Op 17 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Circuit Court in Kalisz, Polen. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1980, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 3 januari 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A.B.M. Nohl, en een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De raadsvrouw heeft betoogd dat er een cassatieprocedure is gestart in Polen, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet afdoet aan de onherroepelijkheid van het vonnis dat aan het EAB ten grondslag ligt. De rechtbank heeft ook overwogen dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces in hoger beroep en dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van de OLW en dat er geen structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde zijn aangetoond die een reëel gevaar voor een eerlijk proces zouden kunnen inhouden. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon wordt overgeleverd aan de Poolse autoriteiten voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van twee jaar en tien maanden.