ECLI:NL:RBAMS:2024:266

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
23/4828
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de vraag naar instappen van personen

Op 15 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, een inwoner van Amsterdam, en de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting die op 16 februari 2023 aan eiser is opgelegd, omdat er op 11 februari 2023 om 13.33 uur geen parkeerbelasting was betaald voor zijn voertuig dat geparkeerd stond op een door parkeerapparatuur gereguleerde parkeerplaats. Eiser betwistte de naheffingsaanslag en stelde dat hij slechts kortstondig had stilgestaan om zijn vriendin te laten instappen, wat volgens hem geen parkeren zou zijn. De heffingsambtenaar voerde aan dat er geen bewijs was van instappen en dat de situatie onder de definitie van parkeren viel, waarvoor belasting verschuldigd was.

Tijdens de zitting op 15 januari 2024 was eiser niet verschenen, maar zijn gemachtigde was aanwezig. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de zitting behandeld en geconcludeerd dat er geen bewijs was dat er daadwerkelijk sprake was van instappen. De rechtbank oordeelde dat de foto's van de scanauto aantonen dat er slechts één persoon in de auto zat en dat er geparkeerd was in een parkeervak. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag als terecht opgelegd beschouwd en het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft geen recht op proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht. De rechtbank heeft partijen gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/4828

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

15 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. I.N.D.J. Rissema),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam

(gemachtigde: [heffingsambtenaar] ).

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft op 16 februari 2023 een naheffingsaanslag parkeerbelasting aan eiser opgelegd.
Met de uitspraak op bezwaar van 31 juli 2023 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiser tegen de naheffingsaanslag ongegrond verklaard.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 15 januari 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn zonder bericht van verhindering niet verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep tegen de bestreden uitspraak ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De rechtbank legt hieronder uit waarom.

Overwegingen

1. Op 11 februari 2023 om 13.33 uur, stond de auto van eiser, met kenteken
[kenteken] , stil op een door parkeerapparatuur gereguleerde parkeerplaats in de [adres] (ter hoogte van perceel 1) te Amsterdam. Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders van deze gemeente aangewezen als een parkeerplaats voor betaald parkeren.
2. Tijdens een controle op die datum en dat tijdstip, is geconstateerd dat voor het voertuig geen parkeerbelasting was betaald. De heffingsambtenaar heeft daarom aan eiser een naheffingsaanslag ten bedrage van € 77,40 opgelegd; dit bedrag bestaat uit € 4,50 aan parkeerbelasting en € 72,90 aan kosten voor de naheffingsaanslag.
3. In geschil is of het voertuig van eiser op 11 februari 2023 om 13.33 uur in de [adres] geparkeerd stond of dat het voertuig slechts stilstond voor het onmiddellijk laten instappen van een passagier.
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van parkeren, omdat hij kortstondig met het voertuig heeft stilgestaan om zijn vriendin te laten instappen. Volgens eiser blijkt dit ook uit de foto's die door het scanvoertuig zijn gemaakt, namelijk dat er twee mensen in het voertuig zitten. Het voertuig is weggereden nadat de scanauto was gepasseerd.
5. De heffingsambtenaar heeft aangevoerd dat op grond van artikel 225 van de Gemeentewet belasting kan worden geheven voor parkeren. Onder het begrip parkeren valt niet de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor het onmiddellijk in- of uitstappen van personen. Volgens de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam is hier geen sprake van een uitzonderingssituatie op het parkeren vanwege het onmiddellijk in- of uitstappen van personen. Op de scanfoto's zijn geen in-of uitstappende personen te zien. Er is sprake geweest van parkeren waarvoor eiser parkeerbelasting was verschuldigd. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar een scanfoto getoond van het voertuig.
6. De rechtbank overweegt dat geen parkeerbelasting kan worden geheven wanneer sprake is van het stilstaan voor het onmiddellijk in- en uitstappen van personen. Onder deze uitzondering moeten echter alleen de handelingen worden verstaan die een daadwerkelijk in- of uitstappen vormen en die plaatsvinden in de directe nabijheid van de auto, zoals het openen en sluiten van het portier en het gaan zitten in de auto. Daarbij dient een passagier een redelijke tijd te krijgen voor het onmiddellijk instappen. [1] Het in een stilstaande auto zitten wachten op een passagier valt daar niet onder, want daarmee staat de auto langer stil dan enkel gedurende de tijd die nodig is voor het instappen.
7. De rechtbank is van oordeel dat niet is aangetoond dat er sprake is geweest van het instappen van personen. Op de foto’s die door de scanauto zijn gemaakt is te zien dat er één persoon in de auto zit. Ook is er te zien dat er is geparkeerd in een parkeervak. Uit de beelden valt niet op te maken dat iemand aan het instappen is. Hieruit volgt dat sprake is van parkeren waardoor eiser parkeerbelasting verschuldigd is.
8. Gelet op het voorgaande is de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht en tot het juiste bedrag opgelegd. Het beroep is dus ongegrond.
6. Voor een proceskostenvergoeding of een vergoeding van het griffierecht bestaat bij deze uitkomst geen aanleiding.
7. Tijdens de zitting is gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep op de manier zoals onderaan dit proces-verbaal staat omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.G. Elfferich griffier, op 15 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld Gerechtshof Den Haag 19 april 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:657.