ECLI:NL:RBAMS:2024:3196

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
13-301178-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van grooming, verwerven en in bezit hebben van kinderporno en het plegen van ontucht door het slachtoffer te verzoeken seksueel getinte foto's en video's van zichzelf te maken

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 februari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan grooming, het verwerven en in bezit hebben van kinderporno, en het plegen van ontucht. De verdachte, geboren in 1968 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd beschuldigd van het in contact komen met een minderjarige, [benadeelde partij], die op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De feiten vonden plaats tussen januari 2020 en november 2022, zowel in Amsterdam als in Dendermonde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte via internet contact heeft gelegd met het slachtoffer en haar heeft verzocht om seksueel getinte foto's en video's van zichzelf te maken. Dit leidde tot een relevante interactie tussen de verdachte en het slachtoffer, waarbij de verdachte instructies gaf over wat het slachtoffer moest doen.

De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht vanwege een autismespectrumstoornis en een pedofiele stoornis. De rechtbank oordeelde dat er intensieve behandeling noodzakelijk was en heeft een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden en toezicht opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en een gedragsbeïnvloedende maatregel. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, die € 3.000,- aan immateriële schadevergoeding vorderde, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/301178-22
Datum uitspraak: 23 februari 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in de [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Leuven, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A. Wijburg, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank op de terechtzitting de deskundige [naam] , reclasseringswerker, gehoord.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - samengevat en na wijziging op de terechtzitting van het onder 2 tenlastegelegde - tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
1.
grooming van [benadeelde partij] , die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, in de periode van januari 2020 tot en met november 2022 te Amsterdam en/of Dendermonde;
2.
het (een gewoonte maken van het) verwerven, vervaardigen, in bezit hebben en/of daartoe toegang verschaffen van kinderporno in de periode van januari 2020 tot en met november 2022 te Amsterdam;
3.
het plegen van ontucht in de periode van januari 2020 tot en met november 2022 te Amsterdam en/of Dendermonde met [benadeelde partij] , die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, door haar op te dragen, althans te verzoeken, ontuchtige handelingen bij zichzelf te plegen en/of hiervan foto’s en/of filmpjes te maken.
Subsidiair is aan verdachte tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan verleiding van die minderjarige [benadeelde partij] .
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ien geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Stanpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1., 2. en 3. primair tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 2. tenlastegelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte kinderpornografisch materiaal heeft verworven en in zijn bezit heeft gehad en hij hiervan een gewoonte heeft gemaakt.
Ten aanzien van het onder 3. primair tenlastegelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte ontucht heeft gepleegd met [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ) door haar op te dragen seksueel getinte foto’s en video’s van zichzelf te maken. De verklaring van [benadeelde partij] dat zij dit deed in opdracht van verdachte is, gelet op haar jonge leeftijd, aannemelijk. Er was sprake van een relevante interactie doordat verdachte zich concreet bemoeide met de wijze waarop [benadeelde partij] zijn verzoek uitvoerde.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het onder 1. en 3. subsidiair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 2. tenlastegelegde heeft de raadsman bepleit dat niet kan worden bewezen dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het verwerven en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. De duur van het bezit en de wijze waarop verdachte het materiaal in bezit heeft gekregen, als ook de aantallen zijn niet van dien aard dat van een gewoonte kan worden gesproken.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 3. primair tenlastegelegde, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen ‘met’ [benadeelde partij] heeft gepleegd. Er is geen sprake van een wederkerige handeling of een handeling waarbij verdachte [benadeelde partij] aanraakt.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewezenverklaring grooming van [benadeelde partij] (feit 1)
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1. tenlastegelegde kan worden bewezen, gelet op de bewijsmiddelen in het dossier en de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte. Gelet op het standpunt van de verdediging behoeft dit oordeel geen nadere motivering.
4.3.2.
Bewezenverklaring verwerven en in bezit hebben van kinderporno (feit 2)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode kinderpornografisch materiaal heeft verworven en in zijn bezit heeft gehad. Op in totaal zes onder verdachte aangetroffen dan wel in zijn woning inbeslaggenomen gegevensdragers is kinderpornografisch materiaal aangetroffen. Het gaat om 447 afbeeldingen, waarvan 343 foto’s en 104 films/video’s.
Het materiaal is aangetroffen op de volgende gegevensdragers:
  • Samsung J4+ (G6149590);
  • Samsung A10 (G6149587);
  • Samsung A12 (G6264806);
  • Dell laptop (G6264847);
  • Compaq laptop (G6264882);
  • Acer Aspire desktop (G6264893).
Op de Samsung J4+ en de Samsung A10 - waarvan verdachte heeft verklaard dat deze telefoons van hem zijn, hetgeen zijn dochter ook heeft bevestigd - zijn naast gesprekken tussen verdachte en [benadeelde partij] tevens meerdere naaktfoto’s en video’s van [benadeelde partij] aangetroffen. [benadeelde partij] heeft verklaard dat zij eind 2020 of begin 2021 contact kreeg met verdachte toen zij 13 jaar was en dat zij elkaar naaktfoto’s en filmpjes stuurden. De rechtbank vindt bewezen dat verdachte dit kinderpornografisch materiaal heeft verworven. Ten aanzien van de overige gegevensdragers geldt dat verdachte heeft verklaard dat deze mede door hem werden gebruikt. Dit gebruik door verdachte blijkt voor een aantal van deze gegevensdragers uit de gebruikte namen van useraccounts en/of gebruikte zoektermen die verband houden met “teen” seks. Verdachte heeft bekend dat hij hiernaar heeft gezocht. De standpunten van zijn raadsman ten spijt, heeft verdachte verklaard buiten het materiaal van [benadeelde partij] en een ander geïdentificeerd slachtoffer niet bekend te zijn met het kinderpornografisch materiaal dat van andere niet-geïdentificeerde slachtoffers op de gegevensdragers is aangetroffen. Om die reden wijdt de rechtbank hier volledigheidshalve de volgende overweging aan. Verdachte heeft verklaard niet te weten hoe dit materiaal op de gegevensdragers is terechtgekomen, maar dat “iedereen” de gegevensdragers gebruikte. Zo zou zijn ex gebruik hebben gemaakt van de Acer desktop. Ook zou zijn huis regelmatig als wijkplaats gebruikt zijn door veelal minderjarige meisjes, die waren weggelopen - door verdachte als “weglopertjes” aangeduid - en ook zij hadden ook toegang tot de gegevensdragers, aldus verdachte. De rechtbank vindt deze verklaring waarmee verdachte met zoveel woorden impliceert dat zijn ex dan wel de minderjarige meisjes het kinderpornografisch materiaal zouden hebben verworven, ook in het licht van hetgeen verdachte wel heeft bekend en de overige bewijsmiddelen, volstrekt onaannemelijk. De rechtbank acht bewezen dat verdachte het op de gegevensdragers aangetroffen kinderpornografisch materiaal heeft opgezocht, gedownload en in zijn bezit heeft gehad. Gelet op de hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen die is aangetroffen op
zesverschillende gegevensdragers en het feit dat verdachte dit materiaal heeft verworven en in zijn bezit heeft gehad gedurende een periode van ongeveer twee jaar, vindt de rechtbank bewezen dat verdachte hiervan een gewoonte heeft gemaakt.
4.3.3.
Bewezenverklaring plegen van ontucht ‘met’ [benadeelde partij] (feit 3, primair)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte ontucht heeft gepleegd met [benadeelde partij] door haar te verzoeken seksueel getinte foto’s en video’s van zichzelf te maken en overweegt hiertoe als volgt.
[benadeelde partij] heeft verklaard dat zij de naaktfoto’s en video’s die op de gegevensdragers van verdachte zijn aangetroffen zelf heeft gemaakt en aan hem heeft gestuurd. Verdachte stuurde filmpjes naar haar waarop hij met zijn hand zijn penis aanraakte en vertelde haar dat hij haar ook graag naakt wilde zien. Verdachte vroeg haar onder meer om haar borsten te laten zien en om zichzelf te filmen als zij aan het douchen was. Ook vertelde verdachte in hun gesprekken wat zij met haar geslachtsdeel kon doen, bijvoorbeeld waar zij haar vagina aan kon raken en dat zij haar vingers erin kon steken en op- en neergaande bewegingen kon maken. [benadeelde partij] filmde dit dan voor hem. Omdat verdachte zei dat hij seks met haar wilde en zij bang was dat dit niet ging passen, heeft verdachte aan [benadeelde partij] uitgelegd dat zij kon oefenen door een voorwerp, een borstel, in haar vagina te brengen.
Ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat hij [benadeelde partij] inderdaad heeft gevraagd om een foto van haar borsten te sturen en dat hij filmpjes aan haar heeft gestuurd waarop hij zichzelf aan het aftrekken was. In een eerder verhoor, over het filmpje dat [benadeelde partij] naar verdachte heeft gestuurd waarop zij aan het douchen was, heeft verdachte verklaard dat hij daar het probleem niet van in zag. Verdachte ontkent dat hij heeft gevraagd om aan hem filmpjes te sturen waarop [benadeelde partij] seksuele handelingen bij zichzelf verricht. Deze filmpjes zouden al eerder gemaakt zijn en die zou hij hebben ontvangen van het ex-vriendje van [benadeelde partij] genaamd [naam ex vriendje] om, op verzoek van [benadeelde partij] , te kijken of die [naam ex vriendje] het materiaal zou verspreiden. [naam ex vriendje] – zo bleek verdachte op een later moment – bleek niet te bestaan; [benadeelde partij] zou zelf het account met de naam [naam ex vriendje] hebben aangemaakt en gebruikt. [benadeelde partij] heeft verklaard dat zij inderdaad, samen met een vriendin, een fictief vriendje met de naam [naam ex vriendje] had verzonnen, maar dat het niet zo was dat zij namens [naam ex vriendje] filmpjes aan verdachte heeft gestuurd. Dit was uitdrukkelijk op verzoek van verdachte zelf. De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen aanknopingspunten voor de verklaring van verdachte bevat en vindt de verklaring van [benadeelde partij] dat zij alle bij verdachte aangetroffen naaktfoto’s en video’s van zichzelf op verzoek van verdachte heeft gemaakt en aan hem heeft gestuurd aannemelijk. Uit het verloop van het contact tussen verdachte en [benadeelde partij] blijkt een duidelijke opbouw naar het moment waarop zij seks zouden gaan hebben die past bij de door [benadeelde partij] op verzoek van verdachte verzonden naaktfoto’s en video’s, namelijk beginnend met een foto van haar borsten tot de hiervoor beschreven filmpjes waarop [benadeelde partij] seksuele handelingen bij zichzelf verricht. Het is daarbij niet aannemelijk dat zij hier zelf het initiatief toe nam. [benadeelde partij] was immers nog maar 13 jaar oud toen het contact tussen haar en verdachte ontstond. De rechtbank overweegt daarbij dat uit het contact met verdachte haar seksuele onervarenheid duidelijk naar voren komt. De rechtbank acht bewezen dat verdachte [benadeelde partij] heeft verzocht de seksueel getinte foto’s en video’s te maken en aan hem op te sturen. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met [benadeelde partij] .
Ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan van ontucht ex artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht ook sprake zijn zonder dat lichamelijke aanraking tussen verdachte en een minderjarige heeft plaatsgevonden. [1] Of in een zodanig geval de gedraging of gedragingen van de dader - al dan niet in hun onderlinge samenhang bezien - het dwingen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen opleveren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt in het bijzonder betekenis toe aan het antwoord op de vraag of en zo ja, in hoeverre tussen de dader en het slachtoffer enige voor het plegen of dulden van de ontucht relevante interactie heeft plaatsgevonden. [2] Daarbij is van belang dat de verdachte niet alleen via social media aan de minderjarige vraagt om hem naaktfoto’s te sturen maar moet ook blijken dat verdachte enige concrete bemoeienis heeft gehad met de wijze waarop de minderjarige dit verzoek uitvoerde. [3] Hiervan is sprake als de verdachte actief instructies geeft aan de minderjarige en/of hij door uitlatingen of al dan niet seksuele gedragingen van hemzelf de ontuchtige gedragingen bevordert of aanmoedigt. [4]
Verdachte heeft gedurende een lange periode intensief contact gehad met [benadeelde partij] , dat al snel een seksuele en ook een romantische lading kreeg. Zij wisselden over en weer seksuele foto’s en video’s van zichzelf uit. Daarbij heeft verdachte aangestuurd op ontmoetingen met [benadeelde partij] , die ook daadwerkelijk een aantal keren hebben plaatsgevonden en is gesproken over het boeken van een hotelkamer waar zij seks met elkaar zouden hebben. Verdachte heeft niet alleen naaktvideo’s van zichzelf gemaakt en daarmee de ontuchtige handelingen aangemoedigd, maar ook concrete verzoeken en voorstellen aan [benadeelde partij] gedaan over wat hij van haar wilde zien en daarbij instructies gegeven over wat zij bij zichzelf kon doen. Dit alles vond plaats in de context van het toewerken naar een ontmoeting met de intentie om daadwerkelijk seks met elkaar te hebben. Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank dat sprake is geweest van relevante interactie tussen verdachte en [benadeelde partij] en kan worden bewezen dat verdachte ontucht heeft gepleegd met [benadeelde partij] . De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 3. primair tenlastegelegde.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van januari 2020 tot en met november 2022 te Amsterdam en Dendermonde door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst aan een persoon, te weten [benadeelde partij] , [geboortedatum] , die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen te plegen, terwijl hij, verdachte, enige handeling heeft ondernomen tot het verwezenlijken van die ontmoeting, door;
  • via internet/chatprogramma's contact te leggen met die [benadeelde partij] en
  • daarbij aan te sturen op een ontmoeting en
  • te bespreken welke seksuele handelingen ze zouden kunnen verrichten tijdens die ontmoeting en
  • zich naar de locatie van die ontmoeting te begeven;
2.
in de periode van januari 2020 tot en met november 2022 te Amsterdam
- gegevensdragers te weten telefoons (Samsung J4+ (goednummer 6149590) en Samsung A10 (goednummer 6149587) en Samsung A12 (goednummer 6264806)) en een Dell laptop (goednummer 6264847) en een Compaq laptop (goednummer 6264882) en een Acer Aspire desktop (goednummer 6264893) bevattende afbeeldingen,
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verworven en in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - onder meer bestonden uit:
het met de/een penis en/of vinger/hand oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een voorwerp en/of vinger/hand vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(proces-verbaal pagina’s 13, 19, verwijzend naar foto 2 en 3 bestandsnaam [bestandsnaam 1] en proces-verbaal-pagina 322, foto’s 01, 02, 03, 07 en 17 van de toonmap)
en
het met de/een penis en/of vinger/hand en/of mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een penis en/of vinger/hand en/of mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt (proces-verbaal pagina 323, foto’s 04, 11, 12 en/of 14 van de toonmap)
en
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (proces-verbaal pagina’s 14, 15, 20, 159 en 160, verwijzend naar, foto 4 bestandsnaam [bestandsnaam 2] , en foto 5 bestandsnaam [bestandsnaam 2] en foto 11 bestandsnaam [bestandsnaam 3] en foto 13 bestandsnaam [bestandsnaam 4] en proces-verbaal pagina 325, foto’s 05, 06, 08, 09, 10, 15, 18 en 19)
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
3. primair
in de periode van januari 2020 tot en met november 2022 te Amsterdam en/of Dendermonde
met [benadeelde partij] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten;
  • het zich geheel naakt onder de douche wassen en
  • het tonen van haar blote borsten en ontbloot onderlichaam en vagina en
  • het aanraken van haar vagina en het plaatsen van haar vingers en een borstel in haar vagina,
waarbij hij, verdachte, die [benadeelde partij] verzoekt de hierboven genoemde ontuchtige handelingen bij zichzelf te verrichten en hiervan foto's en/of filmpjes te maken.
5. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregelen

8.1.
Strafeis van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest moet worden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarbij heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals door de reclassering is geadviseerd, met uitzondering van het vermijden van contact met minderjarigen, en verder heeft hij verzocht de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de maatregel van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (WvSr) op te leggen inhoudende een contactverbod met [benadeelde partij] , met toepassing van vervangende hechtenis voor de duur van zeven dagen voor iedere keer dat de verdachte zich niet aan de maatregel houdt (met een maximum van zes maanden), en ook deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM) ex artikel 38z van het WvSr op te leggen.
8.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan duur van het voorarrest met daarnaast een fors voorwaardelijk strafdeel. Verdachte dient verminderd gevaarlijk te worden geacht. Hij is een man met een pedofiele stoornis waarmee hij moet, wil en kan leren leven. Verder heeft de raadsman bepleit dat de oplegging van een contactverbod in de vorm van een bijzondere voorwaarde volstaat. Een vrijheidsbeperkende maatregel ex art. 38v WvSr is niet nodig. Daarnaast heeft de raadsman bepleit geen GVM op te leggen, omdat dit niet noodzakelijk is en disproportioneel.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezengeachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.1.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige zedendelicten. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan grooming door via internet contact te leggen met een meisje van slechts 13 jaar oud. Verdachte heeft gedurende een lange periode intensief contact gehad met het slachtoffer, waarbij de gesprekken een seksuele lading hadden. In de gesprekken heeft verdachte ontmoetingen voorgesteld en met het slachtoffer besproken welke seksuele handelingen zij bij elkaar konden verrichten. Ook heeft hij ontucht met haar gepleegd door haar te verzoeken naaktfoto’s en video’s van zichzelf te maken (en te sturen) en daarbij instructies gegeven. Zijn intentie was om een keer in het echt seks met elkaar te hebben. Het feit dat het bij de plaatsgevonden ontmoetingen niet tot seksueel contact is gekomen, komt doordat het slachtoffer zich er niet prettig bij voelde en uiteindelijk in staat was om haar grenzen aan te geven. Met het plegen van voornoemde feiten heeft verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijk integriteit en de normale (seksuele) ontwikkeling van het jonge slachtoffer. In dat verband overweegt de rechtbank dat buiten kijf staat dat (jonge) slachtoffers van seksueel misbruik nog geruime tijd worden geconfronteerd met de gevolgen, hetgeen ook blijkt uit de schriftelijke verklaring van het slachtoffer. Ook op latere leeftijd kunnen slachtoffers nog ernstig last krijgen van hetgeen hen is overkomen. De rechtbank rekent verdachte voornoemde feiten zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het verwerven en het in bezit hebben van in totaal 447 kinderpornografische afbeeldingen. Een deel van dit materiaal ziet op de naaktfoto’s en video’s van het slachtoffer. Op het andere materiaal zijn niet-geïdentificeerde slachtoffers te zien tussen de twee en zeventien jaar oud. Door dit materiaal te downloaden wordt een industrie van kinderporno in stand gehouden, waarin jonge kinderen seksueel worden misbruikt. Door zijn handelen heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de beschadiging van de betrokken - soms zeer - jeugdige personen.
8.3.2.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 19 december 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportage van 10 augustus 2023, opgesteld door F.S. van Huis, GZ-psycholoog. Hieruit blijkt - zakelijk weergegeven - dat bij verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis en een pedofiele stoornis. Daarnaast is sprake van antisociale trekken. Het zoeken van contact met kinderen en tieners lijkt al langere tijd een aantrekkingskracht op verdachte te hebben, die het moeilijk vindt om hechte banden met volwassenen aan te gaan. De doorwerking van de pedofiele stoornis in het handelen van verdachte is overduidelijk. Bij de vraag in hoeverre iemand met een pedofiele stoornis in staat is om weerstand te bieden aan zijn parafiele stoornis is van belang dat bij verdachte kan worden vastgesteld dat hij vanuit zijn autisme gemakkelijk voorbijgaat aan de gevoelens en ervaringen van anderen. Verdachte gaat er gemakkelijk vanuit dat de contacten wederzijds zijn of dat wat hij doet oké is omdat zijn intentie goed is. Hij reflecteert weinig op zijn eigen handelen en heeft veel moeite met het inschatten van andermans gevoelens en gedachten, laat staan van de gevolgen van zijn handelen op anderen. Hoewel duidelijk is dat er op enig moment wel enig besef van de wederrechtelijkheid van zijn handelen bestond, bleef hij doorgaan met zijn contact met het slachtoffer. Hierin was hij op egocentrische en gefixeerde wijze bezig. Door de beperkingen van verdachte zijn autismespectrumstoornis werden zijn wils- en keuzevrijheid ingeperkt. Het advies van de psycholoog is om verdachte de tenlastegelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Van centraal belang voor het recidiverisico zijn volgens de psycholoog verdachte zijn pedofiele stoornis en de beperkingen vanuit zijn autismespectrumstoornis. Mocht verdachte onbehandeld in de maatschappij terugkeren, dan verwacht de psycholoog dat er een reële kans is dat hij na verloop van tijd weer (online) contact zoekt met kinderen, omdat hij de vaardigheden niet bezit om zijn behoeften te remmen of op gepaste wijze vorm te geven. Beide stoornissen zijn niet “weg” te behandelen, maar het is wel degelijk mogelijk om de met autisme samenhangende beperkingen te behandelen die bijdragen aan het recidiverisico en in het kader van de pedofilie verdachte zijn zelfregulatie te vergroten en zijn seksuele behoeften op acceptabele wijze vorm te geven. Volgens de psycholoog sluit een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek - waarvoor verdachte zich voorafgaand aan zijn detentie al had aangemeld - goed aan op de behandeldoelen, het recidiverisico en verdachte zijn motivatie. Daarnaast zou woonbegeleiding op outreachende wijze ondersteuning kunnen bieden op het gebied van wonen en praktische zaken (zelfzorg en verzamelwoede), waaronder ook dagelijkse stress, problemen of conflicten in de buurt. Genoemde behandeling zou plaats kunnen vinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht.
De rechtbank kan zich vinden in het advies en de conclusies van de deskundige, neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde aan verdachte in verminderde mate moet worden toegerekend.
Tot slot heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 3 oktober 2023, opgemaakt door [naam] , reclasseringswerker. Hieruit blijkt - zakelijk weergegeven - dat gelet op het verleden van verdachte niet kan worden gesproken van een officieel delict patroon betreffende zedendelicten. Er zijn echter aanwijzingen dat hij al sinds jaren onaanvaardbaar gedrag heeft laten zien in contact met minderjarigen. De reclassering maakt zich zorgen over de leefsituatie van verdachte. Bepaalde leefgebieden bevatten risico verhogende factoren waar directe aandacht voor nodig is. Verdachte heeft een vervuilde en onhoudbare thuissituatie waar op dit moment sprake is van een uithuiszettingsprocedure (ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij inmiddels de woning is kwijtgeraakt), geen financiële zelfredzaamheid, er is sprake van ontbrekende en/of onduidelijke dagbesteding, een negatief (digitaal) sociaal netwerk, een zorgelijke houding jegens justitie en minderjarigen maar ook problematische familiaire verhoudingen. Daarnaast is er sprake van psychosociaal disfunctioneren, waar kan worden gesproken van een bestaand zeden specifiek gevaarsrisico. De reclassering schaart zich achter het standpunt van het Pro Justitia-rapportage van 10 augustus 2023, waaruit blijkt dat sprake is van aanhoudende (onderliggende) psychische problematiek waar intensieve behandeling binnen een forensische setting noodzakelijk is. Daarnaast heeft de reclassering de indruk dat het verdachte ontbreekt aan adequate copingvaardigheden, om met de voornoemde problematiek om te kunnen gaan. Gelet op het voornoemde, maar ook het matig-hoog zeden specifiek recidiverisico, in combinatie met een gemiddeld-hoge kans op algemene recidive wanneer verdachte niet direct een passend (woon)begeleidings- en behandelingstraject ondergaat, adviseert de reclassering bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en daarbij de volgende bijzondere voorwaarden te stellen: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod, geen andere huisvesting zonder toestemming, vermijden contact met minderjarigen en vermijden van kinderporno. Ook wordt geadviseerd om de dadelijke uitvoerbaarheid van de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht te bevelen.
8.3.3.
Straf en maatregelen
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige zedenfeiten waarbij in rubriek 8.3.1. is stilgestaan. Bij het bepalen van de op te leggen straf beoogt de rechtbank recht te doen aan de ernst van deze feiten en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, rekening houdend met wat in soortgelijke zaken wordt opgelegd, en ook dient recidive te worden voorkomen. Daartoe weegt de rechtbank de objectieve feiten over de persoon van verdachte, waaronder zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, en het met zijn problematiek gepaard gaande recidiverisico. De rechtbank ziet verdachte enerzijds als een man met een seksuele geaardheid waarmee hij moet leren leven, maar anderzijds ook - mede gelet op zijn beperkingen vanuit zijn autismespectrumstoornis - als een potentiële recidivist en daarmee een maatschappelijk gevaar indien hij daarvoor niet intensief wordt behandeld. Met de op te leggen straf beoogt de rechtbank het vastgestelde recidiverisico zoveel als mogelijk te ondervangen door, naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur, een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met bijzondere voorwaarden inhoudende onder meer een begeleidings- en behandelingstraject.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden is. Gelet op het belang van behandeling voor verdachte zelf maar ook ter bescherming van de maatschappij, zal de rechtbank aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. De bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht worden dadelijk uitvoerbaar verklaard. De rechtbank is tot een bewezenverklaring gekomen van grooming en ontucht, waarbij de grooming gericht was op het kunnen plegen van de ontucht, en gelet hierop gaat het dus om misdrijven die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van het lichaam. Daarnaast moet gelet op de problematiek van verdachte, het daarmee gepaard gaande recidiverisico en de aanwijzingen in het dossier dat verdachte al langere tijd seksueel grensoverschrijdend gedrag vertoont richting minderjarigen, er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte (zonder behandeling) wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Vrijheidsbeperkende maatregel en dadelijke uitvoerbaarheid (artikel 38v Sr)
Daarnaast ziet de rechtbank ter beveiliging van [benadeelde partij] aanleiding om - in plaats van het opleggen van het contactverbod als bijzondere voorwaarde - op grond van artikel 38v WvSr een vrijheidsbeperkende maatregel aan de verdachte op te leggen, inhoudende een contactverbod met [benadeelde partij] . Voor iedere keer dat verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van zeven dagen, met een maximum van 6 maanden. De rechtbank overweegt dat de maatregel van artikel 38v WvSr dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard, nu er - gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de persoon van de verdachte - ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend zal gedragen jegens [benadeelde partij] .
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38z Sr)
De officier van justitie heeft, ondanks dat in het recente reclasseringsadvies van 3 oktober 2023 hiertoe niet uitdrukkelijk is geadviseerd, gevorderd dat aan verdachte een GVM wordt opgelegd. Op grond van artikel 38z WvSr kan de rechterbank ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, ambtshalve of op vordering van het openbaar ministerie, een verdachte een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking opleggen indien die verdachte bij die rechterlijke uitspraak wordt veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een gevangenisstraf waarvan een gedeelte niet zal worden ten uitvoer gelegd, wegens een misdrijf als omschreven in onder meer de artikelen 240b en 248e. Ingevolge het tweede lid dient de officier van justitie bij de vordering tot oplegging van de maatregel een recent opgemaakt, met redenen omkleed en ondertekend advies van een reclasseringsinstelling te overleggen.
De rechtbank leidt uit de stukken omtrent de persoon van verdachte, en dan met name uit de Pro Justitia-rapportage van GZ-psycholoog Van Huis, waarachter de reclassering zich heeft geschaard, af dat bij een onbehandelde terugkeer van verdachte de kans op herhaling van het plegen van soortelijke feiten reëel is. Verdachte bezit niet de vaardigheden om zijn seksuele behoeften te remmen of op gepaste wijze vorm te geven. Tijdens een behandeling dient te worden gekeken hoe hij zijn sociale en seksuele behoeften op passende wijze kan vormgeven, waarbij de psycholoog heeft opgemerkt dat verdachte zijn lerend vermogen op het gebied van sociale cognitie wordt ingeschat als beperkt. Verdachte heeft zich bereid verklaard mee te willen werken aan een behandeling. Mocht een ambulante behandeling echter om welke reden dan ook niet van de grond komen, dan ziet de rechtbank een ernstig risico op belastbaar gedrag. Daarnaast heeft de rechtbank ook twijfels over of een “geslaagde” ambulante behandeling gelet op de beschreven problematiek van verdachte voldoende zal zijn om het reële recidiverisico te ondervangen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de oplegging van de maatregel ex artikel 38z WvSr noodzakelijk is voor de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen.

9.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen inbeslaggenomen en niet teruggegeven:
STK Telefoontoestel merk Samsung J4+ (G6149590);
1 STK Telefoontoestel Samsung A10 (G6149587);
1 STK Telefoontoestel Samsung A12 (G6264806);
1 STK Computer Dell laptop (G6264847);
1 STK Computer Compaq laptop (G6264882);
1 STK Computer Acer Aspire desktop (G6264893);
1 STK Telefoontoestel merk Oppo (G6264816);
1 STK Telefoontoestel merk Samsung (G6187954);
1 STK Sleutel (G63306688).
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de onder nummers 1 tot en met 6 onder verdachte inbeslaggenomen telefoons en computers moeten worden onttrokken aan het verkeer, omdat het onder 2 bewezenverklaarde daarmee is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang door de aanwezigheid van kinderpornografisch materiaal en niet kan worden gegarandeerd dat dit materiaal volledig ervan te verwijderen is.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder nummer 7 tot en met 9 onder verdachte inbeslaggenomen telefoons en de sleutel verbeurd moeten verklaard, omdat het onder 1 bewezenverklaarde daarmee is begaan. Op de telefoons zijn gesprekken tussen verdachte en slachtoffer aangetroffen en verdachte heeft zijn huissleutel aan het slachtoffer gegeven met de bedoeling haar mogelijk ook bij hem thuis te ontmoeten.

10.Vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij]

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 3.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Daarom heeft de benadeelde partij, op grond van artikel 6:106, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek, recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van deze schade. De hoogte van de vordering is ter terechtzitting tot een bedrag van € 1.500,- betwist. De rechtbank acht het gevorderde bedrag, gelet op de aard en ernst van de feiten, de impact die het blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring op de benadeelde partij heeft gehad en op dit moment nog steeds heeft en mede gezien de bedragen die in andere strafzaken zijn opgelegd, alleszins redelijk. De vordering wordt daarom in zijn geheel toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In het belang van [benadeelde partij] wordt als extra waarborg voor betaling aan haar de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 38v, 38w, 38z, 57, 240b, 247 en 248e van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1., 2. en 3. primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst een persoon van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het oogmerk ontuchtige handelingen te plegen, terwijl hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2
een gegevensdrager bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verwerven en in bezit hebben, meermalen gepleegd, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt;
ten aanzien van feit 3 primair
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf
niettenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen 3 dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- zich laat behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- verblijft in [instelling] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- zich niet vestigt op een ander adres zonder voorafgaande toestemming van het openbaar ministerie en/of de reclassering;
- op geen enkele wijze actief contact zoekt met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. De veroordeelde komt de hierover met de reclassering te maken/gemaakte veiligheidsafspraken na;
- vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. De veroordeelde onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
het seksueel getint communiceren met minderjarigen
het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen
het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
Betrokkene werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. Betrokkene verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. Betrokkene verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of betrokkene kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van betrokkene. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Maatregelen
-
Legt aan de veroordeelde op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende een contactverbod door de duur van drie jaren.
Dit contactverbod houdt in dat de veroordeelde op geen enkele wijze, direct of indirect, contact zal (laten) opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde partij] (geboren [geboortedatum] ).
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 7 (zeven) dagen voor ieder keer dat niet aan deze maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 (zes) maanden.
Stelt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft.
Beveel dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
-
Legt voorts aan de veroordeelde op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Beslag
-
Onttrekt aan het verkeerde volgende voorwerpen:
STK Telefoontoestel merk Samsung J4+ (G6149590);
1 STK Telefoontoestel Samsung A10 (G6149587);
1 STK Telefoontoestel Samsung A12 (G6264806);
1 STK Computer Dell laptop (G6264847);
1 STK Computer Compaq laptop (G6264882);
1 STK Computer Acer Aspire desktop (G6264893);
-
Verklaart verbeurdde volgende voorwerpen:
7. 1 1 STK Telefoontoestel merk Oppo (G6264816);
7. 1 1 STK Telefoontoestel merk Samsung (G6187954);
7. 1 1 STK Sleutel (G63306688).
Vordering tot schadevergoeding
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij]toe tot een bedrag van € 3.000,-(drieduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 januari 2020) tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 3.000,- (drieduizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (1 januari 2020) tot aan de dag van voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 40 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Grüschke, voorzitter,
mrs. D. van den Brink en A.S. Dogan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.L. Köhler, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 februari 2024.
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]