In deze zaak heeft de politierechter in de rechtbank Amsterdam op 3 januari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die ten laste was gelegd dat zij op 28 maart 2021 te Amsterdam niet had voldaan aan een noodbevel van de locoburgemeester. Dit noodbevel was afgegeven om een spontane demonstratie op het Museumplein te beëindigen, die plaatsvond tegen het kabinetsbeleid en de coronamaatregelen. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde en een geldboete van € 250,-, bij niet betaling te vervangen door vijf dagen hechtenis.
De politierechter heeft echter geoordeeld dat de rechtmatigheid van het noodbevel niet kon worden vastgesteld. De locoburgemeester had op 28 maart 2021 een noodbevel afgegeven, maar het dossier bevatte onvoldoende bewijs dat de openbare orde eerst was geprobeerd te handhaven met minder verstrekkende maatregelen, zoals de Wet openbare manifestaties (WOM). De politierechter verwees naar een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 26 april 2023, waarin ook werd benadrukt dat de toepassing van een noodbevel aan strikte voorwaarden moet voldoen, waaronder de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Aangezien niet kon worden vastgesteld dat de locoburgemeester de juiste procedures had gevolgd voordat het noodbevel werd afgegeven, heeft de politierechter de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. S.L. Slaats, en vernietigt tevens een eerder uitgevaardigde strafbeschikking.