ECLI:NL:RBAMS:2024:1324

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
C/13/735351 / HA ZA 23-574
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een bank en rekeninghouder bij oplichting via bankrekening

In deze zaak vordert de besloten vennootschap Zhung Kong B.V. dat de rechtbank verklaart dat de bank Bunq B.V. en [gedaagde 2] onzorgvuldig en onrechtmatig hebben gehandeld, en dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor een bedrag van $30.000 dat verloren is gegaan door oplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde 2] een bankrekening heeft geopend en dat deze rekening is gebruikt voor de oplichting van Zhung Kong. De rechtbank oordeelt dat [gedaagde 2] niet aansprakelijk is voor de schade, omdat niet is gebleken dat zij zich bewust was van de oplichtingspraktijken. De rechtbank concludeert dat de vordering tot terugbetaling van het bedrag op grond van onverschuldigde betaling toewijsbaar is, omdat het bedrag zonder rechtsgrond is ontvangen door [gedaagde 2]. De bank wordt niet aansprakelijk gehouden, omdat zij niet op de hoogte was van de oplichtingspraktijken op het moment van de transactie en niet verplicht was om extra controles uit te voeren. De rechtbank wijst de vorderingen van Zhung Kong tegen de bank af, maar veroordeelt [gedaagde 2] tot terugbetaling van het ontvangen bedrag en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/735351 / HA ZA 23-574
Vonnis van 6 maart 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, opgericht naar het recht van Bonaire,
ZHUNG KONG B.V.,
gevestigd te Kralendijk (Bonaire),
eisende partij (hierna:
Zhung Kong),
advocaat: mr. D.E. Liqui Lung te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
1.
BUNQ B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij (hierna: de
Bank),
advocaat: mr. L. Stortelder te Amsterdam,

2 [gedaagde 2] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij (hierna:
[gedaagde 2]),
advocaat: mr. M.J.G. Schroeder te ’s-Gravenhage.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaardingen van 8 juni 2023 met producties 1 tot en met 19,
- de conclusie van antwoord van [gedaagde 2] ,
- de conclusie van antwoord van Bunq met producties 1 tot en met 7, 8a en 8b,
- het tussenvonnis van 25 oktober 2023 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 24 januari 2024 en de daarin vermelde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Zhung Kong exploiteert een lokale supermarkt in Bonaire en bankiert bij de in Bonaire gevestigde Maduro & Curiel’s Bank N.V. (hierna:
MCB).
2.2.
Food Brokers B.V. (hierna:
Food Brokers) is een leverancier van Zhung Kong.
2.3.
[gedaagde 2] heeft op enig moment online een bankrekening geopend bij de Bank (hierna: de
741-rekening). Naar eigen zeggen deed [gedaagde 2] dit op initiatief van en samen met een oude kennis uit Curaçao, aan wie zij de controle over de 741-rekening uit handen gaf.
2.4.
Food Brokers ontdekte op 27 juli 2022 dat haar digitale systeem was gehackt, nadat haar klant Ecolog Deutschland GmbH (hierna:
Ecolog) een vervalste factuur ontving. Op deze factuur stond dat Ecolog een bedrag moest betalen aan Food Brokers door overmaking op een bankrekening bij de Bank die eindigde op -862 (hierna: de
862-rekening). Food Brokers beschikt niet over bankrekeningen bij de Bank en heeft nog dezelfde dag bij de Bank gemeld dat de 862-rekening werd gebruikt om haar klanten op te lichten.
2.5.
De Bank ging over tot nader onderzoek en heeft uit voorzorg op 29 juli 2022 de 862-rekening geblokkeerd. De 862-rekening werd gehouden door een particulier. Na ontvangst van een strafrechtelijke aangifte heeft de Bank deze relatie later beëindigd.
2.6.
Zhung Kong is voor $ 30.000 opgelicht op nagenoeg dezelfde wijze, maar dan via de 741-rekening die op naam stond van [gedaagde 2] . Iemand gaf zich per e-mail uit voor Food Brokers en bewoog Zhung Kong ertoe om op 25 augustus 2022 $ 30.000 over te boeken naar de 741-rekening ten name van ‘Food Brokers’. Omdat Zhung Kong bij MCB (niet in Nederland) bankierde, verliep deze opdracht via MCB met een
international wire transfer. In het kader van deze opdracht heeft de Bank op 31 augustus 2022 om 12:01 uur een bedrag van € 28.997 op de 741-rekening bijgeschreven. Om 12:55 uur heeft de Bank van deze rekening € 28.980 overgeboekt naar het in Ierland gevestigde cryptoplatform Coinbase Ireland Ltd (hierna:
Coinbase). Deze betaalopdracht was geautoriseerd met [gedaagde 2] ’s persoonlijke inlogcodes.
2.7.
Het post-transactiemonitoringssysteem van de Bank genereerde nadien een alert op zowel de inkomende betaling van $ 30.000 als de uitgaande betaling van € 28.980, omdat deze transacties als ongebruikelijk werden aangemerkt. De Bank startte daarop een verscherpt klantonderzoek naar [gedaagde 2] als rekeninghouder, wat erin resulteerde dat de Bank op 1 september 2022 de bankrelatie met [gedaagde 2] heeft opgezegd.
2.8.
Op 2 september 2022 ontdekten Zhung Kong en Food Brokers dat de betalingsopdracht van $ 30.000 niet aan het rekeningnummer van Food Brokers was gericht. Zhung Kong nam daarom contact op met MCB in een poging het geld terug te halen, wat niet lukte. Daarna heeft Food Brokers op 3 september 2022 bij de Bank opnieuw melding gemaakt van oplichting met haar naam en de Bank verzocht maatregelen te nemen.
2.9.
In reactie op de melding van Food Brokers heeft de Bank per e-mailbericht van 5 september 2022 bericht dat zij de melding serieus neemt en Food Brokers geadviseerd om haar eigen bank te benaderen als een teruggave wordt verwacht en aangifte te doen, om vervolgens ook het aangifterapport met de Bank te delen.
2.10.
Nadat Zhung Kong meerdere verzoeken aan MCB had gedaan, schreef zij op 30 maart 2023 de Bank aan met het verzoek om onderzoek te doen naar de 741-rekening en om ofwel het bedrag van $ 30.000 terug te storten ofwel alle relevante informatie over de rekeninghouder van de 741-rekening te delen.
2.11.
Op 7 april 2023 heeft de Bank aan Zhung Kong bericht dat op de 741-rekening geen geld meer beschikbaar is om veilig te stellen en heeft de Bank de persoonsgegevens van [gedaagde 2] verstrekt, namelijk: haar voor- en achternaam, adresgegevens, geboortedatum, geslacht en gebruikersnaam.
2.12.
Strafrechtelijke stappen van Zhung Kong in Bonaire en Food Brokers in Nederland, waaronder aangifte tegen [gedaagde 2] , hebben niet geleid tot het veiligstellen van de verloren $ 30.000 van Zhung Kong of de vervolging van [gedaagde 2] .

3.Het geschil

3.1.
Zhung Kong vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
I voor recht verklaart dat Bunq en [gedaagde 2] , althans één van hen, onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig hebben gehandeld tegenover Zhung Kong,
II Bunq en [gedaagde 2] hoofdelijk, althans één van hen, veroordeelt tot betaling van $ 30.000, te vermeerderen met de werkelijke advocaatkosten van Zhung Kong, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, althans te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten van $ 1.300,75, en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 augustus 2022,
III Bunq en [gedaagde 2] hoofdelijk, althans één van hen, te veroordelen in de proceskosten, inclusief nakosten.
3.2.
Zhung Kong heeft ter zitting de door haar gevorderde werkelijke advocaatkosten begroot op € 15.000, althans een in goede justitie te bepalen bedrag hoger dan het liquidatietarief.
3.3.
De Bank voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen met een veroordeling van Zhung Kong in de proceskosten, inclusief nakosten, te vermeerderen met rente.
3.4.
[gedaagde 2] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen met een veroordeling van Zhung Kong in de proceskosten.

4.De beoordeling

de rechtbank is bevoegd en Nederlands recht is van toepassing
4.1.
Nu Zhung Kong op Bonaire is gevestigd, heeft deze zaak een interregionaal karakter. De rechtbank dient daarom te bepalen of haar rechtsmacht toekomt. In interregionale zaken moet zoveel mogelijk aansluiting worden gezocht bij de bevoegdheidsbepalingen die gelden op het terrein van het internationaal privaatrecht. [1] Dat betekent dat de rechtbank eerst dient te onderzoeken of overeenkomstige toepassing kan worden gegeven aan de in verdragen en Europese verordeningen neergelegde bevoegdheidsbepalingen en daarna pas kan aansluiten bij de artikelen 1 tot en met 14 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
4.2.
Omdat het hier gaat om een burgerlijke of handelszaak in de zin van artikel 1 van de Europese verordening Brussel I-
bis [2] leent die Europese verordening zich voor overeenkomstige toepassing. Daaruit volgt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in deze zaak omdat de Bank en [gedaagde 2] als gedaagde partijen hun vestigings- respectievelijk woonplaats in Nederland hebben, zoals geregeld in artikel 4 lid 1 Brussel I-
bis.Nu de Bank tevens gevestigd is in het arrondissement Amsterdam is deze rechtbank bevoegd. [gedaagde 2] heeft geen beroep gedaan op de relatieve onbevoegdheid, zodat ook ten aanzien van haar bevoegdheid bestaat.
4.3.
Ook ten aanzien van het toepasselijke recht in zaken met een interregionaal karakter geldt dat de rechtbank de regels van internationaal privaatrecht zoveel mogelijk overeenkomstig moet toepassen. [3] Zhung Kong beroept zich op niet-contractuele verbintenissen, waardoor de Europese verordening Rome II [4] zich leent voor overeenkomstige toepassing. De rechtbank komt op grond van artikel 14 Rome II uit op de toepassing van Nederlands recht. Partijen hebben immers hun stellingen en verweren gebaseerd op Nederlands recht. Daarmee is sprake van een (impliciete) rechtskeuze.
de hoofdvordering tegen [gedaagde 2]
4.4.
Zhung Kong stelt primair dat [gedaagde 2] aansprakelijk is voor een onrechtmatig daad in de zin van artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek (BW). Ter onderbouwing voert Zhung Kong aan dat [gedaagde 2] de onregelmatige ontvangster is van aan oplichting verloren gelden, die zij dus moet terugbetalen. Oplichting is expliciet verboden op grond van artikel 326 Wetboek van Strafrecht (Sr), waarmee [gedaagde 2] een inbreuk heeft gemaakt op een wettelijke plicht. Bovendien wordt er – door het misleiden van een ander om zo een onrechtmatig voordeel te verkrijgen – inbreuk gemaakt op de rechten van Zhung Kong als slachtoffer. Daarom dient [gedaagde 2] $ 30.000 aan schade die met de onrechtmatige daad in causaal verband staat, te vergoeden volgens Zhung Kong. Subsidiair stelt Zhung Kong dat sprake is van onverschuldigde betaling.
4.5.
[gedaagde 2] verweert zich hiertegen. Tot aan de zitting stelde [gedaagde 2] zich nog op het standpunt dat zij geen bankrelatie met de Bank heeft gehad. Op zitting heeft zij dit standpunt verlaten en toegelicht dat ze vergeten was dat zij de 741-rekening geopend had. [gedaagde 2] zegt niks met de bankrekening te maken te hebben gehad, vanaf het online openen ervan met een oude bekende uit Curaçao. Zij heeft toen slechts in het aanmeldproces eenmalig vijf euro moeten overmaken en een verificatievideo moeten opnemen. Nadien heeft [gedaagde 2] nooit meer iets van de Bank of de oude bekende uit Curaçao gehoord. Het bedrag van $ 30.000 is haar onbekend. Waarom [gedaagde 2] de bankrekening heeft geopend, weet ze ook desgevraagd niet meer. Zij ontkent een tegenprestatie te hebben ontvangen. [gedaagde 2] zegt slachtoffer te zijn geworden van een geldtransactie waarbij haar bankrekening is misbruikt.
[gedaagde 2] wordt tot terugbetaling veroordeeld
4.6.
Vast staat dat de 741-rekening van [gedaagde 2] is gebruikt om Zhung Kong op te lichten, maar niet is gebleken dat [gedaagde 2] zich daarvan bewust was of rondom de overboeking van $ 30.000 op enigerlei wijze strafbaar heeft gehandeld. Dat vereist nader strafrechtelijk onderzoek en het Openbaar Ministerie heeft daarvan vooralsnog afgezien. De rechter geeft in dit (civiele) vonnis geen oordeel over de strafrechtelijke vraag of [gedaagde 2] Zhung Kong heeft opgelicht in de zin van artikel 326 Sr.
4.7.
Daarmee blijft over dat [gedaagde 2] houder was van de 741-rekening waarop € 28.997 is gestort. [gedaagde 2] heeft onbedachtzaam gehandeld door met een oude kennis een bankrekening te openen en de controle over die bankrekening uit handen te geven. Dat is onzorgvuldig te noemen, maar op zichzelf nog geen onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 BW. Daarbij is van belang dat van partijen als Zhung Kong ook de nodige oplettendheid en voorzichtigheid mag worden verwacht om eventuele schade als gevolg van fraude rondom betalingen te voorkomen. In dit geval is het handelen van [gedaagde 2] alleen onvoldoende geweest om de schade voor Zhung Kong te laten ontstaan. Dit handelen heeft een beperkte rol gehad naast tal van andere factoren, zoals het hacken van de mails bij Food Brokers, de rol van de kennis uit Curaçao en de onoplettendheid bij Zhung Kong. Een onrechtmatige daad van [gedaagde 2] wordt in dit geval dan ook niet aangenomen en de verklaring voor recht die daarop ziet wordt afwezen.
4.8.
Wat Zhung Kong aanvoert sluit beter aan bij de subsidiair gevoerde grondslag: onverschuldigde betaling uit artikel 6:203 lid 1 BW. Uit hoofde daarvan is Zhung Kong gerechtigd om een zonder rechtsgrond verrichte prestatie terug te vorderen. Op de door [gedaagde 2] gehouden 741-rekening is € 28.997 bijgeschreven zodat [gedaagde 2] dit bedrag heeft ontvangen. [gedaagde 2] stelt niks met dit geld te maken te hebben gehad, maar het feit dat zij het bestaan van haar 741-rekening was vergeten en de controle aan een derde uit handen heeft gegeven, ligt in haar eigen risicosfeer en kan niet aan Zhung Kong worden tegengeworpen. Het is aan een rekeninghouder zelf om (bancaire) inloggegevens privé te houden, bij het verlies daarvan melding te maken aan de Bank en indien een bankrekening niet meer is gewenst, deze op te zeggen. Onbetwist staat vast dat de betaling van € 28.997 aan [gedaagde 2] zonder rechtsgrond is geweest. De vordering tot terugbetaling van dit bedrag op grond van onverschuldigde betaling is dan ook toewijsbaar.
wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten
4.9.
Zhung Kong vordert wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 augustus 2022. Omdat verzuim op die datum ontbreekt, wordt de rente niet vanaf die datum toegewezen. Bij gebrek aan een eerdere ingebrekestelling wordt de dagvaarding als zodanig aangemerkt en de wettelijke rente toegewezen vanaf veertien dagen na 8 juni 2023 als intredingsmoment van verzuim, te weten vanaf 22 juni 2023. Dat geen ingebrekestelling zou zijn vereist volgens artikel 6:83 aanhef en onder b BW gaat niet op nu geen sprake is van een onrechtmatige daad.
4.10.
Zhung Kong vordert daarnaast $ 1.300,75 aan buitengerechtelijke incassokosten. De vordering van Zhung Kong heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het ‘Besluit’) van toepassing is en wordt daarom getoetst aan het Rapport Voorwerk II met inachtneming van het Rapport BGK-integraal. Omdat onvoldoende is gebleken dat Zhung Kong incassohandelingen voor een voldoening buiten rechte heeft laten verrichten zal deze vordering worden afgewezen. De enkele brief van Zhung Kong waarin onderhavige procedure wordt aangezegd is daarvoor niet genoeg. Als uitgangspunt heeft volgens het Rapport Voorwerk II immers te gelden dat verrichtingen voorafgaand aan het geding moeten worden gezien als voorbereiding van de gedingstukken en instructie van de zaak. Dat er incassohandelingen zijn verricht die meer omvatten dan dat, is onvoldoende gebleken.
de hoofdvordering tegen de Bank
4.11.
De vorderingen op de Bank houden verband met de bancaire zorgplicht. Op banken rust een bijzondere zorgplicht vanwege hun maatschappelijke functie en omdat zij bij uitstek beschikken over deskundigheid die anderen missen. Hoever die zorgplicht in een specifieke situatie reikt, is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. In dit geval gaat het om de rol van de Bank als betaaldienstverlener, waarbij de Bank erop toeziet dat er op de bij haar aangehouden bankrekeningen geen activiteiten plaatsvinden die een financieel gevaar vormen voor rekeninghouders (zoals [gedaagde 2] ) of derden (zoals Zhung Kong). Als de Bank op de hoogte raakt van onregelmatigheden, zal zij tot actie moeten overgaan. Dit wordt het subjectief gevaarsbewustzijn genoemd, wat wil zeggen dat het enkel ‘behoren te weten’ niet genoeg is om in te moeten grijpen. [5] Voorbeelden zijn de in rechtspraak bekende gevallen van (Ponzi-)zwendel of andere vormen van grove fraude of oplichting. [6]
4.12.
De verwijten van Zhung Kong aan de Bank zijn als volgt te onderscheiden. (i) De betaalopdracht van 25 augustus 2022 van Zhung Kong aan MCB kwam bij de Bank binnen als opdracht om $ 30.000 bij te schrijven op de 741-rekening ten name van ‘Food Brokers’, terwijl deze bankrekening niet op die naam stond maar van [gedaagde 2] was. De Bank heeft volgens vaste jurisprudentie dan wel geen naam-rekeningnummer controleplicht, maar was vanaf de melding van Food Brokers op 27 juli 2022 op de hoogte van de oplichtingspraktijken die met een onjuist gebruik van de naam Food Brokers plaatsvonden. Dus had de Bank de fraude bij de opdracht van Zhung Kong vroegtijdig kunnen signaleren en kunnen voorkomen. Door dat na te laten heeft de Bank haar zorgplicht tegenover Zhung Kong als derde geschonden. (ii) Ook na de oplichting had de Bank proactiever moeten handelen. De Bank heeft pas op 7 april 2023 de persoonsgegevens van [gedaagde 2] verstrekt. De adresgegevens waren aantoonbaar onjuist, want [gedaagde 2] verbleef elders. Vanwege de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) kon Zhung Kong niet zelf achterhalen wat [gedaagde 2] ’s woonadres was om schade bij [gedaagde 2] te kunnen verhalen. De Bank had in reactie op het bericht van Food Brokers op 3 september 2022 over de oplichting uit eigen beweging de juiste adresgegevens van [gedaagde 2] moeten meesturen. Om daartoe in staat te zijn, had de Bank bij het aangaan van de bankrekening moeten zorgen dat [gedaagde 2] ’s persoonsgegevens accuraat waren. De Bank heeft achteraf bezien onvoldoende klantonderzoek verricht, terwijl een deugdelijke klantidentificatie wettelijk verplicht is. Pas met het inschakelen van een deurwaarder kon Zhung Kong het werkelijke woonadres van [gedaagde 2] achterhalen.
4.13.
De Bank heeft haar aansprakelijkheid als volgt betwist. (i) Na de melding van oplichting onder de naam Food Brokers op de 862-rekening heeft de Bank maatregelen genomen en oplichtingsslachtoffers voorkomen. Dat er vervolgens ook via een andere rekening, de 741-rekening, werd opgelicht, kon de Bank niet weten. De Bank doet bij binnenkomende transacties geen IBAN-naamcheck en hoeft dat ook niet te doen, zoals ook de rechtbank in Den Haag recent overwoog. [7] De Bank controleert alleen of het IBAN-nummer een bestaande rekening is, zodat het bedrag daarop kan worden gecrediteerd zoals geregeld in artikel 7:542 lid 1 BW. Dat was het geval. (ii) De Bank heeft ook in het na-traject juist gehandeld. De Bank heeft op het bericht van Food Brokers van 3 september 2022 en het bericht van Zhung Kong van 30 maart 2023 gerespondeerd ter beantwoording van hun vragen en toen dat werd verzocht de persoonsgegevens verstrekt die [gedaagde 2] zelf had opgegeven. De Bank is niet gehouden om bij het aangaan van een bankrekening de opgegeven adresgegevens te toetsen aan het Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP), zoals op zitting door [gedaagde 2] is gesuggereerd. De Bank heeft [gedaagde 2] bij het aangaan van de bankrekening geïdentificeerd en geverifieerd in overeenstemming met de artikelen 3 lid 2 sub a en 11 lid 1 Wet ter voorkoming van witwassen en financiering van terrorisme (Wwft) en de leidraden van De Nederlandsche Bank N.V. (DNB). Daarvoor heeft de Bank gebruikgemaakt van een geldig paspoort, identiteitskaart en een verificatievideo met AI-gezichtsbiometrie tegen fotomanipulatie, waarmee was verzekerd dat het daadwerkelijk [gedaagde 2] was die de 741-rekening opende. De Bank wordt verweten dat zij is tekortgeschoten in de naleving van publiekrechtelijke normen die veelal zijn geschreven ter bescherming van (de integriteit van) het financiële stelsel als geheel. Het relativiteitsvereiste staat eraan in de weg dat Zhung Kong (en ook [gedaagde 2] ) zich op deze regelgeving beroepen.
de vorderingen tegen de Bank worden afgewezen
4.14.
Ten aanzien van verwijt (i) geldt het volgende. Met de melding van 27 juli 2022 over de oplichting onder de naam Food Brokers op de 862-rekening, wist de Bank nog niet dat eenzelfde financieel gevaar bestond ten aanzien van de 741-rekening. Het noemen van Food Brokers als begunstigde is daartoe onvoldoende, zeker nu Food Brokers geen eigen relatie van de Bank was. De Bank raakte niet eerder op de hoogte van mogelijk financieel gevaar voor de rekeninghouder of derden dan toen haar post-transactiemonitoringssysteem alerts genereerde ten aanzien van de binnenkomende betaling van $ 30.000 op 31 augustus 2023 en de uitgaande betaling van € 28.980 (54 minuten later). Zonder wetenschap van (dreigend) financieel gevaar op de 741-rekening kon niet van de Bank worden gevergd dat zij maatregelen nam toen de $ 30.000 binnenkwam, bijvoorbeeld door het saldo per direct te bevriezen. Op het moment dat de Bank met haar alerts wetenschap kreeg van verdachte omstandigheden, was de uitgaande betaling van € 28.980 al verricht. Daarbij geldt bovendien dat Food Brokers pas op 3 september 2022 bij de Bank aan de bel trok over de oplichtingspraktijken met de 741-rekening. Ook die mededeling kwam dus nadat de uitgaande betaling van € 28.980 was verricht. Aldus wist de Bank niet ‘tijdig’ (namelijk voor de uitgaande betaling) dat er financieel gevaar was of dreigde.
4.15.
De rechtbank heeft zich nog de vraag gesteld in hoeverre het in de rede zou liggen om van een bank te verwachten dat zij, na een melding zoals die van Food Brokers op 27 juli 2022 (specifiek ten aanzien van de 862-rekening), een bescherming in haar systemen inbouwt door
allebinnenkomende betalingen gericht aan Food Brokers (lees: de bedrijfsnaam die geassocieerd is geweest met oplichting) vast te houden. Dat is wat Zhung Kong namelijk in feite van de Bank verlangt.
4.16.
De Bank heeft ter zitting in reactie op vragen van de rechtbank uitgelegd dat dit ondoenlijk en veel te ingrijpend is. Iedereen zou een dergelijk bericht kunnen sturen en bovendien zou de Bank door haar rekeninghouders worden aangesproken dat binnenkomende betalingen steeds worden vastgehouden. Verder had Food Brokers, nadat zij op 27 juli 2022 op de hoogte raakte van het onjuiste gebruik van haar naam ook haar handelsrelaties kunnen waarschuwen alert te zijn op fraudemails met gebruik van onjuiste bankrekeningnummers. Daar heeft zij blijkbaar niet voor gekozen, aldus de Bank.
4.17.
De rechtbank voegt daar nog het volgende aan toe. Artikel 7:542 BW is een implementatie van de Europese richtlijn PSD2 [8] (zie in het bijzonder artikel 88 en overweging 85). De (Europese) wetgever heeft het tijdig uitvoeren van de transactie zonder ingrijpen
voorbijschrijving vooropgesteld en geregeld dat de betaaldienstverlener regelingen treft om op de verkeerde plaats terechtgekomen of verkeerd toegewezen geldmiddelen
nabijschrijving terug te roepen. Een vlot betalingsverkeer is daarmee belangrijk geacht waardoor artikel 7:542 lid 1 BW banken verplicht het geld bij te schrijven op het opgegeven rekeningnummer, ongeacht de tenaamstelling.
4.18.
Het vorenstaande betekent dat van de Bank niet verwacht kon worden dat zij na de melding van 27 juli 2022 extra gegevens in haar systeem zou opnemen om de oplichting met de 741-rekening te voorkomen.
4.19.
Ten aanzien van verwijt (ii) geldt het volgende. Artikel 7:542 lid 3 BW geeft de Bank de verplichting om zich na een betaalfout in te spannen om de geldmiddelen terug te krijgen en indien dat niet kan, om aan de betaler op diens schriftelijke verzoek de informatie te verstrekken die de betaler nodig heeft om zelf een rechtsvordering in te stellen tegen de (onterechte) ontvanger van het geld. De Bank heeft in dit geval aan deze verplichting voldaan. Zodra Zhung Kong daarom verzocht, heeft de Bank voldoende informatie gegeven om [gedaagde 2] in rechte te betrekken, zoals in onderhavige procedure is gebeurd. Dat de adresgegevens niet bleken te kloppen neemt niet weg dat Zhung Kong genoeg informatie had om [gedaagde 2] in rechte te betrekken. Dat de Bank gehouden was een BRP-check te doen bij het openen van de rekening heeft de Bank betwist en is nadien niet meer door Zhung Kong besproken zodat deze suggestie van [gedaagde 2] wordt gepasseerd. Verder heeft de Bank toegelicht op welke wijze zij de identiteitscontrole van [gedaagde 2] heeft verricht bij het openen van de rekening wat zonder onderbouwde betwisting, die ontbreekt, als voldoende zorgvuldig wordt aangemerkt.
4.20.
Al met al is de Bank dus niet aansprakelijk voor schade van Zhung Kong, voor zover zij al schade heeft doordat de vordering op [gedaagde 2] onverhaalbaar zou blijken. Bij deze stand van zaken kunnen de betwisting van het causaal verband en het beroep op eigen schuld van de Bank onbesproken blijven.
proceskosten
4.21.
In de procedure tussen Zhung Kong en [gedaagde 2] zal [gedaagde 2] als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Zhung Kong vordert een vergoeding van de daadwerkelijke proceskosten in plaats van het liquidatietarief, zonder daarvoor een grond op te voeren, laat staan te onderbouwen. Uitgangspunt is het liquidatietarief en slechts in uitzonderingsgevallen, zoals bij misbruik van procesrecht, kan aanleiding bestaan om daarvan af te wijken. De rechtbank begroot de proceskosten van Zhung Kong dan ook aan de hand van het liquidatietarief tot op heden op:
- explootkosten € 129,14
- griffierecht € 2.837
- salaris advocaat € 1.572 (2,0 punten x tarief € 786)
- nakosten
€ 178(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 4.711,14
4.22.
In de procedure tussen Zhung Kong en de Bank zal Zhung Kong als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van de Bank tot op heden begroot op:
- griffierecht € 2.837
- salaris advocaat € 1.572 (2,0 punten x tarief € 786)
- nakosten
€ 178(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 4.587
4.23.
De door de Bank gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals onder de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde 2] tot betaling van € 28.997 aan Zhung Kong, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 22 juni 2023,
5.2.
veroordeelt [gedaagde 2] in de proceskosten van Zhung Kong ad € 4.711,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde 2] € 92 extra betalen plus de kosten van betekening,
5.3.
veroordeelt Zhung Kong in de proceskosten van de Bank ad € 4.587, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Zhung Kong niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet Zhung Kong € 92 extra betalen plus de kosten van betekening,
5.4.
veroordeelt Zhung Kong in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten van de Bank als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
5.5.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.L.S. Kalff, rechter, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024.

Voetnoten

1.Hoge Raad 2 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1063
2.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken,
3.Hoge Raad 11 juli 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD0663
4.Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (Rome II),
5.Hoge Raad 27 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3399 (
6.Zie ook gerechtshof Amsterdam 14 mei 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1611 (
7.Rechtbank Den Haag 29 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20855
8.Richtlijn (EU) 2015/2366,