ECLI:NL:GHAMS:2023:1020

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
23-000262-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtmatigheid van een noodbevel ter beëindiging van een demonstratie op het Museumplein te Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was aangeklaagd voor het niet naleven van een noodbevel, afgegeven door de locoburgemeester van Amsterdam op 28 maart 2021, dat gericht was op het beëindigen van een spontane demonstratie op het Museumplein. De tenlastelegging betrof het niet voldoen aan de opdracht om zich te verwijderen van het Museumplein, zoals geëist door de politie. De advocaat-generaal had een geldboete van € 250,00 geëist, maar de verdediging stelde dat het noodbevel onrechtmatig was afgegeven.

Het hof heeft vastgesteld dat de locoburgemeester de bevoegdheid had om een noodbevel af te geven, maar dat de rechtmatigheid van dit bevel niet kon worden vastgesteld. Dit was te wijten aan het ontbreken van duidelijke documentatie over de beëindiging van de demonstratie op basis van de Wet openbare manifestaties (WOM) en het tijdstip waarop het noodbevel werd afgegeven. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de openbare orde was geprobeerd te handhaven met de bevoegdheden van de WOM voordat het noodbevel werd afgegeven.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Het arrest benadrukt de noodzaak van zorgvuldige documentatie en toetsing aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit bij het afgeven van noodbevelen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000262-22
datum uitspraak: 26 april 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 januari 2022 in de strafzaak onder parketnummer
13-250159-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 april 2023.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 maart 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, opzettelijk niet heeft voldaan aan een opdracht krachtens artikel 175 gemeentewet, te weten een (nood)bevel van de Burgemeester, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, gegeven door of namens de (loco)Burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met uitoefening van enig toezicht belast), immers heeft hij, verdachte toen en aldaar zich niet (op eerste vordering) verwijderd van het Museumplein en/of de omgeving van het Museumplein, te weten onder andere het Museumplein nadat dit was gevorderd door de politie, terwijl voornoemde opdracht inhield dat hij, verdachte, zich moest verwijderen van het Museumplein en/of haar omgeving.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering. Daarnaast komt het hof tot een andere beslissing dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 250,00.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
De raadsman heeft verzocht de verdachte daarvan vrij te spreken omdat het noodbevel ex artikel 175 van de Gemeentewet niet had mogen worden afgegeven en daarmee onrechtmatig is.
Het hof overweegt als volgt.
De locoburgemeester van Amsterdam heeft op 28 maart 2021 op de voet van artikel 175 van de Gemeentewet een noodbevel afgegeven teneinde een zogenoemde spontane demonstratie (tegen het kabinetsbeleid en de destijds geldende coronamaatregelen) op het Museumplein te doen eindigen. Een rechtmatige toepassing van deze verstrekkende bevoegdheid, die de grondrechten van burgers kan inperken, vereist onder meer dat die toepassing toetsing aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit kan doorstaan. Ten aanzien van dat laatste geldt dat een noodbevel ter handhaving van de openbare orde slechts mag worden afgegeven indien een minder verstrekkende wettelijke bevoegdheid geen afdoende oplossing biedt voor ernstige wanordelijkheden of de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, zoals bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet. Waar het gaat om demonstraties biedt artikel 7 van de Wet openbare manifestaties (WOM) de wettelijke grondslag voor het beëindigen daarvan teneinde (verdere) wanordelijkheden te voorkomen of te bestrijden.
De locoburgemeester heeft deze laatste bevoegdheid op 28 maart 2021 ook toegepast, maar in het dossier van de onderhavige strafzaak is niet duidelijk gedocumenteerd op welk tijdstip de demonstratie op grond van artikel 7 WOM is beëindigd, alsmede op welk tijdstip (vervolgens) het noodbevel op grond van artikel 175 van de Gemeentewet is afgegeven. Het dossier van deze strafzaak bevat voorts weliswaar aanwijzingen dat de beëindiging is bevolen (zeer) kort voordat voornoemd noodbevel is afgegeven, maar niet, althans onvoldoende, blijkt dat daadwerkelijk is geprobeerd om (kort gezegd) de openbare orde te handhaven dan wel te herstellen met toepassing van de bevoegdheden gegeven in de WOM. Aldus kan de rechtmatigheid van het noodbevel, in het kader van de subsidiariteittoets, door het hof niet worden vastgesteld, wat er in de onderhavige strafzaak toe leidt dat de verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 20 september 2021 onder CJIB nummer [nummer] .
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. S. Jongeling en mr. H.A. Stalenhoef, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 april 2023.
Mr. A.D.R.M. Boumans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen