Op 14 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de District Court of Legnica in Polen. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 25 juli 2014 was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1985 in Polen, werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk tijdens de zitting op 29 februari 2024.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, niet voldoen aan de eis van dubbele strafbaarheid. De opgeëiste persoon werd verdacht van het niet betalen van kinderalimentatie, wat niet strafbaar is volgens Nederlands recht, aangezien er geen bewijs was dat de kinderen in een hulpbehoevende situatie verkeerden door het niet betalen van de alimentatie. De rechtbank oordeelde dat de weigeringsgrond van artikel 7 van de Overleveringswet van toepassing was.
Daarnaast werd opgemerkt dat er sprake was van verjaring naar Pools recht, en dat de opgeëiste persoon in een andere zaak gelijkgesteld was met een Nederlander, wat betekent dat Nederland de tenuitvoerlegging van de straf in die andere zaak zou overnemen. De rechtbank besloot om de overlevering te weigeren, ondanks het verzoek van de officier van justitie om de behandeling aan te houden in afwachting van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van de opgeëiste persoon was om niet te wachten op deze beslissing.