Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Regional Court in Poznańin Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
judgment of the District Court in Wrześniavan 10 oktober 2022, met kenmerk II K 491/22.
9 juni 2022. Toen betrof het nog een vervolgings-EAB. In verband met dat EAB heeft de opgeëiste persoon lange tijd in overleveringsdetentie gezeten. In het op dit moment voorliggende EAB wordt daarmee, gezien het in het EAB vermelde resterende deel van de straf, geen rekening gehouden. Zij heeft van de officier van justitie vernomen dat de duur van de periode die de opgeëiste persoon in overleveringsdetentie heeft gezeten wel aan de uitvaardigende justitiële autoriteit is doorgegeven, maar kennelijk is met die informatie niets gedaan; op de opgelegde straf is alleen de tijd in mindering gebracht die de opgeëiste persoon in Polen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat er onder die omstandigheden niet op kan worden vertrouwd dat Polen, na overlevering van de opgeëiste persoon, de overleveringsdetentie alsnog op de straf in mindering zal brengen. Zij heeft om aanhouding van de zaak verzocht om op dit punt duidelijkheid van de uitvaardigende justitiële autoriteit te verkrijgen.
4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
5.Strafbaarheid
1. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6a OLW
7.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU
8.Slotsom
9.Toepasselijke wetsbepalingen
10.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Poznań(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.