ECLI:NL:RBAMS:2024:1995
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een verzoek om dwangsom in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 11 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om een dwangsom beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, dat haar op 16 juni 2022 een jaar huishoudelijke hulp had toegekend. Eiseres stelde dat het college niet tijdig had beslist op haar bezwaar en dat er daarom een dwangsom verbeurd was. Het college had op 30 december 2022 een beslissing op bezwaar genomen, maar eiseres was van mening dat deze beslissing niet volledig was en dat er pas op 2 februari 2023 een definitieve beslissing was genomen.
De rechtbank oordeelt dat het college met de beslissing op bezwaar van 30 december 2022 op alle wezenlijke onderdelen van het bezwaarschrift heeft beslist. De rechtbank stelt vast dat de beslissing op 30 december 2022 de bezwaarprocedure volledig heeft afgerond, ondanks de suggestie in de latere beslissing van 2 februari 2023 dat er nog een besluit zou volgen. De rechtbank concludeert dat het college geen dwangsom heeft verbeurd, omdat de beslissing op bezwaar tijdig is genomen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. Deze uitspraak is gedaan door rechter A.D. Belcheva, in aanwezigheid van griffier M.L. Pijpers, en is openbaar uitgesproken op 11 april 2024.