ECLI:NL:RBAMS:2024:2613
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van de hoogte van de IVA-uitkering door het Uwv
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 3 mei 2024, wordt het beroep van eiser tegen de vaststelling van de hoogte van zijn IVA-uitkering behandeld. Eiser, die laatstelijk werkzaam was als fietshersteller, had zich op 9 november 2019 ziek gemeld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende hem op 21 maart 2022 een IVA-uitkering toe van € 1.340,89 bruto per maand, gebaseerd op een dagloon van € 82,20. Eiser betwistte de hoogte van deze uitkering, met name de beslissing van het Uwv om een nabetaling van zijn ex-werkgever niet mee te tellen bij de vaststelling van het dagloon. De rechtbank oordeelt dat het Uwv terecht de nabetaling niet heeft meegenomen, omdat deze na de referteperiode was gedaan en eiser niet heeft aangetoond dat hij zijn loonaanspraak eerder had gevorderd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de hoogte van de IVA-uitkering correct is vastgesteld. Eiser krijgt geen terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.