ECLI:NL:RBAMS:2024:2720

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
10173791 EL 22-138
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in een effectenleasezaak met betrekking tot vernietiging van leaseovereenkomsten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, heeft de kantonrechter op 25 april 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser, wonende in de gemeente Súdwest-Fryslân, en de besloten vennootschap Dexia Nederland B.V. De eiser heeft vorderingen ingesteld met betrekking tot vier leaseovereenkomsten die hij had afgesloten met Dexia. De eiser stelt dat deze overeenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd omdat hij geen schriftelijke toestemming had van zijn echtgenote, die op dat moment met hem was gehuwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtgenote van de eiser een beroep heeft gedaan op de vernietigbaarheid van de overeenkomsten op basis van artikel 1:89 BW. Dexia heeft de vorderingen van de eiser betwist en aangevoerd dat de vorderingen op grond van verjaring niet meer ontvankelijk zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het beroep op verjaring niet slaagt, omdat de eiser en zijn echtgenote niet eerder dan 13 maart 2000 bekend waren met de overeenkomst. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiser toegewezen en Dexia veroordeeld tot terugbetaling van de door de eiser betaalde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens is Dexia veroordeeld in de proceskosten van de eiser.

Uitspraak

Vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Privaatrecht
Zaaknummer 10173791 EL 22-138
vonnis van de kantonrechter van 25 april 2024
in de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente Súdwest-Fryslân,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk (Leaseproces),
tegen
de besloten vennootschap DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: USG Legal Professionals B.V.
Partijen worden hierna [eiser] en Dexia genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 oktober 2022;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft de volgende leaseovereenkomsten (hierna: de overeenkomsten) ondertekend met als wederpartij (de rechtsvoorganger van) Dexia:
Nr
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Looptijd
Leasesom
I.
[nummer 1]
20-07-1999
Capital Effect
240 mnd
€ 54.677,28
II.
[nummer 2]
22-05-2001
Capital Effect
180 mnd
€ 40.741,20
III.
[nummer 3]
08-08-2001
WinstVerDriedubbelaar
36 mnd
€ 3.914,64
IV.
[nummer 4]
08-08-2001
WinstVerDriedubbelaar
36 mnd
€ 3.914,64
2.2.
Dexia heeft met betrekking tot de overeenkomsten een eindafrekening opgesteld met het volgende resultaat:
Nr.
Datum eindafrekening
Resultaat
Betaald
I.
26-10-2004
- € 6.792,99
Ja
II.
26-10-2004
- € 5.572,49
Ja
III.
09-08-2004
- € 1.356,36
Ja
IV.
09-08-2004
- € 1.356,36
Ja
2.3.
[naam] was ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten gehuwd met [eiser] . [naam] heeft [eiser] geen schriftelijke toestemming verleend voor het aangaan van deze overeenkomsten.
2.4.
Bij brief van 29 december 2005 (hierna: de vernietigingsbrief) heeft [naam] een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de overeenkomsten als bedoeld in artikel 1:89 BW.

3.De vorderingen en het verweer

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat de rechtbank zal verklaren voor recht dat de onderhavige overeenkomsten rechtsgeldig zijn vernietigd en Dexia zal veroordelen om al hetgeen door [eiser] krachtens die overeenkomsten aan Dexia is betaald, aan [eiser] terug te betalen, vermeerderd met, primair, de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag der door [eiser] gedane betalingen, of althans subsidiair vanaf de door de rechtbank in goede justitie te
bepalen datum tot aan die der voldoening, kosten rechtens.
3.2.
Dexia betwist de vorderingen van [eiser] . Daartoe stelt zij zich voor zover hier van belang op het standpunt dat de vorderingen gegrond op vernietiging als bedoeld in de artikelen 1:88/1:89 BW uit hoofde van de overeenkomsten II t/m IV. reeds zijn afgerekend en het beroep op vernietiging ten aanzien van overeenkomst I. niet slaagt, nu de vernietigingsbevoegdheid voor die overeenkomst reeds was verjaard op het moment dat die werd ingeroepen.
3.3.
Dexia vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskosten, zal verklaren voor recht dat Dexia met betrekking tot de tussen haar en [eiser] gesloten overeenkomsten aan al haar verplichtingen heeft voldaan en derhalve niets meer aan [eiser] verschuldigd is, met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding in conventie en in reconventie.
3.4.
[eiser] voert verweer tegen de vorderingen van Dexia en concludeert tot
niet-ontvankelijkverklaring van Dexia, althans afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Dexia in de proceskosten en de nakosten.
3.5.
Op de stellingen en verweren van partijen zal voor zover nodig hierna nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

Huurkoop en artikel 1:88/1:89 BW
4.1.
Er is sprake van huurkoop. Dit betekent dat [eiser] voor het aangaan van elke overeenkomst de schriftelijke toestemming van [naam] behoefde (HR 28 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2837 en HR 9 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM3868). Aangezien deze schriftelijke toestemming ontbreekt, had [naam] de bevoegdheid een beroep te doen op de vernietigbaarheid als bedoeld in artikel 1:88 en 1:89 BW.
Beroep Dexia op verjaring vernietiging ex artikel 1:88/89 BW
4.2.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 oktober 2015 (JOR 2015/337 m.nt. mr. T.M.C. Arons, ECLI:NL:HR:2015:3018) beslist dat de stuitende werking op de voet van artikel 3:316 lid 1 BW van een collectieve vordering in de zin van artikel 3:305a BW zich uitstrekt tot de verjaring van een op die collectieve actie, ingesteld op 13 maart 2003, aansluitende, individuele vordering tot vernietiging van rechtshandelingen krachtens artikel 1:89 BW en dat dit ingevolge het bepaalde in artikel 3:52 lid 2 BW ertoe leidt dat ook de verjaring van de bevoegdheid tot het uitbrengen van een buitengerechtelijke verklaring tot vernietiging wordt gestuit. Voorts heeft de Hoge Raad daarin bepaald dat een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring als hiervoor bedoeld, die wordt uitgebracht voor het tijdstip waarop de in artikel 3:316 lid 2 BW bedoelde termijn van zes maanden is verstreken, tijdig is uitgebracht.
4.3.
Uit het arrest van de Hoge Raad van 19 mei 2017 (ECLI:NL:HR:2017:936) volgt dat tot uitgangspunt moet worden genomen dat de verjaring van de bevoegdheid tot vernietiging van de effectenleaseovereenkomst(en) is gestuit indien uiterlijk zes maanden na 25 januari 2007, dat wil zeggen uiterlijk op 25 juli 2007, een buitengerechtelijke vernietigingsverklaring is afgegeven.
Met betrekking tot de overeenkomsten II. t/m IV.
4.4.
Het voorgaande leidt ertoe dat het beroep op vernietiging van de overeenkomsten II. tot en met IV. als bedoeld in artikel 1:89 BW zoals opgenomen in de vernietigingsbrief tijdig is gedaan, zoals Dexia ook erkent. Partijen zijn het erover eens dat Dexia ten aanzien van deze overeenkomsten in 2019 reeds met [eiser] heeft afgerekend. [eiser] vordert thans enkel nog de verklaring voor recht dat de overeenkomsten II. tot en met IV. rechtsgeldig zijn vernietigd. Gelet op de erkenning door Dexia ligt niets aan toewijzing van deze vordering aan [eiser] in de weg.
Met betrekking tot de overige overeenkomsten
4.5.
Vastgesteld wordt dat overeenkomst I. méér dan drie jaar voorafgaand aan het aanhangig maken van de collectieve vordering zijn afgesloten. Dat betekent dat bovengenoemd arrest van de Hoge Raad niet van toepassing is indien [naam] op 13 maart 2000 bekend was met deze overeenkomst. Dexia heeft naar aanleiding daarvan aangevoerd dat de bevoegdheid tot die vernietiging is verjaard. Dit wordt door [eiser] betwist.
4.6.
In het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 maart 2023 ECLI:NL:RBAMS:2023:1221 is het toetsingskader voor zaken als de onderhavige, weergegeven. Beoordeling van deze zaak aan de hand van dat toetsingskader leidt tot het volgende.
4.7.
Voor de beoordeling van het beroep op verjaring door Dexia is van belang op welk tijdstip [naam] daadwerkelijk bekend werd met de overeenkomst. Het verjaringsberoep van Dexia kan alleen slagen wanneer Dexia daarvoor voldoende stelt en onderbouwt. Om Dexia daartoe in staat te stellen moet [eiser] voldoende gegevens verstrekken over de (financiële) gezinssituatie en andere feiten, die relevant kunnen zijn voor het vaststellen van het tijdstip van daadwerkelijke bekendheid van [naam] met de overeenkomst. Doet [eiser] dat niet dan heeft [eiser] het verweer tegen het verjaringsberoep onvoldoende onderbouwd.
4.8.
Eerst zal worden beoordeeld of [eiser] zijn verweer tegen het verjaringsberoep van Dexia voldoende heeft onderbouwd.
4.9.
Door [eiser] zijn schriftelijke verklaringen van hemzelf en van [naam] overgelegd, waarin staat vermeld dat deze zijn opgesteld op basis van antwoorden die elk van hen buiten aanwezigheid van de ander heeft gegeven in een telefoongesprek met hun gemachtigde.
4.9.1.
In de verklaring van [eiser] staat vermeld:
a. Hoe was in de betreffende periode de samenstelling van het gezin van de contractant en de echtgenoot, en wat was hun beroep en leeftijd (en het beroep/de opleiding en leeftijd van eventuele kinderen)?
Ten tijde van het afsluiten van de eerste overeenkomst was ik 41 jaar oud. Ik ben getrouwd met mijn vrouw en samen hebben wij drie kinderen, geboren in 1985, 1987 en 1990. Twee dochters en een zoon. In die tijd was ik werkzaam als loods-medewerker, daarvoor was ik altijd chauffeur geweest maar ik was afgekeurd. Mijn vrouw zat in de thuiszorg maar was in die periode ziek thuis.
b. Op welke wijze is (zijn) het (de) in de procedure betrokken effectenleasecontract(en) (hierna: de contracten) tot stand gekomen? Is in verband daarmee een tussenpersoon thuis op bezoek gekomen? Zo ja, wie waren daarbij aanwezig?
Volgens mij is dat via een advertentie gegaan. Ik ben toen benaderd door een tussenpersoon en die is bij mij thuis geweest. Ik vertelde dat ik zou willen sparen voor de kinderen en er mij toen geadviseerd om deze overeenkomst af te sluiten. Ik heb dat zonder overleg met mijn vrouw afgesloten. Zij had het zwaar genoeg met alles en ik wilde haar niet met zulke zaken vermoeien.
c. Uit welke bron(nen) en van welke bankrekening(en) kwam het geld voor de inleg vandaan?
De inleg werd afgeschreven van mijn rekening.
d. Op welk tijdstip, op welke wijze en op welke plaats kreeg de echtgenoot (niet zijnde de contractant) wetenschap van het bestaan van de contracten?
Toen Dexia groots in de media kwam heb ik er met mijn vrouw over gesproken. Wanneer dat precies was weet ik niet meer maar ik heb nadien geen overeenkomsten meer afgesloten. Mijn vrouw vond het vooral jammer en was ook wel een beetje boos. We hebben samen alles doorgenomen en uitgezocht.
e. Welke bankrekeningen hadden de contractant en de echtgenoot? En per bankrekening:
- op welke na(a)m(en) was deze gesteld?
- wie had daarvan een pas?
- voor welke uitgaven/betalingen werd deze bankrekening gebruikt?
Er waren drie bankrekeningen. Ik had een eigen rekening, mijn vrouw had een eigen rekening en er was een gezamenlijke rekening voor de hypotheek. Ik had een pasje van mijn rekening en mijn vrouw van die van haar.
f. Welke inkomsten(bronnen) hadden de contractant en de echtgenoot en op welke bankrekening(en) werden deze inkomsten gestort?
Mijn salaris werd op mijn rekening gestort. Ik zorgde dat er voldoende op de rekening stond voor de hypotheek. Mijn vrouw kreeg haar loon op haar rekening.
g. Wie verzorgde in het betreffende huishouden de financiële administratie en op welke wijze gebeurde dat?
Ik beheerde de financiën. Ik betaalde de rekeningen en vaste lasten van mijn eigen bankrekening. Alleen de hypotheek ging van de gezamenlijke rekening af. Ik zorgde dat daar geld op stond. Mijn vrouw hield zich niet met bankzaken bezig, zeker niet in die tijd. Zij had andere dingen aan haar hoofd.
h. Wie van beiden (contractant en echtgenoot) deed welke soort betalingen?
De boodschappen deden wij vaak wel samen. Dat werd dan betaald van mijn rekening. Mijn vrouw kon voor haar eigen uitgaven haar pinpas van haar eigen rekening gebruiken of zij gebruikte het contante geld voor het huishouden.
i. Wie van beiden (contractant en echtgenoot) opende(n) enveloppen met bankdagafschriften? Waar werden deze opgeborgen? Wie van beiden heeft ooit (hetzij na ontvangst, hetzij op een later tijdstip) inzage gehad in een of meer bankafschriften?
Ik opende mijn eigen post, eigenlijk maakte ik alle post open in die tijd. Mijn vrouw had daar geen interesse in, ik moest haar ontzorgen in die tijd. Op mijn bankafschriften keek zij niet. Zij heeft mij nooit vragen gesteld over post of betalingen van of aan Dexia.
j. Wie verzorgde de belastingaangifte van de contractant en de echtgenoot, en wie ondertekende deze?
De belastingaangifte werd gedaan door de bankdirecteur. Dat was een kennis van ons. Ik zorgde voor alle stukken en hij vulde de aangifte dan in. Mijn vrouw hoefde daar niets voor te doen. Zij las het niet door en tekende ook niet.
k. Hebben de contractant en/of de echtgenoot in de betreffende periode een hypothecaire lening of andere lening afgesloten? En is daarbij de aanwezigheid van de contracten aan de orde gekomen?
Wij hadden al een hypotheek. Ik dacht dat ik in die periode een doorlopend krediet heb afgesloten. Er is toen niet gesproken over de overeenkomsten van Dexia en ben niet geconfronteerd met een BKR-registratie.
l. Hadden de contractant en/of de echtgenoot in de betreffende periode een pensioenvoorziening, een lijfrentepolis, een belegging in aandelen of een soortgelijke vermogensvoorziening?
Ik bouwde pensioen op via mijn werkgever. Mijn vrouw had geen pensioenregeling. Wij hebben geen andere voorzieningen.
m. Over welke uitgaven beslisten de contractant en de echtgenoot gezamenlijk?
Over grotere uitgaven hadden wij wel overleg. Ik keek dan wat iets maximaal mocht gaan kosten, hoeveel ruimte wij nog hadden voor de aanschaf. Als het geld op was dan moesten wij het uitstellen en dat gaf ik dan ook aan.”
4.9.2.
In de verklaring van [naam] staat vermeld:
a. Hoe was in de betreffende periode de samenstelling van het gezin van de contractant en de echtgenoot, en wat was hun beroep en leeftijd (en het beroep/de opleiding en leeftijd van eventuele kinderen)?
In 1999 was ik 38 jaar oud, wij zijn getrouwd en hebben samen drie kinderen uit 1985, 1990, 1987. Ik was werkzaam geweest bij de post en in de huishouding en zorgde altijd voor de kinderen. In 1999 ben ik voor langere tijd ziek geweest. Mijn man was lader en losser in de loods en had altijd op de vrachtwagen gereden.
b. Op welke wijze is (zijn) het (de) in de procedure betrokken effectenleasecontract(en) (hierna: de contracten) tot stand gekomen? Is in verband daarmee een tussenpersoon thuis op bezoek gekomen? Zo ja, wie waren daarbij aanwezig?
Dat weet ik niet, ik was daar niet bij betrokken.
c. Uit welke bron(nen) en van welke bankrekening(en) kwam het geld voor de inleg vandaan?
Nee, dat weet ik ook niet.
d. Op welk tijdstip, op welke wijze en op welke plaats kreeg de echtgenoot (niet zijnde de contractant) wetenschap van het bestaan van de contracten?
Toen Dexia in het nieuws kwam en bleek dat die producten van hen helemaal verkeerd waren gelopen. Toen vertelde mijn man dat hij daar ook voor de kinderen had gespaard. Ik was er wel kwaad om, het was het spaargeld van de kinderen dat nu weg was. Hij had het met de beste bedoelingen gedaan maar hij had het mij moeten vertellen.
e. Welke bankrekeningen hadden de contractant en de echtgenoot? En per bankrekening:
- op welke na(a)m(en) was deze gesteld,
- wie had daarvan een pas?
- voor welke uitgaven/betalingen werd deze bankrekening gebruikt?
Er waren meerdere bankrekeningen. Ik had een eigen bankrekening en mijn man had ook een eigen rekening. Ik dacht dat er ook een rekening was voor de vaste lasten of de hypotheek. Er was ook een spaarrekening. Ik had een bankpas van mijn rekening.
f. Welke inkomsten(bronnen) hadden de contractant en de echtgenoot en op welke bankrekening(en) werden deze inkomsten gestort?
Op mijn rekening kwam het geld dat ik soms van mijn ouders kreeg. Het salaris van mijn man kwam denk ik op zijn rekening binnen.
g. Wie verzorgde in het betreffende huishouden de financiële administratie en op welke wijze gebeurde dat?
De financiële huishouding was echt iets voor mijn man. Daar hield ik mij niet bezig, bij mij draaide alles om hoe het met mijn gezondheid verder moest. Mijn man betaalde de rekeningen en zorgde dat er voldoende geld was.
h. Wie van beiden (contractant en echtgenoot) deed welke soort betalingen?
Ik deed wel eens de boodschappen en kocht leuke dingen. Dat deed ik met het contante geld wat ik vaak op zak had. Er was altijd huishoudgeld. Kleding betaalde ik van mijn eigen rekening. Als mijn man mee was dan pinde hij.
i. Wie van beiden (contractant en echtgenoot) opende(n) enveloppen met bankdagafschriften? Waar werden deze opgeborgen? Wie van beiden heeft ooit (hetzij na ontvangst, hetzij op een later tijdstip) inzage gehad in een of meer bankafschriften?
Wie als eerste thuis was pakte de post. Ieder opende zijn eigen post. Ik denk dat ik in die tijd niet veel aandacht aan de post besteedde. Ik was ook veel van huis. De bankafschriften opende ik niet. Post of betalingen van of aan Dexia zijn mij niet opgevallen.
j. Wie verzorgde de belastingaangifte van de contractant en de echtgenoot, en wie ondertekende deze?
Dat werd gedaan door de bankdirecteur. Mijn man zocht alles stukken bij elkaar daarvoor. Bij de bank werd het ingevuld. Ik hoefde niet te tekenen en las het niet door.
k. Hebben de contractant en/of de echtgenoot in de betreffende periode een hypothecaire lening of andere lening afgesloten? En is daarbij de aanwezigheid van de contracten aan de orde gekomen?
Wij hadden al een hypotheek, voor zover ik weet hebben wij geen andere leningen afgesloten.
l. Hadden de contractant en/of de echtgenoot in de betreffende periode een pensioenvoorziening, een lijfrentepolis, een belegging in aandelen of een soortgelijke vermogensvoorziening?
Bij de post bouwde ik geen pensioen op. Volgens mij heb ik later wel een klein pensioentje opgebouwd. Mijn man bouwde wel altijd pensioen op. Wij hebben geen andere vermogensvoorzieningen.
m. Over welke uitgaven beslisten de contractant en de echtgenoot gezamenlijk?
Bijvoorbeeld een auto kochten wij samen. Grote uitgaven daar spraken wij wel over. Mijn man gaf dan aan of iets wel of niet gekocht kon worden.”
4.10.
Dexia voert in de onderhavige zaak onder meer aan dat de verklaringen uitsluitend berusten op de herinneringen van [eiser] en [naam] en dat geen bewijsmiddelen worden overgelegd die de daarin genoemde standpunten staven.
4.11.
Dexia verliest hierbij echter uit het oog dat [eiser] niet hoeft te bewijzen wanneer [naam] daadwerkelijk kennisnam van het bestaan van de overeenkomst. Zoals hiervoor reeds is overwogen rust die bewijslast op Dexia. Wel mag van [eiser] worden verwacht dat het verweer tegen het verjaringsberoep van Dexia zo goed is onderbouwd als in het gegeven geval redelijkerwijs van [eiser] kan worden verlangd. Nu echter gesteld noch gebleken is dat in dit geval aan [eiser] ook andere bronnen of aanknopingspunten ter beschikking staan dan de herinneringen van [eiser] en [naam] zelf, kan van [eiser] niet worden verlangd dat deze het verweer op iets anders baseert dan op die herinneringen. Niet gebleken is dat [eiser] en [naam] bij een getuigenverklaring uit iets anders kunnen putten dan uit hun geheugen en dat is – zoals Dexia met wetenschappelijke rapporten heeft onderbouwd – in de huidige omstandigheden van deze zaak niet meer een betrouwbare bron voor het vaststellen van feiten die 20 tot 25 jaar geleden hebben plaatsgevonden.
4.12.
De door [eiser] en [naam] in hun verklaringen gegeven informatie over hun gezinssituatie, over het beheer van de gezinsfinanciën en over de informatievoorziening omtrent die financiën, onderbouwt naar het oordeel van de kantonrechter voldoende het verweer van [eiser] dat [naam] in elk geval niet vóór 13 maart 2000 bekend is geworden met overeenkomst I. Niet gebleken is dat [eiser] en [naam] op relevante punten méér kunnen verklaren dan zij hebben gedaan.
4.13.
Dexia heeft tegenover de toelichting door [eiser] onvoldoende concrete feiten of omstandigheden genoemd die, indien zij komen vast te staan, kunnen bijdragen aan de conclusie dat [naam] op een eerdere datum dan 13 maart 2000 daadwerkelijk bekend was met overeenkomst I. Daarom heeft Dexia, gelet op de toelichting door [eiser] , haar stellingen onvoldoende onderbouwd. Het had in dat verband op de weg van Dexia gelegen om, voor zover deze thans nog over relevante informatie beschikt, een verklaring over te leggen van Martijn Bos, de adviseur van de tussenpersoon die betrokken was bij de totstandkoming van de overeenkomst en met wie Dexia een rechtsverhouding heeft gehad (reeds in verband met de door Dexia betaalde provisie). Dat heeft Dexia nagelaten. Nu Dexia niet aan haar stelplicht heeft voldaan en een getuigenverhoor thans niet meer kan bijdragen aan een betrouwbare waarheidsvinding wordt het verzoek van Dexia om getuigen te horen afgewezen en heeft als uitgangspunt te gelden dat [naam] niet op een eerdere datum dan 13 maart 2000 daadwerkelijk bekend was met overeenkomst I.
4.14.
Het beroep van Dexia op verjaring van de bevoegdheid tot vernietigen slaagt dus niet.
De vorderingen van [eiser] ten aanzien van overeenkomst I.
4.15.
Het voorgaande betekent dat de gevorderde verklaring voor recht dat de overeenkomst is vernietigd is toewijsbaar.
4.16.
Dexia dient aan [eiser] ter zake van overeenkomst I. te betalen al hetgeen [eiser] ter zake van deze overeenkomst aan Dexia heeft betaald, verminderd met al hetgeen hij ter zake van deze overeenkomst van Dexia heeft ontvangen, zoals uitgekeerde dividenden, overige uitkeringen, opbrengsten en eventueel een reeds ontvangen (gedeeltelijke) schadevergoeding (exclusief wettelijke rente). De betreffende bedragen blijken uit de door Dexia overgelegde financiële gegevens van de onderhavige overeenkomst waarvan de juistheid niet is weersproken.
Wettelijke rente, buitengerechtelijke kosten, overig en proceskosten
4.17.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf het moment waarop Dexia met de terugbetaling in verzuim was, zijnde vanaf een termijn van vier weken na de vernietigingsbrief, waarna er immers redelijkerwijs vanuit mocht worden gegaan dat Dexia niet in de vernietiging berustte, zijnde 27 januari 2006.
4.18.
De gevorderde wettelijke rente ter zake van overeenkomst I. is toewijsbaar als volgt.
4.18.1.
Dexia is vanaf bovengenoemde ingangsdatum wettelijke rente verschuldigd over het saldo van hetgeen aan Dexia is betaald minus hetgeen van Dexia is ontvangen.
4.18.2.
Telkens indien na bovengenoemde ingangsdatum door Dexia een bedrag (exclusief wettelijke rente) is betaald ter zake van deze overeenkomst(en), is vanaf de datum van die betaling de wettelijke rente verschuldigd over hetgeen na aftrek van dat bedrag (exclusief wettelijke rente) nog door Dexia verschuldigd is.
4.18.3.
De wettelijke rente is verschuldigd tot aan de datum van de voldoening van al hetgeen Dexia op grond van de hiervoor onder 4.16. bedoelde berekeningswijze verschuldigd is.
4.18.4.
Voor zover Dexia in het verleden reeds wettelijke rente heeft voldaan over eenkomst I. kan deze in mindering worden gebracht op het totale bedrag aan wettelijke rente dat Dexia op grond van het voorgaande verschuldigd is.
4.19.
Nadat aan dit vonnis is voldaan zullen partijen geen verplichtingen meer jegens elkaar hebben uit de onderhavige rechtsverhouding.
Proceskosten
4.20.
Dexia zal worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van [eiser] gevallen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 125,03
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde € 542,00 (2 x tarief € 271,00)
- nakosten
€ 135,00
Totaal € 888,03.
De vorderingen van Dexia
4.21.
Het voorgaande betekent voor de vorderingen van Dexia dat deze zullen worden afgewezen.
4.22.
Dexia zal worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten (inclusief nakosten) die in verband met de vorderingen van Dexia zijn gemaakt aan de zijde van [eiser] . Omdat het partijdebat daarover is samengevallen met het debat over de vorderingen van [eiser] worden deze kosten tot op heden begroot op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
ten aanzien van de vorderingen van [eiser]:
5.1.
verklaart voor recht dat de overeenkomsten met nummer [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] zijn vernietigd,
5.2.
veroordeelt Dexia om aan [eiser] ter zake de overeenkomst met nummer [nummer 1] te betalen hetgeen Dexia op grond van de hiervoor in rov. 4.16. bedoelde berekening verschuldigd is,
5.3.
veroordeelt Dexia om aan [eiser] te betalen de wettelijke rente die Dexia verschuldigd is ter zake de hiervoor genoemde overeenkomst met nummer [nummer 1] op grond van hetgeen hiervoor is overwogen in rov. 4.17. en 4.18.,
5.4.
veroordeelt Dexia in de proceskosten van € 888,03, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Dexia niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Dexia ook de kosten van betekening betalen,
ten aanzien van de vorderingen van Dexia:
5.5.
wijst de vorderingen af,
5.6.
veroordeelt Dexia in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiser] gevallen, tot op heden begroot op nihil,
ten aanzien van alle vorderingen:
5.7.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 april 2024 in tegenwoordigheid van de griffier.
typ: ksf
coll: