Beoordeling door de rechtbank
11. De rechtbank beoordeelt in dit beroep of de minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten de Wbr-vergunning met een geldigheidsduur tot 22 juli 2030 aan Fastned te verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van Fastned .
12. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit heeft.
13. De rechtbank heeft in een soortgelijke zaak over verzorgingsplaats Haarrijn een uitspraak gedaan op 21 juli 2023.Daarin heeft de rechtbank geoordeeld dat de Tijdelijke beleidsregel op zichzelf niet kennelijk onredelijk en ook niet in strijd met de doelstellingen van de nieuwe beleidsvisie is. De hiervoor relevante overwegingen van de rechtbank in de uitspraak van 21 juli 2023 worden hier als herhaald en ingelast beschouwd. In zoverre is de Tijdelijke beleidsregel niet in strijd met artikel 3:4, tweede lid, van de Awb. Voor zover Fastned deze grond herhaalt, verwijst de rechtbank naar de uitspraak van 21 juli 2023.
Moest de minister afwijken van het beleid op grond van artikel 4:84 van de Awb?
14. Fastned stelt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor de minister in dit geval van het beleid had moeten afwijken op grond van artikel 4:84 van de Awb. Fastned wijst ten eerste op de overschrijding van de wettelijke beslistermijn. Als de minister deze termijn wel in acht zou hebben genomen, dan zou de vergunning aan Fastned zijn verleend vóór de inwerkingtreding van de Tijdelijke beleidsregel. Fastned zou in dat geval een vergunning met een looptijd van vijftien jaar hebben gekregen. Fastned heeft op verzorgingsplaats [naam 2] al veel investeringen gedaan met het oog op een langere looptijd van de vergunning. De minister neemt het voorgaande ten onrechte niet mee in de belangenafweging, hetgeen volgens Fastned onzorgvuldig en onevenwichtig is.
15. De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat de wettelijke beslistermijn is overschreden op zichzelf geen omstandigheid is die ertoe leidt dat het geldende beleid buiten toepassing behoort te blijven. Voor zover Fastned wijst op de belangenafweging stelt de rechtbank vast dat in de toelichting van artikel 3 en 4 van de Tijdelijke beleidsregel is gemotiveerd waarom de looptijd van vergunningen wordt bekort. De rechtbank stelt verder vast dat de looptijd van de vergunning rekening houdt met het belang van het met het toekomstig beleid te dienen doel, zoals neergelegd in de beleidsvisie, alsook het belang van Fastned door de vergunning niet verder te bekorten dan zeven jaar. Fastned heeft daarnaast de gestelde financiële investeringen op [naam 2] niet met concrete stukken onderbouwd en ook niet aannemelijk gemaakt dat binnen de looptijd van de vergunning de gestelde investeringen niet kunnen worden terugverdiend. In zoverre is geen sprake van onzorgvuldigheid of onevenwichtige besluitvorming.
16. Volgens Fastned is het niet noodzakelijk om de looptijd voor verzorgingsplaats
[naam 2] te bekorten. Een vergunning voor deze locatie met een looptijd van vijftien jaar staat namelijk de algemene implementatie van de nieuwe beleidsvisie niet in de weg. Daarvoor is immers nog geen planning opgesteld, er is nog geen verdelingsmethode gekozen en er is nog niet begonnen met de inrichtingsplannen per verzorgingsplaats. Fastned stelt verder dat zij op deze locatie bovendien al voldoet aan de voorwaarden van het toekomstig beleid op de punten van exclusiviteit en het gebiedscriterium. De minister heeft toegelicht dat het beleid is gericht op het zo snel mogelijk invoeren van een nieuwe verdelingssystematiek. Daarbij leiden uitzonderingen ertoe dat de nieuwe verdelingssystematiek wordt ondergraven. Een langere looptijd voor deze verzorgingsplaats betekent bovendien ook dat andere partijen niet kunnen toetreden tot de markt. Verder heeft de minister toegelicht dat het toekomstig beleid nog in ontwikkeling is en daarom niet op voorhand vaststaat dat Fastned daaraan voldoet. Met deze toelichting heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd waarom het bekorten van de looptijd in dit geval ook noodzakelijk is.
17. Gelet op het voorgaande is er geen sprake van bijzondere omstandigheden die maken dat de minister artikel 4:84 van de Awb had moeten toepassen.
Artikel 33, vijfde lid, van de Dienstenwet
18. Fastned voert verder aan dat de vergunning in strijd met artikel 33, vijfde lid, van de Dienstenwet is verleend voor de duur van zeven jaar. Zij wijst ter ondersteuning daarvan op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 21 juli 2021.
19. De rechtbank oordeelt dat geen sprake is van strijd met artikel 33, vijfde lid, van de Dienstenwet. Uit de genoemde uitspraak volgt weliswaar dat de minister er rekening mee moet houden dat aan vergunninghouders voldoende tijd wordt geboden om de door hen noodzakelijk gemaakte investeringen en de investeringen die zij lopende de geldigheidsduur van de vergunning redelijkerwijs moeten maken, te kunnen afschrijven, maar deze termijn hoeft niet per afzonderlijke vergunning of vergunninghouder te worden bepaald. Wel kan volgens de uitspraak per branche, met inachtneming van de tijd waarin de noodzakelijke investeringen van de standplaatshouders binnen die branche gemiddeld genomen worden terugverdiend, worden vastgesteld binnen welke termijn de hiervoor bedoelde afschrijvingen redelijkerwijs kunnen worden gedaan. In de Tijdelijke beleidsregel heeft de minister dit gedaan door een zogenoemde ‘kap’ te zetten op vijf jaar en in de toelichting bij de Tijdelijke beleidsregel heeft hij deze kap gemotiveerd. De rechtbank heeft de kap in bovengenoemde uitspraak van 21 juli 2023 niet onredelijk gevonden. De rechtbank ziet geen aanleiding om nu anders te oordelen. De rechtbank overweegt aanvullend dat het Fastned vrijstaat om minder laadpunten te realiseren om tijdig de investeringen terug te verdienen. Voor zover Fastned stelt dat zij haar investeringen niet zou kunnen terugverdienen, ook niet met minder laadpunten, heeft zij dit niet aannemelijk gemaakt.
Beleidswijziging en lopende aanvraag
20. Fastned stelt dat het toepassen van de Tijdelijke beleidsregel in strijd is met de systematiek van de verdeling van schaarse vergunningen. Fastned beroept zich opnieuw op een uitspraak van de Afdeling van 6 juni 2012.Daarnaast wijst Fastned op een uitspraak van de Afdeling van 7 september 2016.Fastned betoogt dat uit deze uitspraken volgt dat de uitspraak van 21 juli 2023 van deze rechtbank onjuist is.
21. De rechtbank heeft in de uitspraak van 21 juli 2023 geoordeeld dat de vergelijking met de uitspraak van de Afdeling van 6 juni 2012 niet opgaat omdat, anders dan in die uitspraak, de beleidswijziging in dit geval niet direct ziet op de methode aan de hand waarvan wordt bepaald aan wie de vergunningen worden verleend, maar slechts op de duur van de vergunning. De rechtbank ziet in hetgeen Fastned aanvullend heeft gesteld geen aanleiding om terug te komen van dit oordeel. De rechtbank is van oordeel dat Fastned ook niet aannemelijk heeft gemaakt op welke wijze zij aan de uitspraak van 7 september 2016 steun kan ontlenen voor de stelling dat in haar voordeel van het beleid moet worden afgeweken.
22. Volgens Fastned is het toepassen van de verkorte looptijd in haar geval ook in strijd met de rechtszekerheid. Als sprake is van rechtmatig gevoerd beleid dat wordt gewijzigd, dan moet die wijziging wel tijdig bekend worden gemaakt en mag niet zonder meer een kortere looptijd worden toegepast op lopende aanvragen. Fastned verwijst, evenals in andere beroepen, naar de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 3 september 2019en stelt dat de rechtbank die uitspraak ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten.
23. Zoals de rechtbank in de uitspraak van 21 juli 2023 heeft overwogen gaat de vergelijking met de uitspraak van het CBb over subsidies niet op. De hiervoor relevante overwegingen van de rechtbank in de uitspraak van 21 juli 2023 worden hier als herhaald en ingelast beschouwd. De rechtbank ziet in hetgeen Fastned aanvullend heeft gesteld geen aanleiding om anders te oordelen.