Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Verloop van de procedure
2.De feiten en het verzoek
3.De beoordeling
“ik ga door naar het verzoek om wraking. De gronden daarvan: ik heb voorafgaand aan de zitting een getuige opgeroepen en de rechtbank een verzoek gedaan om de getuige zelf te horen en op te roepen als hij geen gehoor zou geven aan mijn verzoek. Ik heb uitgelegd waarom ik de getuige wil horen. Er is al drie jaar onduidelijkheid over de vraag welke acht documenten betrekking hebben op mijn Wob-verzoek en dat is erkend door verweerder. Er zijn meerdere keren onjuiste stukken verstrekt door verweerder en daarom wil ik de getuige horen. Door de rechtbank is telefonisch toegezegd dat daarover aan het begin van de zitting een beslissing zou worden genomen. Nu wordt gezegd dat daarover na de zitting een beslissing wordt genomen. We houden nu een zitting over 8 documenten waarvan we niet weten welke documenten dat zijn. U stelt mij niet in de gelegenheid om daarover duidelijkheid te krijgen. Ik kan mijn pleidooi daar niet op instellen. Er is een toezegging gedaan door de rechtbank. Er zou aan het begin van de zitting een beslissing over mijn verzoek worden genomen. En u heeft niet toegelicht waarom u het nu niet wenst toe te lichten. En u de indruk wekt dat u nu wel de juiste 8 documenten heeft. En mijn tweede grond is, dat het verweerschrift niet buiten beschouwing wordt gelaten en dat u gezegd heeft dat ik wel nadere stukken heb kunnen indienen. En u hebt gezegd dat ik die stukken eerder had kunnen indienen, maar het gaat erom dat ik dat pas kon doen naar aanleiding van het verweerschrift. U heeft ook een opmerking gemaakt, dat de zaak goed is voorbereid. Dat partijen dat hebben gedaan, dat geldt niet voor mij. Want ik heb mij niet kunnen voorbereiden vanwege de late ontvangst van het verweerschrift.”.