ECLI:NL:RBAMS:2024:1248

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
13/331595-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Roemenië

Op 7 maart 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Roemenië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd op 6 november 2023 door de Judecatoria Cluj-Napoca, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1987, die gedetineerd was in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

Tijdens de zitting op 1 februari 2024 heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd en op 15 februari 2024 is het onderzoek heropend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig was bij de processen die hebben geleid tot de veroordelingen in Roemenië. De opgeëiste persoon was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een gevangenisstraf van in totaal één jaar en tien maanden voor verkeersdelicten.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon na overlevering. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. Daarom heeft de rechtbank de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/331595-23
Datum uitspraak: 7 maart 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 18 december 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 november 2023 door
Judecatoria Cluj-Napoca(Roemenië, hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting op 1 februari 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 1 februari 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat in Haarlem, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tussenuitspraak op 15 februari 2024
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 15 februari 2024 het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie nadere informatie op te laten vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit met het oog op de toetsing aan artikel 12 OLW.
Zitting op 22 februari 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 22 februari 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Roemeense taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Uit de door de uitvaardigende justitiële autoriteit in het EAB en aanvullende brieven verstrekte informatie blijkt het volgende.
De opgeëiste persoon is bij vonnis van 25 november 2022 van
the Cluj-Napoca Court of First Instance(dossiernummer: 13737/211/2022) veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar met een proeftijd. Bij vonnis van 23 februari 2023 van the Cluj-Napoca Court of First Instance (dossiernummer: 196/23) is de opgeëiste persoon veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar en zes maanden voor een verkeersdelict, begaan op 30 december 2022. Tegen dit vonnis is beroep ingesteld.
The Cluj Appellate Courtheeft bij arrest van 27 oktober 2023 (dossiernummer: 102/211/2023) op dit beroep beslist. Bij dit arrest is de in de eerste aanleg opgelegde straf gehandhaafd én is de tenuitvoerlegging van de hiervoor genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar bevolen vanwege het plegen van het nieuwe strafbare feit op 30 december 2022, dus gedurende de proeftijd. Dit betrof het strafbare feit waarvoor de opgeëiste persoon bij het vonnis van 23 februari 2023 in eerste aanleg is veroordeeld. Bij het arrest van 27 oktober 2023 is vervolgens de straf waarvan de tenuitvoerlegging is bevolen (één jaar), samengevoegd met de vrijheidsstraf van één jaar en zes maanden tot een vrijheidsstraf van één jaar en tien maanden.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en tien maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf zal volgens het EAB
de periode die de opgeëiste persoon in voorarrest heeft doorgebracht in de periode van
30 december 2022 tot 23 februari 2023 worden afgetrokken.
Het arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Uit de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte informatie blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de processen die hebben geleid tot de hiervoor genoemde vonnissen van 25 november 2022 en 23 februari 2023 en het hiervoor genoemde arrest van
27 oktober 2023. Reeds hierom is van weigering van de overlevering op grond van artikel 12 van de OLW geen sprake.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
-
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
-
diefstal.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat uit de algemene detentieomstandigheden in Roemenië een reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest) voortvloeit voor personen die in een Roemeense penitentiaire instelling worden gedetineerd, met name vanwege de overbevolking in de penitentiaire instellingen. [4]
In de brief van 12 januari 2024 van/namens
the Chief of Penitentiary Policestaat het volgende vermeld:
“We, hereby communicate you, in consideration of your communication drawn
up based on file reference number 102/211/2023 of 09th of January 2024 in relation
to The Netherlands authorities’ request referring to prison conditions from which
[opgeëiste persoon] (born on [geboortedag] 1987, with permanent residence in [plaats]
, sentenced to a penalty of 1 year and 10 months of prison) shall benefit from,
if he is to be transferred to Romanian authorities, the following:
If the liberty deprived person shall be transferred to Romanian Authorities on
Henri Coanda Airport of Bucharest, he shall be initially sent to Bucharest-Rahova
Penitentiary for 21-day quarantine, in a room ensuring a space of minimum 3 square
metres.
(…)
Considering the time of the penalty, he most probably shall serve custodial
penalty according to the semi open regime. At the same time, considering his
permanent residence, he most probably would serve the penalty in Penitenciarul Baia
Mare (Baia Mare Penitentiari).
(…)
Considering the perspective of implementing the measures comprised in the “Action Plan for 2020-2025 drafted as to execute the pilot — decision Rezmives and others versus Romania, as well as the decisions delivered in cases Bragadireanu versus Romania”, as well as the number of inmates under National Administration of Penitentiaries’ custody, following the criminal policies adopted by the Romanian State, the National Administration of Penitentiaries guarantees to ensure a minimum individual space of 3 square metres during all the time of penalty serving, including the bed and the corresponding furniture, without the space intended as restroom.”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door de garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor overlevering.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 310 van het Wetboek van Strafrecht, 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5, en 7 van de OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Judecatoria Cluj-Napoca(Roemenië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 7 maart 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam, 2 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2629 en rechtbank Amsterdam, 27 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:463.
5.HvJ EU, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.