ECLI:NL:RBAMS:2024:3183

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
13-013913-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 30 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de regionale rechtbank van Rybnik op 14 december 2023, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is geboren en daar gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 16 mei 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering geweigerd moet worden op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De verdediging voerde aan dat de opgeëiste persoon geen adresinstructie had ontvangen die zich uitstrekte tot het verzamelvonnis, terwijl de officier van justitie stelde dat de adresinstructie wel degelijk van toepassing was. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte kon zijn van de procedure rondom het verzamelvonnis en dat hij niet had kunnen weten dat de adresinstructie ook daarop van toepassing was.

De rechtbank concludeerde dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing was, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat tot het verzamelvonnis had geleid. De rechtbank weigerde de overlevering en oordeelde dat er geen aanleiding was om af te wijken van deze beslissing. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-013913-24
Datum uitspraak: 30 mei 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 29 maart 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 december 2023 door
the Regional Court of Rybnik 3rd Criminal Division,Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1973,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd het [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 mei 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. B. Wernik, advocaat in Haarlem en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgment of the District Court in Żory dated 29 March 2022,met referentie II K 10/22 (het verzamelvonnis).
In het EAB is opgenomen dat aan het verzamelvonnis de volgende vonnissen ten grondslag liggen:
the judgment of the District Court in Żory dated 4 November 2019,met referentie II K 645/19;
the judgment of the District Court in Żory dated 27 October 2020,met referentie II K 386/20.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar, zeven maanden en zestien dagen (.591 dagen). De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde vonnissen.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de overlevering geweigerd moet worden. De Poolse autoriteiten geven in de aanvullende informatie aan dat de opgeëiste persoon een adresinstructie zou hebben ontvangen, die zich uitstrekt tot en met het verzamelvonnis. De opgeëiste persoon heeft om te beginnen verklaard geen adresinstructie te hebben ontvangen. Verder strekt een dergelijke adresinstructie zich niet uit over het verzamelvonnis.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat afgezien kan worden van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW ten aanzien van het verzamelvonnis. De Poolse autoriteiten vermelden in de aanvullende informatie van 10 mei 2024 expliciet dat de gegeven adresinstructie zich ook tot over het verzamelvonnis zou uitstrekken. De verzamelprocedure is geïnitieerd toen de straffen nog niet uitgevoerd waren. Dit valt binnen de ‘whole of legal proceedings’, waaruit blijkt dat de adresinstructie ook gold voor het verzamelvonnis.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het cumulatievejudgment of the District Court in Żory(met kenmerk II K 10/22):
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt. Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Daarbij is het volgende van belang.
Uit de aanvullende informatie van 7 mei 2024 van de Poolse autoriteiten blijkt dat de opgeëiste persoon op 26 september 2019, gedurende een verhoor in het kader van onderliggend vonnis I (met kenmerk III K 645/19), een adresinstructie heeft ontvangen. Hierbij is hij gewezen op zijn verplichting om adreswijzigingen door te geven, en de eventuele consequenties van het niet-naleven van die verplichting.
De Poolse autoriteiten geven in de aanvullende informatie van 10 mei 2024 het volgende aan:
“I would like to kindly inform you that the provisions of the Act – the Code of Criminal Procedure, as it follows from the name itself – apply during the pending criminal proceedings – from their beginning to their end, unless a specific norm indicates otherwise.
(…) he was not expressly instructed that the regulations on the question of service apply until the final conclusion of the proceedings, nor was he instructed that they apply only at the pre-trial stage or only at the stage of proceedings at first instance.”
Volgens vaste rechtspraak van de rechtbank Amsterdam is een dergelijke adresinstructie in een aantal gevallen voldoende om af te zien van het weigeren van de overlevering op grond van artikel 12, OLW. In het onderhavige geval doet die situatie zich naar het oordeel van de rechtbank echter niet voor. [4] Niet is gebleken dat aan de opgeëiste persoon in het kader van de procedure die tot het verzamelvonnis heeft geleid een adresinstructie is gegeven noch dat de opgeëiste persoon op de hoogte kon of moest zijn van het feit dat de in het kader van een onderliggend vonnis gegeven adresinstructie ook zou zien op de procedure die heeft geleid tot het verzamelvonnis. Dat die adresinstructie zich volgens de uitvaardigende justitiële autoriteit ook uitstrekte over een eventuele verzamelprocedure betekent immers niet - zonder meer - dat dit de opgeëiste persoon duidelijk was of moest zijn. Uit de aanvullende informatie van 24 april 2024 blijkt daarnaast dat de procedure rondom het verzamelvonnis
ex officio(ambtshalve) is geïnitieerd. Dit betekent dat de opgeëiste persoon daarvan wellicht niet op de hoogte was. Al met al brengt een en ander met zich mee dat niet vastgesteld kan worden dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk wist van de procedure rondom het verzamelvonnis (of daarvan had kunnen en moeten weten) noch dat hij al dan niet stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn verdedigingsrechten.
De rechtbank zal de overlevering dan ook weigeren op grond van artikel 12 OLW.
Het bovenstaande brengt met zich mee dat de aan het verzamelvonnis ten grondslag liggende vonnissen geen nadere bespreking behoeven.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd en komt zij niet toe aan een bespreking van het overige.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]the Regional Court of Rybnik 3rd Criminal Division,Polen, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R. Godthelp, voorzitter,
mrs. I. Verstraeten-Jochemsen en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 30 mei 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Vergelijk o.a. rechtbank Amsterdam, 9 maart 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:1711 en 17 april 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:2179.