Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 30 maart 2023, met producties,
- het B-formulier van 25 mei 2023 waarbij de vordering op gedaagde sub 4 is ingetrokken,
- de conclusie van antwoord van Finandi, met producties, genomen op de rol van 5 juli 2023,
- de conclusie van antwoord tevens houdende incident tot het stellen van zekerheid proceskosten ex artikel 477a lid 2 Rv van OWF c.s., met producties, genomen op de rol van 16 augustus 2023,
- het vonnis in incident van 27 september 2023, en de daarin genoemde stukken,
- het tussenvonnis van 25 oktober 2023 waarin een mondelinge behandeling is gelast,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 28 februari 2024, en de daarin opgenomen proceshandelingen en processtukken,
- de brief van 7 maart 2024 van OWF c.s. met aanvullingen op het proces-verbaal
- de brief van 20 maart 2024 van [eiser] , met aanvullingen op het proces-verbaal.
2.De feiten
partijen
DE ONDERGETEKENDEN:
BBH(…), ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar (middellijk) bestuurder de heer [naam] (‘
Pandgever’);
FINANDI(…) (‘
Pandhouder’);
Leningen’);
- In een notariële akte van 11 januari 2019 is opgenomen dat zij een geldleningsovereenkomst voor een bedrag van € 4.147.499,00 hebben gesloten, af te lossen op 1 augustus 2019;
- In een andere notariële akte van 11 januari 2019 is opgenomen dat zij een geldleningsovereenkomst voor een bedrag van € 1.000.000,00 hebben gesloten, af te lossen op 31 december 2020;
- In een notariële akte van 20 mei 2020 is opgenomen dat zij een geldleningsovereenkomst voor een bedrag van € 1.500.000,00 hebben gesloten, af te lossen op 20 mei 2025;
- In een ongedateerde akte van geldlening tussen [naam] en Finandi Group B.V. (een dochter van Finandi) is opgenomen dat [naam] op 1 september 2020 een bedrag van € 2.500.000,00 heeft geleend van die dochter van Finandi, af te lossen op 1 september 2022. Finandi Group B.V. heeft haar vordering op [naam] bij onderhandse akte gecedeerd aan Finandi.
3.Het geschil
), waaronder overzichten ten aanzien van de uitstaande schuld en betalingsbewijzen;
4.De beoordeling
“Akte van stille verpanding”tussen BBH en Finandi in het geding gebracht. Uit andere processtukken volgt dat die pandakte aan [eiser] is gestuurd op 11 januari 2023, dus voordat hij executoriaal beslag heeft laten leggen onder Ontwikkelfonds en Broadcast. Zij hebben in hun aanvullende verklaringen van 22 februari 2023 te kennen gegeven dat de vorderingen van BBH op ieder van hen zijn verpand aan Finandi. Ontwikkelfonds en Broadcast hebben daarmee voldaan aan hun onderbouwing van hun verklaringen over die verpanding als bedoeld in artikel 476a lid 2 Rv.
fishing expeditionwaar artikel 843a Rv niet voor is bedoeld.