ECLI:NL:RBAMS:2024:1995

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
AMS 23/2455
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een verzoek om dwangsom in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 11 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om een dwangsom beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat haar op 16 juni 2022 een jaar huishoudelijke hulp had toegekend. Eiseres stelde dat het college niet tijdig had beslist op haar bezwaar en dat er daarom een dwangsom verbeurd was. Het college had op 30 december 2022 een beslissing op bezwaar genomen, maar eiseres was van mening dat deze beslissing niet volledig was en dat er pas op 2 februari 2023 een definitieve beslissing was genomen.

De rechtbank oordeelt dat het college met de beslissing op bezwaar van 30 december 2022 op alle wezenlijke onderdelen van het bezwaarschrift heeft beslist. De rechtbank stelt vast dat de beslissing op 30 december 2022 de bezwaarprocedure volledig heeft afgerond, ondanks de suggestie in de latere beslissing van 2 februari 2023 dat er nog een besluit zou volgen. De rechtbank concludeert dat het college geen dwangsom heeft verbeurd, omdat de beslissing op bezwaar tijdig is genomen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. Deze uitspraak is gedaan door rechter A.D. Belcheva, in aanwezigheid van griffier M.L. Pijpers, en is openbaar uitgesproken op 11 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/2455

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van gemeente Amsterdam

(gemachtigde: mr. J.C. Smit).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van het verzoek om een dwangsom, die volgens eiseres verbeurd was, omdat het college niet tijdig had beslist.
2. Het college had eiseres met een besluit van 16 juni 2022 aan eiseres een jaar huishoudelijke hulp toegekend. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt. Op 23 december 2022 heeft eiseres het college in gebreke gesteld. Op 30 december 2022 is volgens het college een beslissing op bezwaar genomen.
3. Deze procedure gaat over de hiernavolgende besluitvorming. Op 1 februari 2023 heeft het college op de ingebrekestelling beslist. Volgens het college heeft het college binnen de wettelijke termijn na ontvangst van de ingebrekestelling een beslissing op bezwaar genomen en is het college geen dwangsom verschuldigd. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt, omdat zij vond dat de uiteindelijke beslissing pas later was genomen. Met het bestreden besluit van 31 maart 2023 heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
4. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft het beroep op 14 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van het college deelgenomen. Eiseres heeft zich voorafgaand aan de zitting afgemeld.

Beoordeling door de rechtbank

6. Eiseres voert aan dat het college een dwangsom heeft verbeurd. Het college heeft namelijk niet op 30 december 2022 beslist op haar bezwaar, maar pas op 2 februari 2023. In de beslissing van 30 december 2022 wordt aangegeven dat het bezwaar gegrond is en dat er nog een besluit volgt. Hierdoor is sprake van getrapte besluitvorming. Het nog te nemen besluit is op 2 februari 2023 genomen. Pas op dat moment is dus sprake van een volledige heroverweging zoals bedoeld in op grond van artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7. Het college stelt zich op het standpunt dat met de beslissing op bezwaar van 30 december 2022 de bezwaarprocedure volledig is afgerond. Het besluit van 2 februari 2023 is een indicatiebesluit, dat alleen iets zegt over de feitelijke uitvoering.
8. Uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat voor de vraag of sprake is geweest van gefaseerde of getrapte besluitvorming bepalend is wanneer op de wezenlijke onderdelen van het bezwaarschrift is beslist. [1]
9. De rechtbank stelt vast dat eiseres in haar bezwaarschrift heeft aangevoerd dat het college haar niet op een wachtlijst mag plaatsen, dat de omvang van de hulp van het huishouden ten onrechte niet is vastgesteld, dat de ingangsdatum overeen moet komen met de datum dat daadwerkelijk zorg wordt ontvangen, dat eiseres pas een eigen bijdrage zou moeten betalen als zij zorg ontvangt en dat een zorgaanbieder ten onrechte om haar medisch dossier vroeg.
10. In de beslissing op bezwaar van 30 december 2022 is medegedeeld dat eiseres 2,5 uur per week huishoudelijke hulp toegekend krijgt. Verder is in die beslissing vermeld dat eiseres intussen huishoudelijke hulp krijgt en dat haar bezwaargronden over de plaatsing op de wachtlijst daarom niet meer aan de orde zijn. Ook wordt de ingangsdatum gelijkgesteld aan de datum dat eiseres voor het eerst zorg ontving en hoeft eiseres ook pas vanaf die dag een eigen bijdrage te betalen. De bezwaargronden daarover komen dan ook te vervallen. De rechtbank stelt verder vast dat in de beslissing op bezwaar tevens staat dat eiseres van de afdeling Services & Data een nieuwe beschikking zal ontvangen naar aanleiding van deze beslissing op bezwaar.
11. De rechtbank is het met eiseres eens dat met laatstgenoemde opmerking de suggestie wordt gewekt dat de besluitvorming nog niet afgerond is. Dit is echter niet het geval. In de beslissing op bezwaar wordt namelijk ingegaan op de wezenlijke onderdelen van het bezwaarschrift, namelijk de toekenning van huishoudelijke hulp, de omvang daarvan, de ingangsdatum, het betalen van eigen bijdrage en het (niet) plaatsen op een wachtlijst. In de nadere beslissing van 2 februari 2023 staat geen extra informatie over een onderdeel waar niet eerder bij de beslissing op bezwaar is beslist. Dat in de beslissing van 2 februari 2023 de periode van de toegekende huishoudelijke hulp nader is gespecificeerd en gewijzigd (van 2 februari 2023 tot en met 2 februari 2024), maakt dat niet anders. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat de bezwaarprocedure in dit geval met de beslissing op bezwaar van 30 december 2022 is afgerond.
12. Deze beslissing op bezwaar is binnen twee weken na de ingebrekestelling van eiseres genomen. Dit betekent dat het college geen dwangsom heeft verbeurd.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

BeslissingDe rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. Belcheva, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Pijpers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 april 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 2 april 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1234 en 10 januari 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:28.