend. De rechtbank heeft de beroepen gevoegd behandeld.
Beroepschrift van 14 april 2024
6. Eiseres heeft op 14 april 2024 een beroep tegen het niet op tijd nemen van een besluit ingediend. [12] Eiseres heeft in het schrijven van 14 april 2024 verwezen naar de onderhavige procedures. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat verweerder ten onrechte de door eiseres betaalde naheffingsaanslagen nog niet heeft terugbetaald.
De rechtbank heeft het schrijven van 14 april 2024 aan de onderhavige beroepsdossiers toegevoegd en geen afzonderlijk zaaknummer aangemaakt. De gemachtigde van eiseres heeft op 15 mei 2024 telefonisch desgevraagd ingestemd dat geen nieuw zaaknummer wordt aangemaakt. De rechtbank komt dan ook niet toe aan de beoordeling van het schrijven van 14 april 2024 en volstaat met de opmerking dat verweerder in de brief van 7 juni 2023 de gebruikelijke opmerking heeft gemaakt dat, voor zover hier van toepassing, betaling van de gelden zal plaatsvinden nadat de rechtbank uitspraak heeft gedaan.
7. Verweerder dient aan eiseres het betaalde griffierecht van (in totaal) € 50,- te vergoeden. [13]

Beslissing

De rechtbank:
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 747,50;
  • wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten voor het overige af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Vriethoff, rechter, in aanwezigheid van
M.P. Osinga Sanders, de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
13 juni 2024
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Coll: M.P.O.
D: B

Voetnoten

1.onder toepassing van de artikelen 7:15, tweede lid, en 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet
2.onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, Awb op grond van artikel 8:75a, derde lid, Awb
3.onder toepassing van artikel 8:75 Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als
4.volgens het Richtsnoer proceskosten, gepubliceerd in ECLI:NL:GHSHE:2021:3315,
5.in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Bpb
6.als bedoeld in artikel 8:43, eerste lid, van de Awb
7.zie onder meer ECLI:NL:CRVB:2008:BG1110, rechtsoverweging 3.7 en
8.onder toepassing van de artikelen 8:75 en 7:15, tweede lid, Awb en het Bpb als volgt
9.volgens het Richtsnoer proceskosten, gepubliceerd in ECLI:NL:GHSHE:2021:3315,
10.in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Bpb
11.artikel 24a, eerste lid, Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awir of Awr)
12.als bedoeld in artikel 6:2 van de Awb
13.ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb