ECLI:NL:RBAMS:2024:2184

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2024
Publicatiedatum
17 april 2024
Zaaknummer
13.342570-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot aanvullende toestemming voor uitbreiding van vervolging in het kader van overlevering aan Letland met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 17 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een beslissing genomen in een zaak betreffende een verzoek om aanvullende toestemming voor uitbreiding van de vervolging van een opgeëiste persoon, ingediend door de General Prosecutor’s Office of the Republic of Latvia. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 14, derde lid, van de Overleveringswet (OLW) en betreft een persoon die op 28 februari 2024 uitvoerig is gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de detentieomstandigheden in Letland, met name in verband met het kastenstelsel dat kan leiden tot onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft eerder, in een uitspraak van 3 augustus 2023, vastgesteld dat er een algemeen gevaar bestaat voor dergelijke behandelingen in Letse penitentiaire inrichtingen. De rechtbank heeft nu aanvullende vragen geformuleerd die aan de Letse autoriteiten moeten worden voorgelegd om te beoordelen of de overgeleverde persoon na overlevering aan Letland in een veilige omgeving kan worden geplaatst. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat deze vragen zijn beantwoord.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.342570-23
Datum beslissing: 17 april 2024
BESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 27 maart 2024, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor uitbreiding van de vervolging als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder f, OLW. Dit verzoek is ingediend door
the General Prosecutor’s Office of the Republic of Latviaop 28 december 2023 en betreft:
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] (Letland),
thans gedetineerd in [land],
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Beoordeling

Het verzoek bevat de gegevens als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De voorhanden zijnde stukken zijn toereikend om - met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon - een beslissing te nemen.
Hoorrecht
De overgeleverde persoon is op 28 februari 2024 door
the Latgale District Court(zeer uitvoerig) gehoord. Uit het proces-verbaal van verhoor leidt te rechtbank af dat de overgeleverde persoon tijdens dat verhoor de mogelijkheid heeft gehad om al zijn eventuele opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het verzoek tot toestemming kenbaar te maken. [1]
Het verzoek betreft een feit ten aanzien waarvan krachtens de OLW overlevering had kunnen worden toegestaan.
Detentieomstandigheden
Bij uitspraak van 3 augustus 2023 heeft de rechtbank (mede) naar aanleiding van een rapport
van
the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishmenteen algemeen gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling aangenomen ten aanzien van alle penitentiaire inrichtingen in Letland. [2] Bij uitspraak van 21 februari 2024 heeft de rechtbank dit algemene gevaar nader gemotiveerd naar aanleiding van een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van
11 januari 2024. [3] De rechtbank was van oordeel dat uit dit EHRM arrest voortvloeit dat niet alleen fysiek geweld, maar ook andere aspecten verbonden aan de informele hiërarchie (het ‘kastenstelsel’) in de Letse gevangenissen tot een onmenselijke of vernederende behandeling leiden. De rechtbank heeft in deze uitspraak niet vastgesteld tot welke ‘kaste’ de opgeëiste persoon na overlevering aan Letland zou behoren. Er is immers sprake van een alomvattend gevaar van het kastenstelsel, waarbij geldt dat een gedetineerde op grond van veranderende omstandigheden van een hogere in een lagere kaste terecht kan komen.
Dat betekent dat de rechtbank in onderhavige zaak concreet en nauwkeurig moet beoordelen of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de overgeleverde persoon na het verlenen van aanvullende toestemming aan de uitvaardigende justitiële autoriteit onderworpen zal worden aan een reëel gevaar van schending van de grondrechten van de overgeleverde persoon zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, OLW. De rechtbank dient daartoe alle noodzakelijke aanvullende gegevens op te vragen met betrekking tot de omstandigheden waaronder de overgeleverde persoon naar verwachting in Letland zal worden gedetineerd. [4]
Bovendien zijn er op basis van het zeer uitvoerige verhoor van de overgeleverde persoon bij
the Latgale District Courtop 28 februari 2024 concrete aanwijzingen dat het kaste-systeem een rol speelt in de penitentiaire inrichting waar hij gedetineerd is.
In dat kader verzoekt de rechtbank de officier van justitie om de volgende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit in Letland voor te leggen:
  • Welke bescherming kan concreet aan de opgeëiste persoon worden geboden?
  • Bestaat de mogelijkheid om de opgeëiste persoon op een afdeling te plaatsen waarin hij niet aan (de negatieve gevolgen van) het kastenstelsel zal worden blootgesteld?
  • Bestaat de mogelijkheid om de opgeëiste persoon in een-persoonscel te plaatsen?
  • Welke concrete bescherming biedt het systeem van
In het bijzonder:
  • bestaat voor de opgeëiste persoon op ieder moment de mogelijkheid om direct met
  • zo ja, kan worden gegarandeerd dat er dan voldoende ‘
  • Indien de opgeëiste persoon aan een onmenselijke of vernederende behandeling dreigt te worden blootgesteld:
o hoe snel kan hij dan in een andere cel dan wel op een andere afdeling worden
geplaatst?
- Wat betreft de renovatie van penitentiaire inrichtingen die gaande is:
o wat is daarvan concreet op de status?
o in hoeverre kan met de (voorgenomen) renovaties al concreet het gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling ten aanzien van de opgeëiste persoon worden weggenomen?

2.Beslissing

De rechtbank:
  • verzoekt de uitvaardigende justitiële autoriteit om bovengenoemde vragen te beantwoorden en
  • houdt verdere beslissingen aan.
Deze beslissing is genomen op 17 april 2024 door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer, A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel griffier.

Voetnoten

1.Hof van Justitie van de Europese Unie, 26 oktober 2021, ECLI:EU:C:2021:876, punt 63.
2.Rechtbank Amsterdam, 3 augustus 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:5474.
3.Rechtbank Amsterdam, 21 februari 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:1005 en EHRM 11 januari 2024,
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (