Op 2 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de District Court in Wrocław, Polen. De officier van justitie had op 4 maart 2024 verzocht om de behandeling van het EAB, dat was uitgevaardigd op 31 januari 2024. De opgeëiste persoon, geboren in 1988 in Polen, was niet verschenen op de zitting van 18 april 2024, hoewel hij behoorlijk was opgeroepen. Zijn raadsvrouw, mr. L.M.E. Kleczewski, was wel aanwezig en meldde dat de opgeëiste persoon zich in Polen had gemeld tijdens zijn schorsing, maar dat zij sindsdien geen contact met hem had gehad.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. Het EAB was gericht op de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van zes maanden, opgelegd bij een vonnis van de Regionale Rechtbank van Wrocław-Śródmieście. De rechtbank heeft de weigeringsgrond in artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) als van toepassing beschouwd, maar besloot af te zien van weigering van de overlevering. Dit was gebaseerd op het feit dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure en de gevolgen van zijn afwezigheid.
De rechtbank concludeerde dat de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon met zich meebracht, aangezien hij op de hoogte was van het strafproces en de oproep naar zijn opgegeven adres was gestuurd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren die aan de overlevering in de weg stonden. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, met inachtneming van de relevante wetsbepalingen.