ECLI:NL:RBAMS:2024:2063

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
11 april 2024
Zaaknummer
10164915 CV EXPL 22-13892
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake de vernietiging van een kostenbeding in een overeenkomst van opdracht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 16 januari 2024 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen de besloten vennootschap Sandjay Tuithof Advocatuur B.V. (hierna: STA) en een consument, aangeduid als [gedaagde]. De zaak betreft de vraag of een kostenbeding in de overeenkomst tussen partijen vernietigd moet worden wegens oneerlijkheid. Dit tussenvonnis volgt op een eerder tussenvonnis van 25 juli 2023, waarin de kantonrechter had overwogen dat STA de gelegenheid kreeg om aan te tonen dat zij had voldaan aan de wettelijke informatieverplichtingen met betrekking tot de tarieven die zij hanteert.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat STA een uurtarief van € 175,00 exclusief BTW hanteert, terwijl in de algemene voorwaarden een hoger uurtarief van € 195,00 is opgenomen. De rechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat er over het uurtarief is onderhandeld, en dat het kostenbeding niet transparant is. Dit betekent dat de consument, [gedaagde], niet in staat was om de financiële gevolgen van de overeenkomst goed in te schatten. De kantonrechter heeft daarom het voornemen uitgesproken om het kostenbeding te vernietigen, omdat het als vermoedelijk oneerlijk wordt aangemerkt.

Daarnaast heeft de kantonrechter ook het beding inzake (buiten)gerechtelijke kosten als oneerlijk aangemerkt, omdat dit afwijkt van de wettelijke regeling en de consument onterecht hoge kosten kan opleggen. De rechter heeft geconcludeerd dat de gehele overeenkomst vervalt, omdat deze niet kan bestaan zonder een geldig kostenbeding. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij partijen in de gelegenheid worden gesteld om te reageren op het voornemen van de kantonrechter.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10164915 CV EXPL 22-13892
vonnis van: 16 januari 2024
fno.: 57327

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap Sandjay Tuithof Advocatuur B.V.

gevestigd te Haarlem
eiseres
nader te noemen: STA
gemachtigde: [gemachtigde] (Burgt Incasso en Juridische Dienstverlening)
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Ter uitvoering van het tussenvonnis van 25 juli 2023 heeft STA een akte genomen, waarop [gedaagde] vervolgens heeft gereageerd.
Daarna is datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Aanvullende feiten

1. STA heeft de overeenkomst met referentienummer [nummer 1] op 13 juli 2021 per mail bevestigd aan [naam 1] en [gedaagde] . In deze mail schrijft STA onder meer dat [gedaagde] zijn opdrachtgever is en de partij is die voor betaling zorgdraagt. Verder schrijft STA in de mail dat haar uurtarief € 175,00 exclusief BTW bedraagt. Ook staat in de mail dat op de overeenkomst de algemene voorwaarden van haar kantoor van toepassing zijn. In deze algemene voorwaarden staat, voor zover relevant:
‘4. Honorarium
(…)
b. Als honorarium hanteert Sandjay Tuithof Advocatuur een uurtarief van € 195,00 (exclusief BTW), welk tarief jaarlijks kan worden aangepast (…)
d. (…) Indien na aanmaning betaling uitblijft, zijn alle buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten verschuldigd in beginsel, maar minimaal ter hoogte van 15% over het totale openstaande bedrag inclusief wettelijke (handels-)rente met een minimum van € 250,-.’

Beoordeling

2. In het tussenvonnis van 25 juli 2023 is overwogen dat STA bij uitzondering in de gelegenheid wordt gesteld de tussen partijen gesloten overeenkomsten in het geding te brengen en gemotiveerd te stellen dat en op welke wijze zij heeft voldaan aan de wettelijke informatieverplichtingen. STA is daarbij in de gelegenheid gesteld om alsnog toe te lichten hoe en waar de overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen en wat daarbij is besproken ten aanzien van de tarieven die STA hanteert.
3. In haar akte heeft STA toegelicht dat [gedaagde] tijdens een gesprek in 2018 op het kantoor van SPH heeft gevraagd om juridische bijstand en dat [naam 2] hem daarna in meerdere procedures heeft bijgestaan, ook nadat [naam 2] vertrok bij SPH. Tijdens dit gesprek werd besproken waaraan [gedaagde] behoefte had op het gebied van juridische bijstand, evenals de werk- en handelwijze van SPH en de in rekening te brengen tarieven en kosten. De zaken die [naam 2] behandelde voor [gedaagde] , ook na diens vertrek bij SPH, waren telkens op basis van dezelfde voorwaarden en tarieven, aldus steeds STA.
Ambtshalve toetsing kernbeding uurtarief
4. Zoals in het tussenvonnis is overwogen moet de kantonrechter ambtshalve onderzoeken of de bedingen die in de tussen partijen gesloten overeenkomst staan, niet oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/13/EEG, de richtlijn oneerlijke bedingen (hierna: de richtlijn). Een richtlijnconforme uitleg brengt mee dat een oneerlijke bepaling op grond van artikel 6:233 BW moet worden vernietigd.
5. In artikel 4 onder b. van de algemene voorwaarden is een algemeen uurtarief van € 195,00 opgenomen. In de opdrachtbevestiging met referentienummer [nummer 1] , schrijft STA dat haar uurtarief € 175,00 bedraagt. In de factuur met referentienummer [nummer 2] staat eveneens een uurtarief van € 175,00 vermeld. Daarmee is onvoldoende gebleken dat over het uurtarief is onderhandeld. De kantonrechter ziet dit beding daarom als een (mogelijk oneerlijk) beding in de zin van artikel 2 en 3 van de richtlijn.
6. Het kostenbeding is een kernbeding. Kernbedingen worden in beginsel niet getoetst op oneerlijkheid, behalve als ze niet duidelijk en begrijpelijk (niet transparant) zijn geformuleerd (artikel 4 lid 2 van de richtlijn). Voor de beantwoording van de vraag of een kernbeding transparant is, is van belang het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 12 januari 2023 (ECLI:EU:C:2023:14). Het gaat daar om de vraag of een beding in een tussen een advocaat en een consument gesloten overeenkomst voor het verrichten van juridische diensten waarin, samengevat, de kosten uitsluitend worden vastgelegd op basis van het gehanteerde uurtarief, zonder verdere precisering, voldoet aan het vereiste dat bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd. Het HvJ EU heeft verhelderd dat alleen het noemen van een uurtarief de gemiddelde, normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument niet in staat stelt om alle financiële consequenties in te schatten die voor hem uit het beding voortvloeien, namelijk het totale bedrag dat hij voor de diensten zal moeten betalen (rov. 40). Verder is overwogen dat een advocaat de consument, vóórdat de overeenkomst wordt gesloten, informatie moet verstrekken die de consument in staat stelt om met de nodige voorzichtigheid zijn beslissing te nemen (rov. 43). Die informatie moet aanwijzingen bevatten die de consument in staat stellen bij benadering de totale kosten van die diensten te ramen, zoals een raming van het voorzienbare of minimale aantal uren dat nodig is om een bepaalde dienst te verlenen of een verbintenis om met redelijke tussenpozen tussentijdse facturen of verslagen te bezorgen waarin het aantal al gepresteerde werkuren wordt vermeld.
7. Als niet is voldaan aan het transparantievereiste moet worden beoordeeld of het beding in het licht van alle omstandigheden van het geval, oneerlijk is.
8. Het kostenbeding zoals benoemd in de opdrachtbevestiging met referentienummer [nummer 1] en in de factuur met referentienummer [nummer 2] houdt alleen een uurtarief in. Dat is onvoldoende transparant, maar er is ook niet gesteld of gebleken dat [gedaagde] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomsten informatie is verstrekt die hem in staat stelt om met de nodige voorzichtigheid en met volledige kennis van de financiële gevolgen van het sluiten van die overeenkomsten, zijn beslissing te nemen. Ook is niet gesteld of gebleken dat er vóór het sluiten van de overeenkomsten in 2021 door STA een inschatting is gemaakt van het voorzienbare of minimale aantal uren dat nodig was om de destijds beoogde diensten te verlenen. Ten slotte is niet gebleken dat STA van tevoren heeft toegezegd om met redelijke tussenpozen met tussentijdse facturen of verslagen het aantal gepresteerde werkuren te vermelden.
9. De kantonrechter is gelet op het voorgaande dan ook voornemens om het kostenbeding te beschouwen als niet transparant. De stelling van STA dat [gedaagde] altijd op de hoogte was van de geldende tarieven, dat hij in het verleden de facturen heeft betaald en dat hij de facturen in kwestie heeft erkend door betalingsregelingen af te spreken en door een deel van de vordering te betalen, maakt die conclusie niet anders. Het gaat erom of [gedaagde] van tevoren de financiële gevolgen kon overzien en dat is onvoldoende toegelicht.
10. De omstandigheid dat het beding niet transparant is, maakt nog niet dat het ook oneerlijk is, maar speelt daarbij wel in overwegende mate een rol. Op grond van artikel 3 lid 1 van de richtlijn moet worden nagegaan of er, in strijd met de goede trouw, sprake is van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht ten nadele van de consument (HvJ EU, 3 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:820, rov. 49 en de daar aangehaalde rechtspraak). [gedaagde] bevindt zich als consument in een aanzienlijk zwakkere positie ten opzichte van STA, die, gelet op haar deskundigheid en kennis als advocaat, een inschatting had kunnen maken van het voorzienbare of minimale aantal uren dat nodig was om de destijds beoogde diensten te verlenen. Dat STA dit niet heeft gedaan, klemt te meer omdat de Gedragsregels advocatuur dit ook voorschrijven. In regel 17 en de toelichting daarop is vastgelegd dat een advocaat verplicht is om vooraf een inschatting te geven van de te verwachten tijdsbesteding en het totaal aan kosten.
10. Niet is gebleken dat STA op andere wijze voorafgaand aan de totstandkoming van de overeenkomst informatie heeft verstrekt over de totale kosten en [gedaagde] duidelijk heeft gemaakt wat de financiële gevolgen van de overeenkomst zouden zijn, dan wel dat zij andere maatregelen heeft genomen om een overschrijding van kosten te voorkomen, teneinde het evenwicht tussen partijen te herstellen. Aldus is door STA het vereiste van goede trouw niet nageleefd en is sprake van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de uit de overeenkomsten voortvloeiende rechten en verplichtingen ten nadele van [gedaagde] .
12. Het kostenbeding wordt dan ook als vermoedelijk oneerlijk aangemerkt en de kantonrechter heeft daarom het voornemen dit beding te vernietigen.
Ambtshalve toetsing beding incassokosten
13. In artikel 4 onder d. van de algemene voorwaarden is een beding opgenomen ten aanzien van (buiten)gerechtelijke kosten, die de consument verschuldigd is indien na aanmaning betaling uitblijft.
14. Op grond van de bijlage bij de richtlijn kan een beding dat tot doel of tot gevolg heeft de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen, als oneerlijk beding worden aangemerkt (artikel 1, onder e, van de bijlage in samenhang met artikel 3 lid 3 van de richtlijn).
14. Het onderhavige beding inzake (buiten)gerechtelijke kosten wordt door de kantonrechter voorshands als oneerlijk aangemerkt. Het beding wijkt namelijk ten nadele van de consument af van de wettelijke regeling over buitengerechtelijke kosten. Contractuele afwijking van dwingendrechtelijke bepalingen is, op grond van het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2023 (ECLI:NL:HR:2023:198, r.o. 3.8.4) oneerlijk. Op grond van het beding kunnen in beginsel alle buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten op de consument worden verhaald indien na aanmaning betaling uitblijft. Dat zou dus tot gevolg kunnen hebben dat de consument op grond van het beding belast wordt met hoge kosten, die normaal gesproken niet ten laste van de consument behoren te komen. Dit terwijl de consument in de wettelijke regeling uitsluitend buitengerechtelijke kosten is verschuldigd, mits is voldaan aan het bepaalde in artikel 6:96 lid 6 BW, waarbij de aanmaning als bedoeld in dat artikellid ook nog moet voldoen aan de door de Hoge Raad in zijn arrest van 25 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2704) gestelde eisen. Het beding heeft dus een aanzienlijk bredere strekking dan wat aan de consument op grond van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten en het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het besluit) in rekening mag worden gebracht. Het beding is daarom oneerlijk.
14. Verder is in het beding weliswaar vermeld hoeveel de kosten bedragen, namelijk 15% over het totale openstaande bedrag met een minimum van € 250,00, maar ook dat is of kan meer zijn dan de consument op grond van het besluit verschuldigd is. Daarin is de hoogte van de vergoeding tot een bepaald bedrag 15%, maar loopt dit percentage af naarmate de vordering oploopt. Dat is niet het geval in artikel 4 onder d. van de algemene voorwaarden. Bovendien is een te hoog minimum bepaald, in plaats van de toegestane € 40,00.
14. De kantonrechter heeft daarom het voornemen ook dit beding te vernietigen.
Vervallen overeenkomst
18. Zoals hiervoor is overwogen, is dat de kantonrechter voornemens (ook) het kostenbeding ambtshalve te vernietigen vanwege het oneerlijke karakter. Vernietiging zal tot gevolg hebben dat het kostenbeding geacht wordt nooit te hebben bestaan. Omdat een overeenkomst van opdracht met een opdrachtnemer in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf op grond van het bepaalde in artikel 7:405 BW niet kan bestaan zonder loon, betekent dit dat de gehele overeenkomst vervalt.
18. Omdat de overeenkomst al is uitgevoerd en schrapping van het beding en het niet voortbestaan van de overeenkomst daarom geen ernstige gevolgen heeft voor [gedaagde] , lijkt op basis van rov. 68 van het arrest van het HvJ EU van 12 januari 2023 geen grond voor toewijzing van enig bedrag aan STA en geen noodzaak tot het verhelpen van de nietigheid en het vervangen voor een bepaling van aanvullend recht of een bepaling waarover partijen het eens zijn. Uitgangspunt is dat [gedaagde] niet gehouden is enige vergoeding aan STA te voldoen, omdat hij moet worden gebracht in de situatie waarin hij had verkeerd indien het kostenbeding niet had bestaan.
20. Voordat tot vernietiging wordt overgegaan, worden partijen in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten, zowel ten aanzien van het kostenbeding als ten aanzien van het beding incassokosten.
21. De zaak wordt daartoe verwezen naar de rol. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

BESLISSING

De kantonrechter:
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
dinsdag 13 februari 2024voor het nemen van een akte door STA als hierboven omschreven;
bepaalt dat de zaak vervolgens weer op de rol zal komen van
dinsdag 12 maart 2024voor het nemen van een akte door [gedaagde] , waarin hij kan reageren op de akte van STA;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, kantonrechter, bijgestaan door mr. D.C. Vink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2024.