ECLI:NL:RBAMS:2024:1911

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
13/255375-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging doodslag en andere geweldsmisdrijven

Op 3 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 41-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere geweldsmisdrijven, waaronder poging doodslag op zijn partner. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 1 oktober 2023 in Amstelveen zijn partner meermaals met een keukenmes in de nek en rug heeft gestoken. Dit was niet de eerste keer dat hij geweld tegen haar gebruikte; eerder had hij haar ook bedreigd met een pistool en had hij haar verminkt met een mes. De rechtbank stelde vast dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien zijn laagbegaafde intelligentie en antisociale persoonlijkheidsstoornis. Hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar en terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. Daarnaast werd hem de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen voor 12 maanden. De rechtbank kende ook schadevergoeding toe aan de benadeelde partijen, waaronder het slachtoffer en haar kinderen, voor de geleden schade door het geweld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/255375-23
Parketnummer vordering tul: 16/331273-22
Datum uitspraak: 3 april 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
wonende op het adres [woonadres] ,
thans gedetineerd te: [verblijfplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. C.F. van Drumpt, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de raadsman mr. R.A. Korver, advocaat te Amsterdam, naar voren heeft gebracht namens (de wettelijk vertegenwoordiger van) de benadeelde partijen [slachtoffer] , [getuige 2] , [benadeelde 1] , [getuige 1] en [benadeelde 2] .

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is kort gezegd – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting –ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
primair poging moord, impliciet subsidiair poging doodslag op [slachtoffer] op 1 oktober 2023 te Amstelveen door haar meermaals met een (keuken)mes in de nek en rug te steken;
het in vereniging witwassen van een contant geldbedrag van in totaal € 97.940,- en/of luxe horloge(s), althans een of meer voorwerpen, op of omstreeks 1 oktober 2023 in Nederland;
het voorhanden hebben van een pistool op 1 oktober 2023 te Amsterdam;
primair zware mishandeling, subsidiair mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg van [slachtoffer] op 15 juli 2023 te Amstelveen, door haar een kapot bierflesje in het gezicht te duwen;
zware mishandeling op 27 juli 2023 te Amstelveen door het toebrengen van een grote hoeveelheid snijwonden op het lichaam van [slachtoffer] door haar urenlang met een mes in de armen en benen en billen en rug te steken;
primair poging doodslag op, subsidiair zware mishandeling van [slachtoffer] op 5 augustus 2023 te Amstelveen, door haar keel/nek vast te pakken en/of haar te wurgen en/of haar keel/nek dicht te knijpen;
bedreiging met een vuurwapen op 29 september 2023 te Amstelveen door een vuurwapen in de mond van [slachtoffer] te houden en/of op de nek van [slachtoffer] te richten;
het onder invloed van alcohol en verdovende middelen besturen van een personenauto op 1 oktober 2023 te Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de dagvaarding partieel nietig te verklaren met betrekking tot het onderdeel “
en/of luxe horloges, althans een of meer voorwerpen” in het onder 2 ten laste gelegde. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat onduidelijk is welke specifieke goederen worden aangeduid en waartegen verdachte zich moet verdedigen.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft primair het standpunt ingenomen dat het verweer van de raadsman met betrekking tot de partiële nietigheid van de dagvaarding, tardief gevoerd is. Subsidiair heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen dat het verweer van de raadsman op dit punt moet worden afgewezen, omdat de tenlastelegging wel voldoet aan het kenbaarheidsvereiste.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt allereerst vast dat het beroep van de raadsman op de partiële nietigheid van de dagvaarding tardief gevoerd is. De verdediging had dit verweer preliminair moeten voeren en niet pas tijdens het pleidooi.
Zelfs indien het verweer van de raadsman op dit punt niet tardief gevoerd was, neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Artikel 261 Wetboek van Strafvordering (Sv) eist een voldoende afgebakende en geconcretiseerde omschrijving van het aan verdachte verweten feit. Een tenlastelegging die hieraan niet voldoet is ondeugdelijk. Een omschrijving van het verweten feit is onvoldoende afgebakend en geconcretiseerd als voor verdachte niet (voldoende) duidelijk is waartegen hij zich dient te verweren. Een onduidelijke tenlastelegging leidt tot (partiële) nietigverklaring van de dagvaarding.
Het moet voor verdachte in de onderhavige zaak duidelijk geweest zijn met betrekking tot welk luxe horloge hij verdacht werd van witwassen, nu hij specifiek bevraagd is door de politie over dit luxe horloge, waarvan de bon van aankoop aan verdachte is voorgehouden tijdens zijn verhoor en waarover verdachte heeft verklaard dat hij dit specifieke horloge in bezit heeft gekregen met de inruil van goud. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voldaan is aan artikel 261 Sv met betrekking tot het onderdeel “luxe horloge(s) en/of andere goederen” in het onder 2 ten laste gelegde. Dit maakt dat het beroep van de raadsman op partiële nietigheid van de dagvaarding ook op grond van het voorgaande, zou zijn afgewezen.
Aldus is de dagvaarding geldig, is deze rechtbank bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en is de officier van justitie ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van alle (primair) ten laste gelegde feiten.
Meer specifiek heeft de officier van justitie ten aanzien van feit 1 het standpunt ingenomen dat bewezen kan worden dat verdachte met voorbedachte raad heeft gepoogd [slachtoffer] van het leven te beroven. Dit kan worden afgeleid uit het gedrag van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde, zoals uiteengezet in de verklaringen van [slachtoffer] en getuige [getuige 1] .
Met betrekking tot feit 2 heeft de officier van justitie gerekwireerd dat, gelet op de vele aanwijzingen dat verdachte zijn geld verdient in de criminaliteit, het ontbreken van enige andere aannemelijke verklaring over de herkomst van de ruim € 97.000,- aan contanten en het goud dat verdachte omzette in een dames Rolex en cash geld, er geen andere conclusie mogelijk is dan dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig is. Ook ten aanzien van het met goud aangeschafte damesmodel Rolex dient geconcludeerd te worden dat het niet anders kan dat dat dit goed uit misdrijf afkomstig is.
Voor zover onder feit 4 niet bewezen kan worden dat verdachte puur opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] , heeft de officier van justitie het standpunt ingenomen dat bij verdachte desalniettemin sprake was van voorwaardelijk opzet.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van feit 1 het verweer gevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte gepoogd heeft [slachtoffer] met voorbedachte raad van het leven te beroven. Ook heeft de verdediging aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte besefte dat het steken met een mes in de nekstreek van het slachtoffer een aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer tot gevolg zou hebben, omdat verdachte onder invloed was van amfetamine en methamfetamine.
Met betrekking tot feit 2 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor zover dit ziet op het ten laste gelegde witwassen van een contant geldbedrag tot € 75.000,-. Ten aanzien van het hogere geldbedrag en de overige bestanddelen van het ten laste gelegde witwassen heeft de raadsman bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken bij gebrek aan bewijs.
Wat betreft het ten laste gelegde onder feit 4 heeft de verdediging het standpunt ingenomen dat niet bewezen kan worden dat verdachte aan het slachtoffer opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder feit 5 is aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken voor zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Zelfs indien komt vast te staan dat verdachte [slachtoffer] heeft gestoken, dan gaat dit om enkele keren, en heeft verdachte niet de 60 snijwonden aangebracht zoals in de tenlastelegging staat opgenomen. Het forensisch rapport vermeldt dat er littekens zijn die zeer typerend zijn voor automutilatie. Daarnaast kunnen de toegebrachte snijwonden niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
De verdediging heeft zich met betrekking tot het onder feit 6 primair ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat verdachte geen voorwaardelijk opzet had op het doden van [slachtoffer] , omdat de aanmerkelijke kans op de dood niet kan worden vastgesteld.
Ten aanzien van de feiten 3, 7 en 8 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
4.3.1.1 Ten aanzien van feit 1
112-melding
In de nacht van 30 september op 1 oktober 2023 komt er rond 1:45 uur bij de hulpdiensten een 112-melding binnen van een steekpartij aan de [adres 1] . Meldster, de 11-jarige [getuige 1] , vertelt telefonisch aan de medewerkster van de alarmcentrale dat haar moeder wordt aangevallen door haar vader en dat er overal bloed is. Haar vader heet [verdachte] (de rechtbank begrijp: [verdachte] ) [verdachte] . Tijdens dit telefoongesprek verklaart een vrouwenstem op de achtergrond dat zij met een keukenmes in haar nek is gestoken. [2]
Bevindingen politie ter plaatse
Wanneer de hulpdiensten ter plaatse komen treffen zij het slachtoffer [slachtoffer] aan bij de buren. [3] De haren, het gezicht en de kleding van het slachtoffer zitten volledig onder het bloed. [4] Het slachtoffer heeft minstens vier steekwonden in haar nek, welke zij dichtdrukt. De verbalisanten vermoeden dat de grootste wond ongeveer 3,5 centimeter is. Het slachtoffer wordt met spoed afgevoerd naar het ziekenhuis. [5]
Verbalisanten spreken ter plaatse met getuige [getuige 1] die verklaart dat zij bovenaan de trap zat en hoorde dat haar vader en moeder ruzie hadden. Haar vader ging steeds harder schreeuwen en zei: “Ik ga je vermoorden. Het is dat mijn neefjes nu hier logeren maar als zij morgen opgehaald zijn vermoord ik je.” De getuige verklaart dat zij iets hoorde vallen, en toen naar beneden is gegaan. Zij zag haar moeder op de grond in de woonkamer liggen, terwijl zij werd aangevallen door haar vader. De getuige verklaart: “Ik zag dat papa vuistslagen in haar buik gaf. Ik zag dat hij een mes in zijn handen had. Hij trok aan haar haren. Toen zag ik dat hij mama in haar nek stak met het mes.” [6]
Aanhouding verdachte
De verdachte heeft de woning aan de [adres 1] verlaten terwijl getuige [getuige 1] de hulpdiensten alarmeerde. [7] Verbalisanten krijgen om ongeveer 1:50 uur een melding binnen dat de verdachte van de steekpartij was weggereden in een grijze Volkswagen Arteon voorzien van het kenteken [kenteken] . [8] De verdachte wordt na een achtervolging, waarbij ook waarschuwingsschoten door de politie zijn gelost, op de A7 richting Purmerend in Zuidoostbeemster aangehouden. [9] De verdachte blijkt te zijn genaamd: [verdachte] . [10]
Verklaring aangeefster [slachtoffer]
Aangeefster verklaart in haar aangifte over het steekincident op 1 oktober 2023 dat zij een discussie met verdachte kreeg. Verdachte pakte haar vast, duwde haar tegen de muur en begon haar tegen de bank te slaan. Ook sloeg verdachte haar meermaals op haar knieën. Terwijl aangeefster nog op de grond zat, liep verdachte naar de keuken alwaar hij een mes pakte. Hij liep op aangeefster af en begon in haar nek te steken. Aangeefster zei op dat moment tegen verdachte: “ [verdachte] , ik bloed. Ik ga dood. Je maakt me dood. Je maakt me dood” en “ [verdachte] , ik bloed. Ik ga dood. Je maakt me nu echt dood. Je maakt me echt, echt, echt, echt dood.” Ondertussen viel het mes dat verdachte gebruikte om te steken op de grond. Getuige [getuige 1] probeerde op dat moment volgens aangeefster tussenbeide te komen. Aangeefster verklaart dat verdachte vervolgens met een nieuw mes in haar rug ging steken. Verdachte ging volgens aangeefster naar buiten toen de andere kinderen naar beneden kwamen. [11]
Forensisch onderzoek [adres 1]
De politie heeft nog dezelfde nacht forensisch onderzoek verricht. [12] In de woning werd op de grond een badjas aangetroffen met daaronder een bebloed lemmet van een mes. De badjas was ter hoogte van de schouder/nek doordrenkt met bloed. Ook werd bij de badjas een vleesmes met een totale lengte van 30 centimeter waargenomen. [13] Het mes was geheel bebloed. Ook werd het heft van een mes aangetroffen op het aanrecht in de keuken. Dit heft paste bij het eerdergenoemde lemmet. In de woning werden daarnaast meerdere bloedpolen en bloedspatten waargenomen. De afmeting vanaf de vloer naar één van de in de woning waargenomen bloedspatten betrof 1 meter en 30 centimeter. [14]
Forensisch rapport letsel slachtoffer
Op 3 oktober 2023 is er letselonderzoek verricht bij het slachtoffer. In het naar aanleiding daarvan opgemaakte forensisch rapport staat onder meer dat er ongeveer in het midden van de rugzijde één snijverwonding wordt waargenomen. [15] In de hals van het slachtoffer worden verschillende hechtpleisters waargenomen. Hechtpleisters worden gebruikt ter behandeling van verwondingen waarbij meerdere huidlagen doorbroken zijn. Daarom wordt aangenomen dat het onderliggende letsel zal hebben bestaan uit huidbeschadigingen waarbij meerdere huidlagen doorbroken waren, zoals bij snij- dan wel steekverwondingen. [16]
Verklaring verdachte
Tijdens zijn verhoor bij de politie heeft de verdachte verklaard dat hij weet dat hij een mes vast had, wat hij in de keuken gepakt had. Hij kan zich niet herinneren dat hij het slachtoffer heeft gestoken. Hij verklaart dat het niet anders kan zijn dan dat hij degene is die haar gestoken heeft. [17] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het bizar is wat zijn gedrag heeft aangericht. Hij had een waas voor zijn ogen en realiseerde zich niet waar hij mee bezig was.
4.3.1.2 Ten aanzien van feit 2
Aantreffen contant geldbedrag van in totaal € 97.940,- en een Rolex dameshorloge
Tijdens de aanhouding van verdachte worden in de auto op de achterbank meerdere gebundelde pakketten van € 50,00 aangetroffen. [18] Ook wordt in het dashboardkastje van de auto onder meer een factuur daterend van 30 september 2023 van een damesmodel Rolexhorloge aangetroffen, onder vermelding van de naam [slachtoffer] en het adres [adres 1] . De factuur vermeldt verder dat het damesmodel Rolexhorloge een waarde heeft van € 10.750,- , en is ingeruild voor oude gouden sieraden bij Kleen Edelmetalen gevestigd in Katwijk aan Zee. [19]
In de woning aan de [adres 1] wordt tijdens de doorzoeking in de slaapkamer in een plastic tas onder het bed een contant geldbedrag van in totaal € 22.940,- aangetroffen en in beslag genomen en er wordt een Rolex damesmodel horloge in beslag genomen. [20]
Verklaringen [naam 1] en verdachte
[naam 1] , een kennis van verdachte, heeft bij de politie verklaard dat verdachte op 30 september 2023 voor hem gouden sieraden bij een juwelier heeft ingeruild voor het dames Rolexhorloge. [naam 1] had deze sieraden in de jaren ervoor bij verschillende ontruimingen aangetroffen tijdens zijn werkzaamheden voor een dienstverleningsbedrijf, dat werkte in opdracht van woningcorporaties. [21] Verdachte kende volgens [naam 1] een juwelier waar hij een goed geldbedrag voor de sieraden zou kunnen krijgen. In de winkel konden de sieraden naar iets worden omgeruild wat meer waard was. [22]
Verdachte heeft ten aanzien van de in de auto cash aangetroffen € 75.000, - verklaard dat hij dit geld in bewaring had voor iemand. Hij wil niet zeggen voor wie. Wat betreft het in de woning aangetroffen geldbedrag ad € 22.940, - heeft verdachte verklaard dat dit spaargeld betrof. [23] Verdachte heeft over het Rolexhorloge verklaard dat hij dat aan zijn partner [slachtoffer] cadeau heeft gedaan. [slachtoffer] heeft bevestigd dat zij het horloge cadeau gekregen heeft van verdachte. [24] Het (resterende) geldbedrag wat hij voor het ingeruilde goud kreeg, zou hij aan [naam 1] geven. [25]
Analyse iCOV Rapportage Vermogen en Inkomsten verdachte
De politie heeft onderzoek ingesteld naar de bankrekening en spaarrekening van verdachte. Blijkens de analyse beschikte verdachte in de periode 31 december 2018 tot en met 31 december 2022 over weinig (legaal) vermogen, ontving hij toeslagen en bedroeg zijn uitkering tussen de € 10.039,- en € 13.895,- per jaar. [26]
4.3.1.3 Ten aanzien van de feiten 3 en 8
Verdachte wordt aangehouden in een Volkswagen Aerton op de A7 richting Purmerend in Zuidoostbeemster. [27] Verbalisanten nemen na de aanhouding van verdachte waar dat er in de auto op de grond aan de bijrijderszijde een vuurwapen besmeurd met bloed ligt. [28] Dit wapen wordt later geclassificeerd als een pistool, van het merk Walther, model P99, zijnde een vuurwapen in de zin van categorie III, onder 1 van de Wet Wapens en munitie. [29] Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij ten tijde van zijn aanhouding een vuurwapen bij zich had. [30] Tevens nemen de verbalisanten tijdens de aanhouding van verdachte waar dat hij onvast ter been is, ‘strak’ staat en vergrote pupillen heeft. [31] Verdachte wordt bevolen mee te werken aan een onderzoek uitgeademde lucht. Het resultaat van dit onderzoek geeft als alcoholindicatie “A” af. Ook wordt verdachte bevolen mee te werken aan een onderzoek van speeksel, wat als resultaat amfetamine en methamfetamine aangeeft. [32] Blijkens forensisch onderzoek bevatte het bloed van verdachte 781 microgram groep amfetamine-achtigen per liter bloed en 0,60 milligram alcohol per milliliter bloed. De toegestane grenswaarde voor een gecombineerd gebruik van amfetamines en alcohol ligt op 25 microgram per liter bloed respectievelijk 0,20 milligram per milliliter bloed. [33]
4.3.1.4 Ten aanzien van feit 4
Verklaring aangeefster
In haar aangifte bij de politie heeft aangeefster verklaard dat toen verdachte op 15 juli 2023 vrijkwam uit de gevangenis, hij haar beschuldigde van vreemdgaan. Verdachte en aangeefster kregen daarop ruzie op een feestje. Uiteindelijk zijn ze naar huis gegaan. Zij wilden de kinderen in huis niet wakker maken en zijn daarom in de auto gaan zitten waarmee ze naar het [adres 2] reden en daar de auto parkeerden. In de auto lag een kapot bierflesje in het middenconsole. Aangeefster probeerde verdachte ervan te overtuigen dat ze blij was dat hij terug was. Aangeefster verklaart dat verdachte haar toen vastpakte bij haar haren en haar gezicht drie keer trok in de richting van het kapotte bierflesje. Aangeefster verklaart dat het bloed uit haar gezicht spoot. [34] De verwonding op het gezicht is waar te nemen op een selfie van aangeefster gemaakt op 16 juli 2023 en is te zien op de rechterkant van haar gezicht, vanaf ongeveer haar neus tot aan haar oor. [35]
Verklaring verdachte
Verdachte verklaarde ter terechtzitting dat hij het afgebroken flesje bier in het middenconsole van de auto had gezet. Vervolgens kregen hij en aangeefster in de auto een discussie over ontrouw, waarbij ze elkaar heen en weer aan het trekken waren. Verdachte verklaarde dat toen hij aangeefster naar zich toetrok, haar gezicht werd opengehaald door het bierflesje wat zich in de middenconsole bevond. [36] Tijdens het verhoor bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij het bierflesje een half uur voor de discussie had gekregen en hij twee of drie keer aan de haren van het slachtoffer heeft getrokken. [37] Verdachte heeft verklaard niet met opzet te hebben gehandeld.
4.3.1.5 Ten aanzien van feit 5
Verklaring aangeefster
Met betrekking tot het incident dat zich heeft voorgedaan op 27 juli 2023 heeft aangeefster verklaard dat zij en verdachte thuis MDMA hadden gebruikt. Op een gegeven moment pakte verdachte een mes en sneed hij hiermee in de benen, armen, en het hele lichaam van aangeefster. Het steken duurde van 12 uur in de nacht tot 9 uur in de ochtend. Op een gegeven moment hield het op en bracht verdachte aangeefster naar boven, naar bed. Aangeefster verklaart dat zij helemaal openlag met allemaal snijwonden in haar benen en armen. Verdachte had met het mes ook in de kuitspier van aangeefster gestoken. [38]
Verklaringen getuige [getuige 1] en [getuige 2]
De 11-jarige dochter van verdachte en aangeefster verklaart over dit incident dat zij de dag na haar elfde verjaardag op 27 juli 2023, naar haar moeders kamer ging. Verdachte en aangeefster waren op dat moment beiden aan het slapen in de kamer. De dochter verklaart dat haar moeder heel veel sneeën had, allemaal achter elkaar: “Hier, hier, hier, hier sneeën zo. Op haar rug was een hele grote snee. Het was alsof een kat op haar rug had gekrabd. [39]
De vijftienjarige (stief)zoon van verdachte en aangeefster, [getuige 2] , heeft over de datum waarop dit incident zich heeft afgespeeld, verklaard dat verdachte zijn moeder ging bedreigen met de dood en dat er “de hele avond wel al iets was”. [40] Toen hij zijn moeder de volgende dag zag, nam hij waar dat zij allemaal sneetjes in haar been had en dat zij moeilijk liep, alsof zij pijn aan haar been had. [41]
Letsel slachtoffer
In het rapport forensisch onderzoek dat is opgemaakt naar aanleiding van het letsel wat geconstateerd is bij het slachtoffer tijdens het onderzoek op 3 oktober 2023, staat als antwoord op de vraag “Zijn er littekens van eerdere snijwonden op plekken waarvan het fysiek ónmogelijk is dat het slachtoffer die zelf toegebracht heeft?” opgenomen dat het letsel wat eerder is ontstaan, ontstaan kan zijn door een scherp voorwerp tegen de huid te plaatsen. Voor het letsel aan de achterkant van het lichaam, met name de rug, billen en achterkant van de benen, vermeldt het rapport dat het erg lastig is om dit letsel zelf met een scherp voorwerp aan te brengen. [42]
Op zitting heeft de raadsman van het slachtoffer aangegeven dat het slachtoffer op dit moment laserbehandelingen krijgt om de littekens te verminderen. Aan het slachtoffer is door medewerkers van de laserbehandelingen aangegeven dat het goed denkbaar is dat zij altijd littekens over zal houden. [43]
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting over dit incident verklaard dat hij en aangeefster die dag een discussie hadden over ontrouw. Hij denkt aangeefster 8 tot 10 keer geprikt te hebben met een mes. Tijdens zijn verhoor bij de politie verklaart verdachte dat hij op de ten laste gelegde datum een mes heeft gepakt en in het been van aangeefster heeft gestoken. [44]
4.3.1.6 Ten aanzien van feit 6
Bevindingen politie
Op 5 augustus 2023 krijgt de politie omstreeks 23:15 uur een melding van mishandeling aan de [adres 1] (de rechtbank begrijpt: [adres 1] . De melder geeft aan dat er een vrouw op blote voeten zijn voertuig was ingestapt. De melder gaf aan dat de vrouw mishandeld is door haar partner en die zou er vandoor zijn gegaan in een voertuig. Ter plaatste aangekomen verklaart het slachtoffer [slachtoffer] dat zij alleen nog weet dat zij is geslagen door verdachte en daarbij bewusteloos is geraakt. Zij kan zich niet zo goed herinneren wat er daarna is gebeurd en weet niet hoelang zij buiten bewustzijn is geweest.
Ter plaatse verklaart de elfjarige dochter van verdachte en het slachtoffer, [getuige 1] , aan de politie dat zij hoorde dat haar vader en moeder ruzie hadden. Zij is naar beneden gerend en heeft gezegd dat zij hiermee moesten stoppen. Zij zag dat haar vader haar moeder bij haar keel greep. Ook zag zij dat haar moeder bewusteloos was. De verbalisanten namen meerdere bloeduitstortingen in de nek van het slachtoffer waar, zowel aan de linker- als aan de rechterzijde. Dit betroffen ongeveer vijf plekken, waarvan foto’s aan het dossier zijn toegevoegd. [45] Het slachtoffer bevestigt later in haar aangifte bij de politie over dit feit hetgeen zij op 5 augustus 2023 aan de verbalisanten heeft verklaard. [46]
Verklaring getuige [getuige 1]
In het studioverhoor dat op 17 oktober 2023 bij de dochter van verdachte en slachtoffer is afgenomen, verklaart getuige [getuige 1] meer in detail over dit feit. Zij hoorde dat haar vader haar moeder ging aanvallen. De getuige stormde toen naar beneden. De getuige verklaart: “Nou eerst was ze niet echt bewusteloos. Ze was aan het schreeuwen en toen was ze voor een klein tijdje maar iets van een paar seconden bewusteloos.” [47]
4.3.1.7 Ten aanzien van feit 7
Verklaring van aangeefster
Aangeefster verklaart bij de politie dat verdachte haar op 29 september 2023 bedreigd heeft met een vuurwapen. Verdachte was boos op aangeefster en beschuldigde haar opnieuw van overspel. Verdachte en aangeefster zijn toen de auto ingestapt en naar een hoekje nabij de woning gereden. Verdachte had op dat moment een pistool bij zich. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte het pistool pakte en richtte op haar nek, waarop aangeefster tegen verdachte zei: “Zet het in mijn mond en knal, maar zorg dat mijn gezicht intact blijft.” Aangeefster heeft verklaard dat verdachte het pistool hierna zeker tien seconden in haar mond heeft gehouden. [48]
WhatsApp-gesprek verdachte en aangeefster
De telefoon van verdachte is uitgelezen. Blijkens de uitgelezen WhatsApp-gesprekken stuurt een contactpersoon genaamd ‘ [slachtoffer] ’ (de rechtbank begrijpt: aangeefster) op 29 september 2023 om 22:58 uur naar de telefoon van verdachte: “Pistool op me nek en vervolgens in me keel.” [49]
Verklaring verdachte en gesprek [naam 1]
Verdachte heeft over dit feit ter terechtzitting verklaard dat hij op deze dag een heftige discussie had met aangeefster. Het pistool heeft hij in haar nek gezet. Hij kan zich niet herinneren dat hij het pistool in haar mond heeft gedaan. [50]
4.3.2
Beoordeling door de rechtbank
4.3.2.1 Overwegingen ten aanzien van feit 1
Vrijspraak ten aanzien van feit 1 primair
De rechtbank kan niet met de wettelijke vereiste mate van zekerheid uit het dossier afleiden dat verdachte een vooropgezet plan had om het slachtoffer van het leven te beroven. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de onder 1 impliciet primair ten laste gelegde poging moord. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Geen voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. De vaststelling dat verdachte voldoende tijd had zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachten rade is gehandeld, maar aan contra-indicaties kan een zwaarder gewicht worden toegekend. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in een plotselinge hevige drift hebben plaatsgevonden, dat sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit is ontstaan.
Op basis van de bewijsmiddelen is niet vast te stellen wanneer verdachte het besluit heeft genomen om het slachtoffer te steken en dat hij daarbij de tijd en gelegenheid heeft gehad om de gevolgen van dat steken te overdenken. Volgens de officier van justitie kan uit het feit dat verdachte na het toebrengen van de eerste steekverwondingen een nieuw mes heeft gepakt waarmee hij het slachtoffer opnieuw is gaan steken, de voorbedachte raad worden afgeleid. De rechtbank volgt dit niet. De tijdspanne tussen het moment dat het eerste mes waarmee verdachte op het slachtoffer instak in de woonkamer, brak, en het moment dat verdachte een keukenmes pakte in de keuken kan op basis van het dossier niet als zodanig lang worden aangemerkt, dat op grond daarvan kan worden vastgesteld dat verdachte de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn daad en zich daarvan rekenschap te geven. Uit de door verdachte geroepen zin: “Ik ga je vermoorden. Het is dat mijn neefjes nu hier logeren maar als zij morgen opgehaald zijn vermoord ik je” kan de voorbedachte raad ook niet zonder meer worden afgeleid. De woordkeuze van verdachte kan immers ook zien op zijn gemoedstoestand op dat moment en daaruit kan nog niet het vooropgezette plan worden afgeleid om het slachtoffer te doden. Evenmin kan de rechtbank op grond van de eerdere ten laste gelegde gewelddadige incidenten tussen verdachte en het slachtoffer vaststellen dat verdachte in de nacht van 1 oktober 2023 met een vooropgezet plan voornemens was het slachtoffer van het leven te beroven.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de bewijsmiddelen en/of overige door de officier van justitie genoemde omstandigheden een bewezenverklaring van voorbedachte raad dan ook niet dragen. Daaruit blijkt immers niet dat verdachte heeft gehandeld ter uitvoering van een tevoren genomen besluit. Bovendien zijn er aanwijzingen in het dossier dat verdachte heeft gehandeld in een hevige gemoedsbeweging. Zo heeft verdachte verklaard dat hij een waas voor zijn ogen had en zich niet realiseerde waar hij mee bezig was. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat er sprake is geweest van kalm beraad en rustig overleg.
Bewezenverklaring feit 1 impliciet subsidiair
De rechtbank komt op basis van de onder 4.3.1.1 genoemde feiten en omstandigheden tot het oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte op 1 oktober 2023 gepoogd heeft het slachtoffer opzettelijk van het leven te beroven. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Blijkens de bewijsmiddelen heeft verdachte met twee verschillende (keuken)messen met kracht vijfmaal in de nek en de rug van het slachtoffer gestoken. Daarbij heeft de verdachte geroepen dat hij het slachtoffer gaat vermoorden. Gedurende het steekincident heeft het slachtoffer meermaals naar de verdachte geroepen dat hij haar door zijn handelen doodmaakt. Verdachte is desondanks doorgegaan met het insteken op het slachtoffer.
Op grond van het voorgaande kan de rechtbank niet anders dan oordelen dat de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte, het meermaals steken met een mes in de nek en rug van het slachtoffer waar zich vitale organen en slagaders bevinden, moet worden aangemerkt als zo zeer gericht op het slachtoffer van het leven te beroven dat het niet anders kan zijn dan dat hij ook daadwerkelijk dat opzet had. Dat verdachte daarbij onder invloed was van verdovende middelen maakt dit oordeel niet anders en evenmin dat het niet aan het handelen van verdachte is te danken dat het slachtoffer niet is overleden en het bij een poging is gebleven.
4.3.2.2 Overwegingen ten aanzien van feit 2
Bewezenverklaring feit 2
De rechtbank is, op grond van de onder 4.3.1.2 genoemde feiten en omstandigheden, van oordeel dat bewezen is dat verdachte omstreeks 1 oktober 2023 een contant geldbedrag van in totaal € 97.940,- en een luxe horloge heeft witgewassen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Witwassen contant geldbedrag van in totaal € 97.940,-
Juridisch kader
Ten aanzien van het geldbedrag van in totaal € 97.940,- kan op basis van de onder 4.3.1.2 genoemde feiten en omstandigheden geen direct verband worden gelegd tussen een bepaald misdrijf en dit geldbedrag. Dat betekent dat er geen gronddelict bekend is. De rechtbank zal daarom gebruik maken van het toetsingskader dat voor dergelijke gevallen volgt uit het zogenaamde 6-stappen arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 11 januari 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:BY98481). Hieruit volgt dat het in de tenlastelegging opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ pas bewezen kan worden, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank doorloopt bij de toets de volgende stappen. Als er op basis van de feiten en omstandigheden sprake is van een vermoeden van witwassen, dan mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de goederen dan wel gelden. Deze verklaring moet concreet, in enige mate verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Zodra de verklaring van verdachte voldoende tegenwicht biedt, is het aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door verdachte gestelde alternatieve herkomst van de goederen dan wel het geld. Uit de resultaten van dat onderzoek zal moeten blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de goederen dan wel gelden waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
Vermoeden witwassen contant geldbedrag van in totaal € 97.940,-
In de auto van verdachte en in de woning aan de [adres 1] is een exorbitant hoog contant geldbedrag van in totaal € 97.940,- aangetroffen. De aangetroffen hoeveelheid geld maakt dat de rechtbank oordeelt dat er een heel stevig vermoeden bestaat dat verdachte dit geld heeft witgewassen.
Verklaring herkomst contant geldbedrag van in totaal € 97.940,-
Nu sprake is van een vermoeden van witwassen ten aanzien van het contante geldbedrag van in totaal € 97.940,- is het aan verdachte om dit vermoeden te ontzenuwen. Van verdachte mag een verklaring worden verlangd die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Ten aanzien van de in de auto aangetroffen € 75.000,- heeft verdachte verklaard dat hij dit geld in bewaring had. Verdachte heeft geen nadere stukken overlegd om deze verklaring te onderbouwen, ook niet na de witwasbrief die het Openbaar Ministerie aan hem heeft verstuurd op 27 december 2023.
Wat betreft de in de woning aangetroffen € 22.940, - heeft verdachte verklaard dat dit spaargeld betrof, bestaande uit gokwinsten. Ook ten aanzien van dit geldbedrag heeft verdachte geen nadere stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn verklaring.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van verdachte over de herkomst van het geld niet kunnen worden aangemerkt als concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaringen. Verdachte wil niet noemen voor wie hij het geldbedrag van € 75.000,- in bewaring had, noch heeft hij zijn verklaringen in enige mate met stukken onderbouwd. De verklaring van verdachte dat de in de woning aangetroffen € 22.940, - bestond uit spaargeld is hoogst onwaarschijnlijk gelet op de plek waar het is aangetroffen: in een plastic tas onder het bed en gelet op de aan het dossier toegevoegde iCOV-uitdraaien met betrekking tot verdachte waaruit blijkt dat verdachte over weinig (legaal) vermogen beschikt en een uitkering ontving.
Het aldus door verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. De rechtbank komt op basis van het voorgaande dan ook tot het oordeel dat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat het ten laste gelegde contante geldbedrag van in totaal € 97.940,- onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. Verdachte heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan het witwassen van voornoemd contant geldbedrag.
Luxe horloge
Tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres 1] is op de salontafel in de woonkamer in een damestas een Rolex-horloge aangetroffen. De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat verdachte op 30 september 2023 bij Kleen Edelmetalen in Katwijk aan Zee oude gouden sieraden heeft omgezet voor [naam 1] in onder meer een dames Rolexhorloge, op naam van [slachtoffer] . [naam 1] heeft zoals hiervoor vermeld verklaard dat hij deze sieraden in de jaren ervoor bij verschillende gelegenheden had aangetroffen tijdens zijn werkzaamheden voor een dienstverleningsbedrijf, waarvoor hij woningen ontruimt in opdracht van woningcorporaties. Van dergelijke vondsten dient mededeling en aangifte te worden gedaan in de zin van artikel 5:5 Burgerlijk Wetboek. Nu dit in de onderhavige zaak niet is gebeurd, heeft [naam 1] zich de sieraden wederrechtelijk toegeëigend en zich daarmee schuldig gemaakt aan verduistering. Verdachte, die hiervan op de hoogte was, heeft deze sieraden vervolgens omgezet in onder meer het Rolex horloge.
Het voorgaande betekent dat er een direct verband kan worden gelegd tussen een bepaald misdrijf en het verwerven van het Rolex dameshorloge, namelijk door het omzetten van die uit misdrijf verworven sieraden.
Hoewel de rechtbank aanwijzingen ziet voor het in vereniging witwassen van dit luxe horloge met onder meer [naam 1] komt zij in de onderhavige zaak niet tot een bewezenverklaring van dit bestanddeel. Hiervoor is namelijk vereist dat de oude gouden sieraden ook op het ten laste gelegde onder feit 2 zijn opgenomen, hetgeen niet is gebeurd.
Aldus concludeert de rechtbank dat verdachte het ten laste gelegde luxe horloge heeft witgewassen door het omzetten van de uit misdrijf afkomstige oude gouden sieraden.
4.3.2.3 Overwegingen ten aanzien van feit 4
Bewezenverklaring ten aanzien van feit 4 primair
De rechtbank komt op basis van de onder 4.3.1.4 genoemde feiten en omstandigheden tot het oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte op 15 juli 2023 opzettelijk zwaar lichamelijk letsel aan het gezicht van [slachtoffer] heeft toegebracht. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Voorwaardelijk opzet
Vooropgesteld dient te worden dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het duwen van het gezicht van het slachtoffer in een kapot buurflesje – aanwezig is indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard dan wel op de koop toe heeft genomen.
De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat bij verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet. Daartoe acht de rechtbank redengevend dat verdachte heeft verklaard dat hij het bierflesje een half uur voor de discussie had gekregen, waarna verdachte het bierflesje zelf, kapot met open flessenhals, in de middenconsole van de auto heeft neergezet. Verdachte heeft vervolgens het slachtoffer meermaals bij haar haren getrokken in de richting van het kapotte bierflesje. Dit trekken gebeurde dermate hardhandig dat het slachtoffer ook daadwerkelijk met haar gezicht in het kapotte bierflesje terecht kwam en er bij aangeefster een grote wond ontstond. Het voorgaande in overweging nemende, moet het handelen van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht zijn geweest op het toebrengen van zwaar letsel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte het aanmerkelijke risico op dat gevolg op de koop toe heeft genomen. Dat het slachtoffer in één van haar notities op haar telefoon heeft geschreven dat verdachte niet met opzet heeft gehandeld, is geen contra-indicatie die afdoet aan het oordeel dat verdachte met voorwaardelijk opzet heeft gehandeld, te meer nu niet-strafrechtjuristen in het algemeen niet bekend zijn met de term voorwaardelijk opzet.
4.3.2.4 Overwegingen ten aanzien van feit 5
Bewezenverklaring feit 5
De rechtbank is, op grond van de onder 4.3.1.5 genoemde feiten en omstandigheden, van oordeel dat bewezen is dat verdachte op 27 juli 2023 aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door urenlang een groot aantal snijwonden in de armen en/of benen en/of billen en/of rug van het slachtoffer toe te brengen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Meermaals urenlang snijden en steken
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niet meer dan acht tot tien snijwonden bij het slachtoffer heeft aangebracht, ongeloofwaardig. De verklaring van aangeefster dat verdachte de verwondingen op haar lichaam heeft aangebracht wordt in voldoende mate ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1] . Laatstgenoemde heeft verklaard dat zij de ochtend na het incident heel veel sneeën op het lichaam van slachtoffer heeft waargenomen, waaronder een grote snijverwonding op de rug van het slachtoffer.
De verdediging heeft gewezen op een aangetroffen foto op de mobiele telefoon van het slachtoffer van 25 juli 2023, twee dagen voor de ten laste gelegde datum. Op deze foto zijn verwondingen op de benen van het slachtoffer te zien, welke volgens de verdediging passen bij de vermelding in het forensisch rapport dat op de voorkant van het linkerbeen littekens te zien zijn die zeer typerend zijn voor automutilatie. Dat het forensisch rapport dit vermeldt, maakt echter niet dat hieruit de conclusie kan worden getrokken dat dit letsel niet door verdachte kan zijn toegebracht. De rechtbank acht het namelijk aannemelijk dat niet alle mishandelingen die door verdachte bij het slachtoffer zijn verricht - en de verwondingen die daaruit zijn ontstaan - op die dag hebben plaatsgevonden. Het is, gelet op de mishandelingen door verdachte vóór deze datum, goed mogelijk dat bepaalde verwondingen eerder zijn ontstaan. De rechtbank zal dan ook niet uitgaan van de ten laste gelegde zestig verwondingen. Wel acht de rechtbank op basis van de verklaringen van aangeefster en haar dochter bewezen dat verdachte die nacht een groot aantal verwondingen heeft aangebracht. Verdachte heeft daarbij zelf verklaard in het been van aangeefster te hebben gestoken waardoor zij niet zelf meer de trap op kon lopen en ook getuige [getuige 2] heeft waargenomen dat het slachtoffer de dag na het incident sneetjes in haar been had en dat zij moeilijk liep, alsof zij pijn aan haar been had. Tot slot vermeldt het forensisch rapport dat het letsel aan de achterkant van het lichaam van het slachtoffer, met name de rug, billen en achterkant van de benen, erg lastig zelf met een scherp voorwerp aan te brengen is.
Zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank stelt voorop dat onder zwaar lichamelijk letsel op grond van artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht onder meer wordt begrepen: ziekte die geen uitzicht op volkomen genezing overlaat en voortdurende ongeschiktheid tot uitoefening van ambts- en beroepsbezigheden. Ook buiten deze gevallen kan lichamelijk letsel als zwaar worden beschouwd indien dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid.
Uit rechtspraak van de Hoge Raad (zie onder meer ECLI:NL:HR:2018:1051) kunnen als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd. Bij een veelvoud van verwondingen kan in voorkomende gevallen de beoordeling worden betrokken op de verwondingen in hun totaliteit.
De vaststelling aan de hand van deze gezichtspunten of sprake is van zwaar lichamelijk letsel, zal vaak worden gegrond op gegevens van medische aard. In evidente gevallen kan bij die vaststelling ook in aanmerking worden genomen hetgeen algemene ervaringsregels omtrent die gezichtspunten leren.
In de beoordeling kan voorts worden betrokken of restschade aanwezig is, in het bijzonder in de vorm van één of meer littekens. Daarbij kunnen van belang zijn het uiterlijk en de ernst van het litteken en daarmee samenhangend de mate waarin dat litteken het lichaam ontsiert, en eventueel of in verband met dat litteken – langdurige – pijnklachten (hebben) bestaan.
Ook blijkt uit rechtspraak (ECLI:NL:GHDHA:2020:2179) dat meerdere littekens die het lichaam blijvend ontsieren als gevolg waarvan sprake is van verminking, moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Verdachte heeft door zijn handelen bij het slachtoffer een groot aantal snijverwondingen toegebracht. Uit het forensisch rapport blijkt dat het slachtoffer over haar hele lichaam littekens heeft. Hoewel het slachtoffer nu laserbehandelingen krijgt, is het goed denkbaar dat het slachtoffer altijd littekens zal overhouden.
De rechtbank stelt vast dat het letsel een groot aantal littekens betreft. Hoewel medisch ingrijpen op basis van het dossier voor deze verwondingen niet noodzakelijk is gebleken, stelt de rechtbank vast dat de littekens wel blijvend letsel zijn. Dat met behulp van laserbehandelingen na verloop van tijd de zichtbaarheid kan veranderen, doet hier niet aan af. Te meer nu het op grond van algemene ervaringsregels een feit van algemene bekendheid is dat littekens in de regel niet volledig herstellen. De aard van het letsel is naar het oordeel van de rechtbank in zijn totaliteit dan ook zeer ernstig: Het slachtoffer heeft littekens verspreid over haar hele lichaam aan zowel de voor- als achterkant. Zij zal voor de rest van haar leven met dit letsel geconfronteerd blijven en daarmee met het handelen van verdachte jegens haar. Dat de littekens op de benen, billen en de rug dikwijls bedekt zullen zijn door kleding, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de ernst van het letsel.
Het voorgaande in aanmerking nemende komt de rechtbank tot het oordeel dat het letsel dat verdachte op deze dag aan slachtoffer heeft toegebracht, moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Dit letsel heeft verdachte door zijn handelen opzettelijk aangebracht.
4.3.2.5 Overwegingen ten aanzien van feit 6
Bewezenverklaring feit 6 primair
De rechtbank komt op basis van de onder 4.3.1.6 genoemde feiten en omstandigheden tot het oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte op 5 augustus 2023 opzettelijk gepoogd heeft [slachtoffer] van het leven te beroven door met kracht haar bij haar keel/nek vast te pakken en/of haar keel/nek met kracht dicht te knijpen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Voorwaardelijk opzet
Voor het juridisch kader van voorwaardelijk opzet verwijst de rechtbank naar hetgeen onder 4.3.2.3 uiteen is gezet.
Het is een feit van algemene bekendheid dat door het dichtknijpen van de keel ook de halsslagader wordt dichtgeknepen waardoor de bloedtoevoer naar de hersenen wordt belemmerd. Het dichtknijpen van dit kwetsbare lichaamsdeel waarin zich vitale functies bevinden kan hierdoor grote schade aan de hersenen toebrengen met een eventuele dood als gevolg.
Uit de jurisprudentie volgt dat het van belang is om voor een bewezenverklaring van poging doodslag de intensiteit en de duur van het dichtknijpen van de keel/nek vast te kunnen stellen.
De intensiteit van het dichtknijpen volgt in de onderhavige zaak uit het verlies van bewustzijn door het slachtoffer en uit (de foto’s van) het letsel.
Het met kracht dichtknijpen van de keel/nek van het slachtoffer blijkt uit de verklaring van het slachtoffer waarin zij verklaart dat zij door het handelen van verdachte bewusteloos raakte, welke verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige. [getuige 1] . Zij verklaart in aanvulling op de verklaring van het slachtoffer dat laatstgenoemde gedurende enkele seconden buiten bewustzijn was. Daarnaast blijkt de intensiteit van het dichtknijpen van de keel/nek van het slachtoffer door verdachte uit meerdere bloeduitstortingen die kort na het incident in de nek van het slachtoffer zijn waargenomen door verbalisanten. Dit betroffen ongeveer vijf plekken, aan zowel de linker-als rechterzijde van de nek/keel, waarvan foto’s aan het dossier zijn toegevoegd.
In aansluiting op de duur van het dichtknijpen van de nek/keel van het slachtoffer door verdachte, volgt uit de verklaring van getuige [getuige 1] dat verdachte de keel/nek van het slachtoffer pas heeft losgelaten toen zij naar beneden kwam.
De rechtbank is, het bovenstaande in overweging nemende, van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood van aangeefster gericht te zijn dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. De rechtbank schuift het verweer van de verdediging dat verdachte geen voorwaardelijk opzet had op het doden van [slachtoffer] omdat de aanmerkelijke kans op de dood niet kan worden vastgesteld dan ook terzijde.
4.3.2.6 Overwegingen ten aanzien van feit 7
Bewezenverklaring feit 7
De rechtbank komt op basis van de onder 4.3.1.7 genoemde feiten en omstandigheden tot het oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte op 29 september 2023 [slachtoffer] heeft bedreigd door een vuurwapen in de mond van [slachtoffer] te houden en op de nek van [slachtoffer] te richten.
Pistool in de mond
Met betrekking tot het onderdeel van de tenlastelegging waarin staat opgenomen dat verdachte het pistool in de mond van aangeefster heeft gedaan, overweegt de rechtbank dat zij de ontkennende verklaring van verdachte terzijde schuift. Het slachtoffer heeft hierover bij de politie een gedetailleerde verklaring afgelegd, die ondersteund wordt door latere WhatsApp-gesprekken tussen het slachtoffer en verdachte. Hierin is te lezen dat het slachtoffer op de ten laste gelegde datum naar verdachte stuurt: “Pistool op me nek en vervolgens in me keel.”
4.3.2.7 Overwegingen ten aanzien van feit 3 en 8
Bewezenverklaring feiten 3 en 8
De rechtbank is, op grond van de onder 4.3.1.3 genoemde feiten en omstandigheden, van oordeel dat bewezen is dat verdachte op 1 oktober 2023 in Amsterdam een vuurwapen voorhanden heeft gehad (feit 3). Ook is de rechtbank op grond van de onder dat kopje genoemde feiten en omstandigheden van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte op die datum onder invloed van meer alcohol en verdovende middelen dan wettelijk is toegestaan een personenauto bestuurde (feit 8).

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in 4.3.1 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1 impliciet subsidiair:
op 1 oktober 2023 te Amstelveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermaals met kracht met een (groot) (keuken)mes in de nek en rug van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van feit 2:
omstreeks 1 oktober 2023 in Nederland een contant geldbedrag van in totaal 97.940 euro en een luxe horloge heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf;
ten aanzien van feit 3:
op 1 oktober 2023 in Nederland een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther P99, voorhanden heeft gehad.
ten aanzien van feit 4 primair:
op 15 juli 2023 te Amstelveen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een grote snijwond in het gezicht, heeft toegebracht door het gezicht van voornoemde [slachtoffer] in een kapot bierflesje te duwen;
ten aanzien van feit 5:
op 27 juli 2023 te Amstelveen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een groot aantal snijwonden, heeft toegebracht door urenlang meermaals met een mes in de armen en benen en billen en rug van voornoemde [slachtoffer] te snijden en te steken;
ten aanzien van feit 6 primair:
op 5 augustus 2023 te Amstelveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, vernoemde [slachtoffer] met kracht bij haar keel/nek heeft vastgepakt en/of haar keel/nek met kracht heeft dichtgeknepen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ten aanzien van feit 7:
op 29 september 2023 te Amstelveen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door een vuurwapen in de mond van voornoemde [slachtoffer] te houden en een vuurwapen op de nek van voornoemde [slachtoffer] te richten;
ten aanzien van feit 8:
op 1 oktober 2023 in Nederland als bestuurder van een voertuig, een personenauto (Volkswagen Arteon), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol en/of verdovende middelen, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte volledig uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar met aftrek, en oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging (TBS met dwang), gelet op de ernst van de ten laste gelegde feiten, het hoge recidiverisico, in combinatie met de verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek van verdachte. Ook heeft de officier van justitie een maatregel van ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (OBM) voor de duur van 12 maanden gevorderd.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die van aanzienlijk kortere duur is dan zoals door de officier van justitie gevorderd.
De oplegging van de maatregel TBS met dwang in combinatie met een langdurige gevangenisstraf is in de gegeven omstandigheden niet proportioneel te achten. Verdachte is bereid om mee te werken aan voorwaarden en het beveiligingsniveau dat noodzakelijk wordt geacht ter bescherming van de maatschappij kan ook binnen het kader van TBS met voorwaarden worden gegarandeerd. De verdediging heeft de rechtbank verzocht om opdracht te geven tot het opstellen van een maatregelenrapportage om de mogelijkheid voor de oplegging van TBS met voorwaarden nader te onderzoeken. Ook heeft de verdediging de rechtbank verzocht om in het geval de maatregel van TBS wordt opgelegd, toepassing te geven aan artikel 37b lid 2 Wetboek van Strafrecht (Sr) en zodoende de rechtbank het advies te laten opnemen om de tenuitvoerlegging van deze maatregel na een derde van de opgelegde straf of zo nodig nog eerder te laten aanvangen.
De verdediging heeft zich niet verzet tegen het opleggen van de maatregel OBM.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging en oplegging van de maatregelen is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1.
Overwegingen ten aanzien van de straf
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de aanzienlijke duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
8.3.1.1 De ernst van de feiten
Toen verdachte op 15 juli 2023 uit detentie vrijkwam, heeft hij zich in een korte periode van slechts 2,5 maand, meermaals onder invloed van alcohol en/of drugs schuldig gemaakt aan een uitbarsting van geweld richting zijn partner, de moeder van zijn kinderen, die heeft geleid tot een spoor van vernieling en leed.
Verdachte heeft zijn partner met een pistool bedreigd en verminkt door urenlang met een mes snijwonden op haar lichaam aan te brengen en een kapot bierflesje in haar gezicht te duwen, waardoor een enorm ontsierend litteken in haar gezicht en vele littekens op haar armen en benen zijn ontstaan, In plaats van hulp te zoeken voor zijn problemen voortkomend uit onder meer alcohol- en drugsgebruik, bleef verdachte het slachtoffer opzoeken. Dit heeft ertoe geleid dat verdachte tot tweemaal toe getracht heeft zijn partner van het leven te beroven. De eerste keer door haar keel met kracht dicht te knijpen en de tweede keer door met twee verschillende messen – waarvan het keukenmes een lengte van wel 30 centimeter had – meermaals in haar nek en rug te steken. De smeekbedes van het slachtoffer en hun minderjarige dochter weerhielden verdachte er niet van om op het slachtoffer in te blijven steken, noch stopte verdachte uit eigen beweging hiermee. Verdachte stopte pas met het insteken op het slachtoffer toen zijn dochter de 112-alarmcentrale belde waarna hij op de vlucht is geslagen. Tot tweemaal toe is aangeefster ternauwernood aan de dood ontsnapt. Dat aangeefster nog leeft is niet aan het handelen van verdachte te danken maar aan het adequaat inschakelen van de hulpdiensten door zijn 11-jarige dochter.
Met al dit forse geweld in de relationele sfeer heeft verdachte grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit en gezondheid van het slachtoffer. Aan de snij- en steekincidenten heeft het slachtoffer een groot aantal littekens van aanzienlijke omvang, verspreid over haar hele lichaam en gezicht, overgehouden, waarmee zij dagelijks wordt geconfronteerd in zowel psychische als fysieke zin. Ook is het slachtoffer inmiddels gediagnosticeerd met Complexe PTSS.
Het geweld van verdachte jegens het slachtoffer vond vaak plaats in de omgeving van jonge kinderen. Zo waren er op 1 oktober 2023 (feit 1) wel zes minderjarige kinderen in de woning aanwezig. De 11-jarige dochter van verdachte en het slachtoffer, [getuige 1] , heeft tweemaal moeten aanschouwen dat haar vader haar moeder van het leven probeerde te beroven, waarbij zij zich de laatste keer zelfs genoodzaakt voelde verdachte met een broodmes en vleesvork aan te vallen in een poging het tegen haar moeder gebruikte geweld te laten ophouden. Uit de indringende opname van de 112-melding blijkt hoezeer hun dochter door het toedoen van verdachte in paniek was.
Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die in hun jeugd getuige zijn geweest van huiselijk geweld vaak levenslang daar de psychische gevolgen van ondervinden. Verdachte heeft zich echter in het geheel niet bekommerd om het effect van zijn handelen op de kinderen maar is doorgegaan met zijn agressieve gedrag jegens het slachtoffer. Op geen enkel moment heeft hij zelf hulp gezocht om zijn agressieve gedrag te stoppen. Dit rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Verdachte is na de poging doodslag op zijn partner naar zijn woning in Amsterdam Noord gereden om een vuurwapen en geld op te halen. Verdachte is vervolgens opnieuw onder invloed van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol en verdovende middelen achter het stuur gestapt, waarbij hij zeer gevaarlijk rijgedrag vertoonde: verdachte reed tijdens de achtervolging door de politie afwisselend tussen de 30 en 140 kilometer per uur, stond enige tijd stil in de Coentunnel en slingerde met zijn auto. Toen verdachte vervolgens door de politie werd aangehouden is bij hem in de auto het vuurwapen aangetroffen en is het bewezenverklaarde witwasfeit aan het licht gekomen, waarbij het witgewassen Rolexhorloge en het aangetroffen cashgeld een gezamenlijke waarde hebben van meer dan € 100.000,-.
8.3.1.2 De persoon van verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 4 oktober 2023. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven, verboden wapenbezit en overtreding van de Wegenverkeerswet. Het laatste vonnis in verband met een geweldsmisdrijf en vuurwapenbezit dateert van 5 juli 2023 waarbij aan hem een gevangenisstraf van 10 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk is opgelegd. Verdachte liep op het moment van de ten laste gelegde feiten in de proeftijd van deze voorwaardelijk opgelegde straf: het bewezenverklaarde feit 4 heeft verdachte gepleegd op de eerste dag van zijn vrijlating. De rechtbank houdt hier in het nadeel van verdachte rekening mee bij de op te leggen straf.
Pro Justitia rapportages
De rechtbank heeft tot slot kennisgenomen van de Pro Justitia rapportages van 30 januari 2024 en 26 januari 2024, opgesteld door psychologen F. van Huis en S. de Hond en psychiater M.H. Diawara . De deskundigen hebben geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een laag begaafde intelligentie en een antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline en narcistische trekken. Daarnaast is bij verdachte sprake van een stoornis in het gebruik van alcohol en amfetamine.
Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten 1, 4, 5, 6 en 7 waren deze stoornissen aanwezig en heeft dit het handelen van verdachte rondom het ten laste gelegde beïnvloed. De rapporteurs adviseren voornoemde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies uit de Pro Justitia rapportages over en volgt het advies dat de ten laste gelegde feiten 1, 4, 5, 6 en 7 in verminderde mate kunnen worden toegerekend. De rechtbank houdt hier rekening mee bij de op te leggen gevangenisstraf. De rechtbank merkt uitdrukkelijk op dat de ten laste gelegde feiten 2, 3 en 8 wél aan verdachte kunnen worden toegerekend.
De op te leggen straf
De aard en ernst van de bewezen geachte feiten en de recidive in aanmerking nemend, ligt de oplegging van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur in de rede. De rechtbank acht een gevangenisstraf van de door de officier van justitie gevorderde duur passend en geboden, en legt aan verdachte dan ook een gevangenisstraf op van 10 jaar met aftrek van voorarrest. De officier van justitie gaat bij haar strafeis ten aanzien van feit 1 uit van een andere bewezenverklaring dan de rechtbank. De rechtbank ziet daarin, gelet op de bijzondere ernst van de bewezenverklaarde feiten, geen aanleiding om de eis van de officier van justitie te matigen. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een hogere straf voor alle feiten samen, gezien de ernst en omvang daarvan en de volledige toerekenbaarheid van een aantal van de feiten aan verdachte, goed denkbaar was. De rechtbank volgt de officier van justitie desalniettemin in de strafeis, omdat zij het belangrijk vindt dat verdachte op enig moment gaat beginnen aan behandeling op grond van de onder
8.3.2
op te leggen maatregel TBS met dwang.
8.3.2
Overwegingen ten aanzien van de maatregel terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege
8.3.2.1 Pro Justitia Rapportages en verklaringen van de deskundigen op de terechtzitting
Uit de onder 8.3.1.2 genoemde rapportages blijkt, in aanvulling op wat daarover is vermeld onder 8.3.1, het volgende.
In het rapport van de psycholoog wordt overwogen:
‘Betrokkene komt uit onderhavig onderzoek naar voren als een 40-jarige man met een laag begaafde intelligentie. Daarnaast is er sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline en narcistische trekken. Betrokkene heeft een egocentrische houding en houdt weinig rekening met de behoeften of veiligheid van anderen. Hij vertoont voortdurend onverantwoordelijk en impulsief gedrag – ook in het bijzijn van de kinderen – door alcohol- en middelen te gebruiken, te gokken, geen stabiel inkomen te verzorgen, grote bedragen uit te geven aan prostituees, drugs en alcohol en delicten te plegen. In zijn relatie liegt hij over zijn gokgedrag en bezoeken aan prostituees. Daarnaast lijkt er sprake te zijn van een patroon van agressie dat samenhangt met krenking en/of jaloezie, waarbij betrokkene agressief reageert op daadwerkelijk of vermeend ontrouw en op afwijzing.
Hij neemt onvoldoende verantwoordelijkheid en blijkt over onvoldoende vaardigheden te beschikken om verandering aan te brengen in zijn leven. De gewetensfunctie van betrokkene is hierbij verminderd ontwikkeld. Hoewel hij spijt en schuld kan rationaliseren, komt dit (met uitzondering naar zijn kinderen) niet doorleefd over. Er kan bij betrokkene niet gesproken worden van psychopathie, maar wel van psychopathische trekken. Met name de antisociale levensstijl van betrokkene komt hierin naar voren, met impulsiviteit, criminele veelzijdigheid, onverantwoordelijkheid, een gebrekkige beheersing van het gedrag en seksueel promiscue gedrag.’
‘Hoewel er besef bestaat van de wederrechtelijkheid van zijn handelen, wordt zijn handelen primair gestuurd door egocentrische motieven en directe behoeftebevrediging, en weinig belemmerd door risico’s voor hemzelf en anderen. Daarnaast vertoont hij voortdurend onverantwoordelijk en impulsief gedrag op het gebied van alcohol, middelen, gokken, geld en prostituees. Hij neemt (passend bij de persoonlijkheidsproblematiek en zwakbegaafdheid) weinig verantwoordelijkheid voor zijn gedrag en lijkt ook niet over de vaardigheden te beschikken om problemen effectief op te lossen. Door zijn verslavingen komen deze toch al beperkt ontwikkelde vaardigheden verder onder druk te staan. De relatiedynamiek tussen betrokkene en aangeefster kan beschreven worden als zeer turbulent. Het onderlinge wantrouwen was groot, vooral veroorzaakt door het vele overspel van betrokkene. Beide partijen konden tot extreme vormen overgaan om aandacht te vragen en de afgelopen jaren was er agressie over en weer. Door zijn persoonlijkheidsproblematiek had betrokkene moeite om zijn emoties te reguleren en beet hij zich op een ongezonde manier vast in de relatie. Vanuit jaloezie, krenking en paranoïde gedachten ging hij ver in zijn gedrag om controle te behouden in de relatie. In de weken van de tenlastegelegde feiten had hij een zeer sterke overtuiging dat aangeefster was vreemdgegaan en dit werd, ondanks het ontbreken van concreet bewijs, een obsessie voor hem. Vanuit zijn persoonlijkheidsproblematiek en gebrek aan vertrouwen in de ander, was hij niet gerust te stellen in zijn vermoedens en ontbrak het hem aan zelfregulerende vaardigheden. Het alcohol- en drugsmisbruik vergrootte de reeds aanwezige problemen verder, zowel in de relatie als in betrokkenes stemming en agressieregulatie. Onder invloed vielen de reeds beperkte remmingen verder weg, waardoor hij herhaaldelijk ernstig agressief gedrag vertoonde. De incidenten in de tenlastelegging vonden vrijwel altijd (zwaar) onder invloed en op impulsieve wijze plaats. Tussen de incidenten door en in nuchtere toestand, voelde betrokkene onvoldoende berouw en/of ontbrak het hem aan vaardigheden om actief verandering aan te brengen in zijn gedrag.’
‘Bij een afweging van de risico- en beschermende factoren wordt het risico bij een onbehandelde terugkeer in de maatschappij als hoog geduid. Met name het middelengebruik, het beperkte inzicht, de beperkte coping en het verleden van antisociaal en gewelddadig gedrag worden als de belangrijkste risicofactoren gezien.’
Zowel de psychiater als de psycholoog menen dat gezien de ernst van de delicten, de hardnekkigheid van de psychopathologie en het hoge recidiverisico het van belang is dat de behandeling van verdachte in een stevig kader wordt vormgegeven.
Beide deskundigen adviseren tot oplegging van een TBS met dwangverpleging.
Ter terechtzitting is door de psycholoog F. van Huis en psychiater M.H. Diawara het advies tot oplegging van een TBS met dwangverpleging uitdrukkelijk bevestigd.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies van de deskundigen over en maakt die tot de hare.
8.3.2.2 Geen terbeschikkingstelling met voorwaarden
Omdat de rechtbank vanwege de ernst van de feiten en de relevante recidive komt tot een gevangenisstraf van meer dan vijf jaar, is oplegging van TBS met voorwaarden, zoals door de verdediging bepleit, reeds op grond van artikel 38 van het Wetboek van Strafrecht niet mogelijk.
Los daarvan acht de rechtbank, gelet op de ernst van de feiten, de bij verdachte geconstateerde stoornissen, de eerdere veroordelingen en het hoge recidivegevaar, alleen de oplegging van de maatregel TBS met dwang passend. Minder vergaande alternatieven acht de rechtbank, in tegenstelling tot hetgeen door de verdediging is aangevoerd, niet toereikend ter beveiliging van de maatschappij.
8.3.2.3 Wettelijke vereisten terbeschikkingstelling met dwangverpleging
De rechtbank overweegt dat verdachte ter beschikking gesteld moet worden en van overheidswege verpleegd moet worden, en dat aan de voorwaarden voor oplegging van die maatregel is voldaan. Bij verdachte bestond tijdens het begaan van de bewezen geachte feiten 1, 4, 5, 6 en 7 een persoonlijkheidsstoornis met borderline en narcistische trekken en een stoornis in het gebruik van alcohol en amfetamine. De feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Om het gevaar voor recidive te kunnen beteugelen, om de stoornissen van verdachte te kunnen behandelen en ter optimale bescherming van de maatschappij, is de rechtbank van oordeel dat alleen kan worden volstaan met een tbs-maatregel met dwangverpleging. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van die maatregel.
De rechtbank legt dan ook de maatregel TBS met dwangverpleging aan verdachte op.
Met het oog op het bepaalde in artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, stelt de rechtbank vast dat de bewezen geachte feiten 1, 4, 5, 6 en 7 een misdrijf betreffen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling niet is beperkt tot de duur van vier jaren.
De rechtbank ziet geen reden om ex artikel 37b lid 2 Sr het advies op te nemen om de tenuitvoerlegging van deze maatregel na een derde van de opgelegde straf of zo nodig nog eerder te laten aanvangen.
8.3.3
Overwegingen ten aanzien van de maatregel ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen
De rechtbank acht gelet op hetgeen is overwogen onder 8.3.1.1 ‘Ernst van de feiten’ en 8.3.1.2 ‘Strafblad’, ten aanzien van feit 8 oplegging van de maatregel OBM voor de duur van 12 maanden met aftrek, passend en geboden en legt die maatregel dan ook op.

9.Beslag

De beslaglijst is als
bijlage IIaan dit vonnis gehecht. De rechtbank komt ten aanzien van het beslag tot het volgende oordeel.
Teruggave rechthebbende
Het in beslag genomen geld en de voorwerpen onder 3, 10, 13 tot en met 17, 19 tot en met 25, 31, 32, 34 tot en met 37 en 39 tot en met 42 op de beslaglijst dienen te worden teruggegeven aan de rechthebbende.
Verbeurdverklaring
Het in beslag genomen en niet teruggegeven geld en de voorwerpen onder 1, 2, 11, 12, 18, 26 tot en met 30 en 33 op de beslaglijst behoren aan verdachte toe. Nu met betrekking tot die voorwerpen het bewezen geachte onder feit 1, 2, 7 en 8 is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
De rechtbank merkt verdachte ten aanzien van het onder 11 in beslag genomen voorwerp aan als rechthebbende, omdat hij in het dagelijks leven de feitelijk gebruiker was van deze auto en de persoon op wiens naam de auto gesteld was, geld overmaakte naar verdachte ter vergoeding van aan de auto aangebrachte schade.
Onttrekking aan het verkeer
De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen onder 4 tot en met 9 en 38 op de beslaglijst dienen te worden onttrokken aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de bewezen geachte feiten 3 en 8 zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

10.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

10.1
Verzoek tot schadevergoeding benadeelde partijen
De volgende benadeelde partijen hebben zich in dit strafproces gevoegd:
10.1.1
De benadeelde partij [slachtoffer]
Het slachtoffer, te weten de benadeelde partij [slachtoffer] , vertegenwoordigd door mr. R.A. Korver, vordert € 22.906,92 aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit:
  • eigen risico 2023, € 385,- ;
  • toekomstige reis- en parkeerkosten en toekomstige medische kosten, € 5.000,-;
  • kosten in verband met een ooglidcorrectie, € 975,-;
  • kosten in verband met camouflagetherapie, € 298,88;
  • kosten in verband met nog te ondergane camouflagetherapie, € 4.380,-;
  • kosten in verband met (nog te ondergane) fysiotherapie, € 500,-;
  • kosten nieuw messenblok, € 59,95;
  • verhuiskosten, € 10.000,-
  • kosten beschadigde tas, € 1.153,16;
  • kosten beschadigde kleding, € 154,93.
Ook heeft de benadeelde partij € 100.000,- aan vergoeding van immateriële schade gevorderd, wegens toegebrachte psychische en fysieke schade door het handelen van verdachte. De benadeelde partij heeft verzocht de toe te wijzen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.1.2
De benadeelde partij [getuige 1]
De wettelijk vertegenwoordiger [slachtoffer] van de minderjarige [getuige 1] vertegenwoordigd door mr. R.A. Korver, vordert de verdachte te veroordelen tot betaling van € 45.000,- wegens geleden immateriële schade bestaande uit shockschade dan wel aantasting in de persoon op andere wijze. De benadeelde partij heeft verzocht het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.1.3
De benadeelde partij [getuige 2]
De wettelijk vertegenwoordiger [slachtoffer] van de minderjarige [getuige 2] , vertegenwoordigd door mr. R.A. Korver, vordert de verdachte te veroordelen tot betaling € 15.000,- wegens geleden immateriële schade bestaande uit shockschade dan wel aantasting in de persoon op andere wijze van. De benadeelde partij heeft verzocht het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.1.4
De benadeelde partij [benadeelde 1]
De wettelijk vertegenwoordiger [slachtoffer] van de minderjarige [benadeelde 1] , vertegenwoordigd door mr. R.A. Korver, vordert de verdachte te veroordelen tot betaling van € 15.000,- wegens geleden immateriële schade bestaande uit shockschade dan wel aantasting in de persoon op andere wijze. De benadeelde partij heeft verzocht het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.1.5
De benadeelde partij [benadeelde 2]
De wettelijk vertegenwoordiger [slachtoffer] van de minderjarige [benadeelde 2] , vertegenwoordigd door mr. R.A. Korver, vordert de verdachte te veroordelen tot betaling van € 7.000,- wegens geleden immateriële schade bestaande uit aantasting in de persoon op andere wijze. De benadeelde partij heeft verzocht het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
10.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer]
De officier van justitie heeft verzocht ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer] de gevorderde materiële schadevergoeding toe te wijzen tot een bedrag van € 17.753,76. Hierbij heeft de officier van justitie opgemerkt dat de vordering met betrekking tot de schade aan de tas onvoldoende onderbouwd is en de gevorderde schade met betrekking tot verhuiskosten dient te worden gematigd.
Ten aanzien van de benadeelde partijen [getuige 1] , [getuige 2] , [benadeelde 1] en [benadeelde 2]
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de vorderingen van de benadeelde partijen [getuige 1] , [getuige 2] , [benadeelde 1] en [benadeelde 2] geheel kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht de toe te wijzen schadevergoeding met betrekking tot de minderjarige kinderen te storten op een BEM-rekening.
10.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de gevorderde schadevergoedingen de volgende standpunten ingenomen.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer]
De verdediging heeft verzocht de gevorderde materiële schadevergoeding ten aanzien van de kosten in verband met nog te ondergane camouflagetherapie niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de bepleite vrijspraak onder feit 5. Ten aanzien van de gevorderde verhuiskosten heeft de verdediging de rechtbank verzocht deze kosten te matigen en gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid. Met betrekking tot de gevorderde schadevergoeding van de tas heeft de verdediging verzocht deze kosten af te wijzen. Wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding verzoekt de verdediging deze te matigen tot een bedrag van € 20.000,-.
Ten aanzien van de benadeelde partijen [getuige 1] , [getuige 2] , [benadeelde 1] en [benadeelde 2]
De verdediging heeft bepleit de gevorderde immateriële schadevergoedingen niet-ontvankelijk te verklaren, omdat er nog geen zicht op de omvang van de psychische schade is en er ten aanzien van de benadeelde partijen [getuige 2] , [benadeelde 1] en [benadeelde 2] niet voldaan wordt aan het confrontatievereiste hetgeen vereist is voor het toekennen van shockschade.
10.4
Het oordeel van de rechtbank
10.4.1
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer]
10.4.1.1 Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde toekomstige reis- en parkeerkosten en toekomstige medische kosten met uitzondering van de fysiotherapiekosten, evenals de gevorderde toekomstige verhuiskosten en toekomstige kosten van nog te ondergane camouflagetherapie nog niet toewijsbaar zijn, omdat onvoldoende onderbouwd is dat deze schade zal optreden. Het betreft derhalve een toekomstige onzekere situatie zodat de rechtbank de benadeelde partij hierin niet-ontvankelijk zal verklaren. Ten aanzien van schade die is gevorderd met betrekking tot de kleding en de tas overweegt de rechtbank dat de stukken in het dossier onvoldoende aanleiding geven tot toewijzing van de gevorderde schade en dat deze posten derhalve eveneens onvoldoende onderbouwd zijn. Ook deze gevorderde schade zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Voor het overige komt de gevorderde schadevergoeding de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom ook worden toegewezen, in totaal € 2.218,83 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de totale schade op 1 oktober 2023 tot het moment van de algehele voldoening.
10.4.1.2 Immateriële schade
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 20.000,- op dit moment billijk voor gelet op de aard en de ernst van de normschendingen waarvan benadeelde slachtoffer is geworden en gelet op vergelijkbare zaken.
10.4.1.3 Toegekende schadevergoeding benadeelde partij [slachtoffer]
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van in totaal € 22.218,83 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Tot op heden begroot op nihil.
10.4.1.4 Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer]
De rechtbank zal voor het aan [slachtoffer] toegewezen bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de totale schade op 1 oktober 2023 tot het moment van de algehele voldoening. Verdachte wordt verplicht de aan benadeelde partij toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 22.371,83 (zegge: tweeentwintigduizend driehonderdéénenzeventig euro en drieëntachtig eurocent).
10.4.2.
Shockschade en aantasting in de persoon op andere wijze
10.4.2.1 Shockschade
Wat betreft de criteria voor de toekenning van immateriële schade in de vorm van shockschade sluit de rechtbank aan bij de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zie bijvoorbeeld het arrest van 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:958). Vergoeding van shockschade kan plaatsvinden als bij de benadeelde partij een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht door (i) het waarnemen van het ten laste gelegde, of (ii) door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan. Uit de emotionele schok dient vervolgens geestelijk letsel te zijn voortgevloeid. Dat zal zich met name kunnen voordoen als de benadeelde partij en het slachtoffer een nauwe affectieve relatie hebben en het slachtoffer bij het ten laste gelegde is gedood of verwond. Voor vergoeding van deze schade is dan wel vereist dat het bestaan van geestelijk letsel, waardoor iemand in zijn persoon is aangetast, in rechte kan worden vastgesteld. Dat zal in het algemeen slechts het geval zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Daarmee is beoogd tot uitdrukking te brengen dat die emotionele schok moet hebben geleid tot geestelijk letsel dat gelet op aard, duur en/of gevolgen ernstig is, en in voldoende mate objectiveerbaar. Dit brengt mee dat als de rechter op grond van een rapportage van een ter zake bevoegde en bekwame deskundige – waarbij gedacht kan worden aan een ter zake bevoegde en bekwame psychiater, huisarts of psycholoog – tot het oordeel komt dat sprake is van geestelijk letsel in de hiervoor bedoelde zin, hij tot toewijzing van schadevergoeding kan overgaan, ook als in die rapportage geen diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld wordt gesteld.
Als sprake is van geestelijk letsel als hier bedoeld, komt zowel de materiële als de immateriële schade die daarvan het gevolg is voor vergoeding in aanmerking.
10.4.2.2 Aantasting in de persoon op andere wijze
Artikel 6:106, aanhef en onder b, Burgerlijk Wetboek (BW) geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, te weten onder meer in geval van aantasting in de persoon op andere wijze. Van aantasting in de persoon 'op andere wijze' is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in art. 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon 'op andere wijze' sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon 'op andere wijze' als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht.
10.4.3
Ten aanzien van de benadeelde partij [getuige 1]
10.4.3.1 Beoordeling vordering [getuige 1]
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij van 11 jaar oud meermaals geconfronteerd is geweest met (de gevolgen van) het excessieve gebruik van geweld van verdachte, te weten haar vader, jegens het slachtoffer [slachtoffer] , te weten haar moeder: De eerste keer toen zij het met messteken toegetakelde lichaam van moeder waarnam vlak na het bewezenverklaarde feit 5, de tweede keer toen zij zag dat haar vader haar moeder van het leven probeerde te beroven door haar nek/keel vast te grijpen (feit 6) en een derde keer toen haar vader opnieuw probeerde haar moeder van het leven te beroven door haar meermaals met messen in de hals en rug te steken (feit 1). Tijdens dit laatste incident heeft benadeelde verdachte gesmeekt om te stoppen en voelde zij zich genoodzaakt om geweld tegen hem te gebruiken door hem aan te vallen met een broodmes en vleesvork. Verdachte bleef desondanks op het slachtoffer insteken met twee verschillende (keuken)messen. Benadeelde heeft vervolgens waargenomen dat zowel haar moeder als de woning (volledig) bebloed waren en zij was in de woning aanwezig toen verdachte niet lang daarna kort terugkeerde naar de woning en vroeg waar haar moeder was. Ook heeft zij achteraf haar familie geholpen met het schoonmaken van de bebloede woning.
Door zo te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij. De rechtbank komt tot het oordeel dat gelet op de aard en ernst van de normschending en de thans gebleken feiten en omstandigheden, de benadeelde partij in aanmerking komt voor toewijzing van immateriële schadevergoeding wegens schade door aantasting in de persoon op andere wijze zoals in artikel 6:106 onder b BW. De aard en ernst van de normschending maken dat de gevolgen daarvan dusdanig voor de hand liggen dat een nadere onderbouwing van de schade niet is vereist. Dat sprake zou zijn van een zodanig hevige schok door de confrontatie met geweld van verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer] en als gevolg daarvan zogenoemde shockschade is ontstaan, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, nu een rapportage van een deskundige hieromtrent in het dossier ontbreekt.
Op grond van voorgaande komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade, wegens schade door aantasting in de persoon op andere wijze, tot een bedrag van € 20.000,- op dit moment billijk voor gelet op de aard en ernst van de normschendingen waarmee benadeelde is geconfronteerd.
10.4.3.2 Toegekende schadevergoeding benadeelde partij [getuige 1]
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van in totaal € 20.000,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de totale schade op 1 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Voorts dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Tot op heden begroot op nihil.
10.4.3.3 BEM-clausule ten behoeve van de benadeelde partij [getuige 1]
De rechtbank zal bepalen dat de aan benadeelde partij [getuige 1] toegekende schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [getuige 1] (geboren op [geboortedatum] ) te openen rekening met een zogenoemde BEM-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en haar wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot zij achttien jaar is.
De rechtbank bepaalt tevens dat de advocaat van de benadeelde partij binnen 3 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis het Openbaar Ministerie op de hoogte stelt welke rekening voor de benadeelde partij is geopend.
10.4.3.4 Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [getuige 1]
De rechtbank voor het aan [getuige 1] toegewezen bedrag de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de totale schade op 1 oktober 2023 tot het moment van de algehele voldoening. Verdachte wordt verplicht het aan benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 20.000,- (zegge: twintigduizend euro).
10.4.3
Ten aanzien van de benadeelde partijen [getuige 2] en [benadeelde 1]
De rechtbank verwijst voor het juridisch kader met betrekking tot shockschade en aantasting in de persoon op andere wijze naar hetgeen onder 10.4.2.1 is overwogen.
10.4.3.1 Beoordeling vorderingen [getuige 2] en [benadeelde 1]
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partijen [getuige 2] en [benadeelde 1] de bewezenverklaarde feiten niet hebben waargenomen, maar zij op 1 oktober 2023 wel zijn geconfronteerd met de directe gevolgen daarvan: zij hebben hun zwaar toegetakelde moeder vanuit de met bloed besmeurde woning naar de buren begeleid na de aanval van verdachte op het slachtoffer [slachtoffer] . Ook waren zij aanwezig toen verdachte niet lang daarna kort terugkeerde naar de woning en vroeg waar hun moeder was. De rechtbank komt tot het oordeel dat gelet op de aard en ernst van de normschending en de thans gebleken feiten en omstandigheden, de benadeelde partijen in aanmerking komt voor toewijzing van immateriële schadevergoeding wegens schade door aantasting in de persoon op andere wijze zoals in artikel 6:106 onder b BW. De aard en ernst van de normschending maken dat de gevolgen daarvan dusdanig voor de hand liggen dat een nadere onderbouwing van de schade niet is vereist. Dat sprake zou zijn van een zodanig hevige schok door de confrontatie met de gevolgen van het geweld van verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer] en als gevolg daarvan zogenoemde shockschade is ontstaan, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, nu een rapportage van een deskundige hieromtrent in het dossier ontbreekt.
.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade, wegens schade door aantasting in de persoon op andere wijze, tot een bedrag van € 10.000,- voor zowel benadeelde partij [getuige 2] als benadeelde partij [benadeelde 1] , billijk voor gelet op de aard en ernst van de normschending waarmee benadeelden zijn geconfronteerd.
10.4.3.2 Toegekende schadevergoeding benadeelde partij [getuige 2] en [benadeelde 1]
Ten aanzien van [getuige 2] :
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van in totaal € 10.000,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Tot op heden begroot op nihil.
Ten aanzien van [benadeelde 1] :
De rechtbank zal de vordering tot het bedrag van in totaal € 10.000,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Tot op heden begroot op nihil.
10.4.3.3 BEM-clausule ten behoeve van de benadeelde partijen [getuige 2] en [benadeelde 1]
Ten aanzien van [getuige 2]
De rechtbank zal bepalen dat de aan benadeelde partij [getuige 2] toegekende schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [getuige 2] ( geboren op [geboortedatum] ) te openen rekening met een zogenoemde BEM-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en haar wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot zij achttien jaar is.
De rechtbank bepaalt tevens dat de advocaat van de benadeelde partij binnen 3 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis het Openbaar Ministerie op de hoogte stelt welke rekening voor de benadeelde partij is geopend.
Ten aanzien van [benadeelde 1] :
De rechtbank zal bepalen dat de aan benadeelde partij [benadeelde 1] toegekende schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van [benadeelde 1] (geboren op [geboortedatum] ) te openen rekening met een zogenoemde BEM-clausule. Een dergelijke BEM-clausule is bedoeld ter bescherming van de belangen van de minderjarige. De minderjarige en haar wettelijke vertegenwoordiger kunnen aldus slechts met toestemming van de kantonrechter over het vermogen van de minderjarige beschikken tot zij achttien jaar is.
De rechtbank bepaalt tevens dat de advocaat van de benadeelde partij binnen 3 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis het Openbaar Ministerie op de hoogte stelt welke rekening voor de benadeelde partij is geopend.
10.4.3.4 Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de benadeelde partij [getuige 2] en
[benadeelde 1]
Ten aanzien van [getuige 2] :
De rechtbank voor het aan [getuige 2] toegewezen bedrag de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de totale schade op 1 oktober 2023 tot het moment van de algehele voldoening. Verdachte wordt verplicht het aan benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 10.000,- (zegge: tienduizend euro).
Ten aanzien van [benadeelde 1] :
De rechtbank zal voor het aan [benadeelde 1] toegewezen bedrag de schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de totale schade op 1 oktober 2023 tot het moment van de algehele voldoening. Verdachte wordt verplicht het aan benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 10.000,- (zegge: tienduizend euro).
10.4.4
Ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De rechtbank verwijst voor het juridisch kader met betrekking tot aantasting in de persoon op andere wijze naar hetgeen onder 10.4.2.1 is overwogen.
10.4.3.1 Beoordeling vordering [benadeelde 2]
De rechtbank overweegt dat niet uit objectieve maatstaven is gebleken dat bij de benadeelde partij als gevolg van het handelen van verdachte onder de bewezenverklaarde feiten letsel is ontstaan. Daarnaast is onvoldoende onderbouwd hoe de gevolgen van dit handelen de benadeelde partij op andere wijze hebben aangetast.
De rechtbank zal derhalve de benadeelde partij voor wat betreft de gevorderde (immateriële) schade niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

11.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 4 maart 2024 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 16/331273-22, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 5 juli 2023 van de meervoudige strafkamer te Midden-Nederland, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek, met bevel dat van deze straf 3 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of zich niet heeft gehouden aan de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijke strafdeel te gelasten.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 37a, 37b, 45, 57, 285, 287, 302, 420bis van het Wetboek van Strafrecht, artikel 26 van de Wet wapens en munitie en artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 impliciet subsidiair en feit 6 primair:
Telkens: poging doodslag.
Feit 2:
Witwassen, meermalen gepleegd.
Feit 3:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Feit 4 en feit 5:
Telkens: zware mishandeling.
Feit 7:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Feit 8:
Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt gesteld en beveelt dat hij
van overheidswegewordt verpleegd.
Ten aanzien van feit 8:
ontzegtverdachte de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de duur van deze ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest.
Verklaart verbeurd:
het in beslag genomen en niet teruggegeven geld en de voorwerpen onder 1, 2, 11, 12, 18, 26 tot en met 30 en 33 op de beslaglijst.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
de in beslag genomen en niet teruggeven voorwerpen onder 4 tot en met 9 en 38 op de beslaglijst.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
het in beslag genomen geld en de voorwerpen onder 3, 10, 13 tot en met 17, 19 tot en met 25, 31, 32, 34 tot en met 37 en 39 tot en met 42 op de beslaglijst.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot een bedrag van
€ 2.218,83 (zegge: tweeëntwintighonderdachttien euro en drieëntachtig eurocent)aan vergoeding van
materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de totale schade, te weten 1 oktober 2023, tot aan de dag van de algehele voldoening en een bedrag van
€ 20.000,- (zegge: twintigduizend euro)aan vergoeding van
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke daarover vanaf het moment van het ontstaan van de totale schade, te weten 1 oktober 2023, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het
overige niet-ontvankelijkin haar vordering is.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] een bedrag van
€ 2.218,83 (zegge: tweeëntwintighonderdachttien euro en drieëntachtig eurocent)aan materiële schade te betalen en een bedrag
€ 20.000, - (zegge: twintigduizend euro)aan immateriële schade te betalen. Deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de totale materiële en immateriële schade op 1 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Beveelt, dat bij gebreke van betaling en verhaal
gijzelingkan worden toegepast voor de voor de duur van
32 (tweeëndertig) dagen (materiële schade)respectievelijk
135 (honderdvijfendertig) dagen (immateriële schade). De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[getuige 1]toe tot een bedrag van
€ 20.000,- (zegge: twintigduizend euro)aan vergoeding van
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de totale schade, te weten 1 oktober 2023, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [getuige 1] .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het
overige niet-ontvankelijkin haar vordering is.
Bepaalt dat de aan [getuige 1] toegekende schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van
(geboren op [geboortedatum] )te openen rekening met een
BEM-clausule.
Bepaalt dat de advocaat van de benadeelde partij binnen 3 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis het Openbaar Ministerie op de hoogte stelt welke rekening voor de benadeelde partij [getuige 1] is geopend.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [getuige 1] een bedrag van
€ 20.000,- (zegge: twintigduizend euro)aan immateriële schade te betalen. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de totale immateriële schade op 1 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Beveelt, dat bij gebreke van betaling en verhaal
gijzelingkan worden toegepast voor de voor de duur van
135 (honderdvijfendertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[getuige 2]toe tot een bedrag van
€ 10.000,- (zegge: tienduizend euro)aan vergoeding van
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 1 oktober 2023, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [getuige 2] .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het
overige niet-ontvankelijkin zijn vordering is.
Bepaalt dat de aan [getuige 2] toegekende schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van
(geboren op [geboortedatum] )te openen rekening met een
BEM-clausule.
Bepaalt dat de advocaat van de benadeelde partij binnen 3 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis het Openbaar Ministerie op de hoogte stelt welke rekening voor de benadeelde partij [getuige 2] is geopend.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [getuige 2] een bedrag van
€ 10.000,- (zegge: tienduizend euro)aan immateriële schade te betalen. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de immateriële schade op 1 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Beveelt, dat bij gebreke van betaling en verhaal
gijzelingkan worden toegepast voor de voor de duur van
85 (vijfentachtig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde 1]toe tot een bedrag van
€ 10.000,- (zegge: tienduizend euro)aan vergoeding van
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 1 oktober 2023, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 1] .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het
overige niet-ontvankelijkin haar vordering is.
Bepaalt dat de aan [benadeelde 1] toegekende schadevergoeding zal worden gestort op een ten behoeve van
(geboren op [geboortedatum] )te openen rekening met een
BEM-clausule.
Bepaalt dat de advocaat van de benadeelde partij binnen 3 maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis het Openbaar Ministerie op de hoogte stelt welke rekening voor de benadeelde partij [benadeelde 1] is geopend.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 1] een bedrag van
€ 10.000,- (zegge: tienduizend euro)aan immateriële schade te betalen. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de immateriële schade op 1 oktober 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Beveelt, dat bij gebreke van betaling en verhaal
gijzelingkan worden toegepast voor de voor de duur van
85 (vijfentachtig) dagen.De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op. Bepaalt dat de benadeelde partij I.C. Henshuys niet-ontvankelijk is in haar vordering.
Gelast de
tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 5 juli 2023 met parketnummer 16/331273-22, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van
3 (drie) maanden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Akkermans, voorzitter,
mr. B.C. Langendoen en mr. E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Zoetelief, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 april 2024.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Nazending 2 deel 2, een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 18780271, p. 557-559
3.PV VGL, een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023222233-6, p. 5-6.
4.PV VGL, een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023222233-6, p. 5-6 en 9-10.
5.PV VGL, een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023222233-6, p. 5-6.
6.PV VGL, een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023222233-2, p. 1.
7.PV VGL, een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023222233-2, p. 1.
8.PV VGL, een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023222233-13, p. 11-12.
9.PV VGL, een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023222233-13, p. 11-12 en PD VGL, een proces-verbaal van aanhouding verdachte met nummer PL1300-2023222233-17, p. 1.
10.PD VGL, een proces-verbaal van aanhouding verdachte met nummer PL1300-2023222233-17, p. 1.
11.Nazending raadkamer, een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 18548336, p. 142.
12.Nazending 4 deel 1, een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023222233-47, p. 561.
13.Nazending 4 deel 1, een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023222233-47, p. 562 en 592-593.
14.Nazending 4 deel 1, een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023222233-47, p. 562-563.
15.Nazending 2 deel 1, een geschrift, zijnde een rapport Forensisch medisch onderzoek naar aanleiding van een incident in week 39 van 2023, digi p. 291.
16.Nazending 2 deel 1, een geschrift, zijnde een rapport Forensisch medisch onderzoek naar aanleiding van een incident in week 39 van 2023, digi p. 284.
17.PD VGL d.d. 04-10-2023, een proces-verbaal verhoor van verdachte, digi p. 5
18.Nazending 1, een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023222233-36, p. 192.
19.PV VGL, een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 18498532, p. 70 en 73.
20.PV VGL, een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 18497867, p. 61.
21.Nazending 2 deel 1, een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 73, p. 542-543
22.Nazending 2 deel 1, een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 73, p. 545.
23.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
24.Nazending 4, een proces-verbaal van bevindingen van verhoor [slachtoffer] met documentcode 19033845, p. 768
25.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
26.Nazending 2 deel 1, een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 18570277, p. 224.
27.Een proces-verbaal rijden onder invloed met nummer PL1300-20232222999-1, digi p. 2.
28.PV VGL, een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023222233-13, p. 11-12; PV VGL, een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023222233-18, p. 15 en PD VGL, een proces-verbaal van aanhouding verdachte met nummer PL1300-2023222233-17, p. 1.
29.Nazending, een proces-verbaal van bevindingen met documentcode proces-verbaal van wapenonderzoek, p. 105-106.
30.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
31.PV 8 WvW deel 1, een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023222299-1, digi. p. 3.
32.PV VGL, een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL 1300-2023222233-1, p. 48.
33.PV 8 WvW deel 2, een geschrift, zijnde een rapport Alcohol en drugs in het verkeer, d.d. 25 okt 2023, digi p. 26.
34.Nazending 1, een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 18548336, p. 125-126.
35.Nazending 2 deel 1, een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 20233222233, p. 387.
36.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.
37.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 18789629, digi p. 30.
38.Nazending 1, een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 18548336, p. 130-131.
39.Nazending 2 deel 2, een proces-verbaal van verhoor getuige met documentcode 18743893, p. 499 en p. 524-525.
40.Nazending 2 deel 2, een proces-verbaal van bevindingen van verhoor getuige met documentcode 18549519, p. 470-471.
41.Nazending 2 deel 2, een proces-verbaal van bevindingen van verhoor getuige met documentcode 18549519, p. 470-4713
42.Nazending 2 deel 1, een geschrift, zijnde een rapport Forensisch medisch onderzoek naar aanleiding van een incident in week 39 van 2023, digi p. 308.
43.Pleitnota raadsman benadeelde partij Richard Korver, Toelichting vorderingen benadeelde partij, onder punt 4.
44.Een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 18789629, digi p. 36.
45.Nazending 2 deel 1, een proces-verbaal van bevindingen met documentcode PL1300-2023177438-7, p. 259-260 en p. 262-264.
46.Nazending 1, een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 18548336, p. 133.
47.Nazending 2 deel 2, een proces-verbaal van verhoor getuige met documentcode 18743893, p. 520.
48.Nazending 1, een proces-verbaal van bevindingen met documentcode 18548336, p. 138.
49.Nazending raadkamer, een proces-verbaal van bevindingen met BVH-nummer 2023222233, p. 103.
50.Verklaring van verdachte ter terechtzitting.