2.3.Het UWV heeft het verzoek afgewezen. Het UWV heeft het bezwaar van eiser hiertegen ongegrond verklaard zonder een hoorzitting te houden omdat uit de bezwaren al bleek dat de bezwaren van eiser ongegrond waren (‘kennelijk ongegrond’). Eiser had op grond van de WAO bij een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100% recht op een uitkering van 70% van het laatst verdiende loon. Die heeft hij (weer) vanaf 2003 gekregen. Eiser verzoekt ook schade over de periode van 1991 tot en met 2002. Eiser heeft geen stukken meegestuurd waaruit blijkt dat sprake is van onrechtmatig handelen van het UWV. In het dossier heeft het UWV daarvoor ook geen gronden gevonden. Het UWV heeft toegelicht dat schade pas kan worden vergoed als zij onrechtmatig heeft gehandeld tegenover eiser, dat handelen aan het UWV kan worden toegerekend en verder aan alle andere voorwaarden voor het recht op schadevergoeding is voldaan. Er is al geen onrechtmatig handelen. Als er al een onrechtmatige daad zou zijn van het UWV, dan vindt het UWV dat de rechtsvordering tot vergoeding van de schade is verjaard, omdat het langer dan vijf jaar is geleden dat eiser met de schade bekend is geworden.Beoordeling door de rechtbank
3. Eiser heeft gezegd dat het rapport van de door de rechtbank aangewezen deskundige [naam] van 30 oktober 1992 vervalst is. De deskundige heeft hem niet op het spreekuur gezien en eiser wordt in het rapport voor leugenaar uitgemaakt. Dat rapport heeft hij pas in 2004 van zijn advocaat gekregen. Pas toen zag hij de valsheid ervan. Omdat op basis van dat rapport het beroep gegrond verklaard is in de zaak over de arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%, kan het volgens eiser niet anders dan dat ook het besluit over 55 tot 65% onrechtmatig is.
4. Het UWV stelt zich op het standpunt dat niet meer is na te gaan of het beroep over 15 tot 25% arbeidsongeschiktheid gegrond is gegaan omdat het rapport van [naam] onrechtmatig was. Ook kan niet worden nagegaan of eiser altijd 80 tot 100% arbeidsongeschikt was. Het is mogelijk dat iemand met het verstrijken van de tijd minder en dan weer meer arbeidsongeschikt is. Het is dus goed mogelijk dat eiser tijdelijk 55 tot 65% arbeidsongeschikt is geweest. Bovendien had de advocaat destijds een verzoek om herziening kunnen doen. Dat heeft hij niet gedaan.
5. De rechtbank is bij zijn oordeel gebonden aan de wet en aan de uitspraken van de hoogste beroepsrechters, zoals de Centrale Raad van Beroep.
6. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 17 mei 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:948) over verjaring van schadevergoeding als volgt geoordeeld.Het is vaste rechtspraak (zie onder meer de uitspraak van de Raad van 28 februari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ2675) dat financiële aanspraken tegenover de overheid op grond van de rechtszekerheid na een termijn van vijf jaar niet meer in rechte afdwingbaar zijn. Bij aanspraken die gebaseerd zijn op een aansprakelijkheidstelling voor geleden schade vangt deze verjaringstermijn aan bij het moment waarop de betrokkene met betrekking tot zijn schade in actie had kunnen komen. Stuiting betekent dat een lopende termijn is afgebroken en een nieuwe termijn van vijf jaar begint. Het is aan de betrokkene om aan te tonen dat de verjaring tijdig is gestuit en ook dat, als sprake is van een nieuwe verjaringstermijn die is gaan lopen door stuiting, die nieuwe termijn tijdig is gestuit. 7. Het besluit over 55 tot 65% arbeidsongeschiktheid is tot met de hoogste beroepsrechter rechtmatig bevonden, mede gebaseerd op het rapport van [naam] . Eiser stelt nu dat door de uitspraak over de 15 tot 25% zaak volgens hem is gebleken dat het 55 tot 65% besluit ook onrechtmatig was. Stel dat eiser gelijk zou hebben gehad en dat dit besluit toch onrechtmatig zou zijn geweest, dan had eiser dat
toenmoeten voorleggen aan het UWV. Eiser had toen vijf jaar de tijd om een schadeverzoek in te dienen. Dat heeft hij of zijn advocaat niet gedaan. Dat heeft hij ook niet gedaan binnen vijf jaar nadat hij bekend was geworden met het rapport van [naam] . Eiser heeft pas op 7 juli 2022 een verzoek om schadevergoeding bij het UWV gedaan. De vordering is dus verjaard. Dat betekent dat als eiser al gelijk zou hebben gehad het UWV de schadevergoeding nu niet meer hoeft te betalen. Dat geldt ook voor de vordering over 2002 tot en met 2004. Die vordering is ook verjaard.
8. Eiser vindt dat UWV hem dat had moeten zeggen dat hij mogelijk schadevergoeding kon vorderen. Eiser stelt dat hij angstig was voor het UWV. De rechtbank begrijpt dat eiser hiermee bedoelt dat het UWV in redelijkheid geen beroep op verjaring kan doen. De rechtbank volgt dit niet. Het tijdsverloop tussen 2004 en het verzoek om schadevergoeding in 2022 is erg lang. Bovendien had hij sinds 2018 niets meer met het UWV te maken en werd hij in 2004 bijgestaan door een advocaat. Door het tijdsverloop is ook niet meer goed vast te stellen wat er is gebeurd. Het UWV heeft gezegd dat alle stukken vernietigd zijn.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hij krijgt geen schadevergoeding van het UWV. Eiser heeft verzocht om vergoeding van zijn reiskosten (proceskostenvergoeding). Als je een procedure niet wint, heb je ook geen recht op proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht. Eiser krijgt die vergoeding daarom niet.