ECLI:NL:RBAMS:2024:1885

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
13/010348-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van ontbrekende dubbele strafbaarheid in Europees aanhoudingsbevel

Op 14 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de District Court of Legnica in Polen. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 25 juli 2014 was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1985 in Polen, werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk tijdens de zitting op 29 februari 2024.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, niet voldoen aan de eis van dubbele strafbaarheid. De opgeëiste persoon werd verdacht van het niet betalen van kinderalimentatie, wat niet strafbaar is volgens Nederlands recht, aangezien er geen bewijs was dat de kinderen in een hulpbehoevende situatie verkeerden door het niet betalen van de alimentatie. De rechtbank oordeelde dat de weigeringsgrond van artikel 7 van de Overleveringswet van toepassing was.

Daarnaast werd opgemerkt dat er sprake was van verjaring naar Pools recht, en dat de opgeëiste persoon in een andere zaak gelijkgesteld was met een Nederlander, wat betekent dat Nederland de tenuitvoerlegging van de straf in die andere zaak zou overnemen. De rechtbank besloot om de overlevering te weigeren, ondanks het verzoek van de officier van justitie om de behandeling aan te houden in afwachting van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van de opgeëiste persoon was om niet te wachten op deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/010348-24 (VV-EAB)
Datum uitspraak: 14 maart 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 11 januari 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op 25 juli 2014 door
the District Court of Legnica – III Criminal Department(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] (Polen),
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 29 februari 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.C.P. Lefevere, advocaat in Helmond, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judicial decision of the Regional Court in Glogówvan 24 februari 2014 met referentie
1 Ds. 488/13.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Pools recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [2]

4.Verjaring naar Pools recht

Met de raadsman stelt de rechtbank het volgende vast. Blijkens onderdeel f) van het EAB is het recht op vervolging verjaard in april 2021:
“Time limitation of the amenability to the penalty for the offence in case file No. 1 Ds. 488/13 in respect of [opgeëiste persoon] ceases in April 2021.”
Verjaring naar het recht van de uitvaardigende lidstaat is geen weigeringsgrond. Het toesturen
van het EAB door de uitvaardigende justitiële autoriteit impliceert dat deze autoriteit bij haar
beoordeling of de overlevering nog steeds gewenst is ook de verjaring naar het recht van haar
lidstaat heeft beoordeeld. [3] Niettemin moet overlevering achterwege blijven, indien na de
uitvaardiging van het EAB de aan dat EAB ten grondslag liggende nationale rechterlijke
beslissing niet meer voor tenuitvoerlegging vatbaar is vanwege verjaring. [4] In een dergelijk geval
voldoet het EAB immers niet aan de in artikel 2, tweede lid, aanhef en onder c, OLW bedoelde
eis. Nu de beslistermijn in de onderhavige zaak nog niet is verstreken, zou de rechtbank bij de uitvaardigende justitiële autoriteit na kunnen gaan of de vervolgingsverjaring na de uitvaardiging van het EAB maar vóór april 2021 is gestuit. De rechtbank kiest er echter voor dit niet te doen, gelet op hetgeen hierna onder 5 is overwogen.

5.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd – voldaan is aan het vereiste dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank stelt, met de raadsman en de officier van justitie, vast dat hieraan niet is voldaan. De feiten waar de opgeëiste persoon van wordt verdacht (telkens: het niet betalen van kinderalimentatie) zijn niet strafbaar naar Nederlands recht, nu uit het EAB niet volgt dat de betreffende kinderen door het niet betalen van de alimentatie in een hulpbehoevende situatie terecht zijn gekomen. De weigeringsgrond van artikel 7 OLW is daarmee van toepassing.
De rechtbank heeft in eerdere gevallen aanleiding gezien om van weigering af te zien wanneer het EAB is uitgevaardigd ter zake het niet betalen van kinderalimentatie. In de onderhavige zaak ziet de rechtbank echter geen aanleiding om af te zien van weigering. In de onderhavige zaak ontbreekt niet alleen de dubbele strafbaarheid en is er blijkens het EAB sprake van verjaring naar Pools recht, maar speelt ook dat de opgeëiste persoon in een andere zaak (met parketnummer 13/010309-24) gelijkgesteld is met een Nederlander. Dit betekent dat de tenuitvoerlegging van de straf waarvoor zijn overlegging in die andere zaak wordt gevraagd door Nederland wordt overgenomen. Daarnaast weegt de rechtbank ook mee dat het zeer oude feiten betreft.
In een vergelijkbare zaak heeft de rechtbank prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie. [5] Aanhouding van de onderhavige procedure in afwachting van de beslissing van het Hof van Justitie acht de rechtbank niet in het belang van de opgeëiste persoon. Hoewel er volgens de officier van justitie gronden zijn om af te zien van weigering van de overlevering, zal de rechtbank daartoe niet overgaan, omdat zij de aanhangige prejudiciële procedure niet wil doorkruisen. Het in de prejudiciële vragen gesignaleerde probleem doet zich dan niet voor.
Gelet op het bovenstaande volgt de rechtbank de officier van justitie niet in haar verzoek de behandeling aan te houden in afwachting van het antwoord op de gestelde prejudiciële vragen.

6.Slotsom

Gelet op het bovenstaande weigert de rechtbank de overlevering van de opgeëiste persoon.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court of Legnica – III Criminal Department(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M. Wiewel en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 14 maart 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie onderdeel e) van het EAB.
3.Rechtbank Amsterdam 5 oktober 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:7307.
4.Vergelijk: rechtbank Amsterdam 9 februari 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:668.