Op 3 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de District Court of Zamość in Polen. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 22 februari 2023, en strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is geboren en daar verblijft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk tijdens de zitting op 20 maart 2024.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat heeft geleid tot het vonnis in Polen, en dat er geen garantie is verstrekt zoals vereist in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). Desondanks heeft de rechtbank besloten om af te zien van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW, omdat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure en hij niet adequaat heeft gereageerd op officiële correspondentie.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, namelijk het niet betalen van kinderalimentatie, niet strafbaar is volgens Nederlands recht. Echter, de rechtbank heeft besloten om de overlevering toe te staan, omdat weigering zou leiden tot straffeloosheid en er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het recht op een eerlijk proces in Polen. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, en deze uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters in het openbaar.