Op 18 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse onderdaan op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De officier van justitie had op 19 februari 2024 verzocht om de behandeling van het EAB, dat was uitgevaardigd door de regionale rechtbank van Włocławek op 28 december 2023. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1989, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de zitting op 4 april 2024 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.C. Hesen, en een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd. De raadsman stelde dat de overlevering moest worden geweigerd omdat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de procedure die leidde tot het EAB. De officier van justitie betoogde echter dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure en dat de dagvaarding op het door hem opgegeven adres was betekend. De rechtbank oordeelde dat er geen schending van de verdedigingsrechten was en dat de opgeëiste persoon afstand had gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn.
De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden waren. De feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, waren naar Nederlands recht strafbaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen individueel reëel gevaar was van schending van het recht op een eerlijk proces in Polen. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, waarbij zij de relevante wetsbepalingen heeft toegepast en de beslissing openbaar heeft uitgesproken.